1 In organisatiekunde wordt vaak vanuit effectiviteit en efficiëntie gestuurd. Maar wat betekenen
deze woorden? Leg in eigen woorden uit en geef van beide een voorbeeld. (max 5 punten)
Effectiviteit gaat over het bereiken van (eind)doelen (max 2,5 pt), efficiëntie heeft betrekking op het
voorkomen van verspilling/zo min mogelijk kosten, etc. (max 2,5 pt)
2 Het managementmodel van McKinsey kent 7 S-en. Noem deze S-en en geef van ieder een
voorbeeld. (max 4 punten)
Strategy – bv waardedisciplines van T&W, Structure – bv een F/P/M/G indeling, Systems – bv Iso,
Staff – bv HRM, Style – bv democratisch leiderschap , Shared Values – bv taakcultuur, Skills – bv
USP (of de Nederlandse vertaling van de S-en). (max 0,5 per juiste S. Alles goed bonus +0,5=4 pt)
3 Met de 7 S-en, zoals bedoeld in vraag 2, staat onlosmakelijk de 8e S. Wat wordt hiermee
bedoeld? Leg in eigen woorden uit. (max 9 punten)
Surroundings (of samenleving) wordt ook wel de 8e S genoemd. Het gaat iig om de (externe)
omgeving van de organisatie. Die omgeving is te verdelen in een macro (DESTEP =
omgevingsfactoren, overkomt je, heb je verder geen directe invloed op) en een meso (partijen,
daarmee sta je in verbinding).
Max 3 punten voor beschrijving én uitleg macro. Max 3 punten voor beschrijving én uitleg meso.
4 Organisaties groeien en ontwikkelen. Greiner heeft zijn visie beschreven in een groei- en
crisismodel. Geef in eigen woorden een beschrijving van de 1 e fase. (max 6 punten)
De 1e fase is er groei door creativiteit (max 1 pt). Sprake van een jonge organisatie, pioniersfase (max
1 pt). De ‘starter’ doet veel zelf. Doordat hij zich laat ondersteunen door een (kleine groep)
medewerkers en weinig delegeert, wordt hij de bottleneck en is er sprake van een leiderschapscrisis.
(max 4 pt)
5 Porter ontwikkelde het “Vijfkrachtenmodel”. Leg in eigen woorden uit wat dit is en geef voor
iedere kracht een voorbeeld voor een lokale bakker. (max 10 punten)
Een model wat je kunt gebruiken om de MESO omgeving in kaart te brengen, bv om (nieuwe) doelen
vast te stellen (max 2,5 pt). De 5 krachten zijn macht van afnemers (bezoekers van de winkel), macht
van leveranciers (groothandel meel), dreiging van substituten (broodbakmachines, andere voeding),
dreiging van nieuwe toetreders (Domino’s gaat ook brood bezorgen), concurrentie in de markt (zijn er
andere bakkers, hoe beconcurreren zij elkaar?, invloed van supermarkten). Max 0,5 per juiste kracht,
max 1 pt per juist voorbeeld.
6 Treacy en Wiersema beschreven waardedisciplines. Beschrijf dit theoretische model en geef
aan waarvoor dit model te gebruiken is? (max 9 punten)
Zij noemen er 3: a Product Innovation, b Customer Intimacy en c Operational Excellence. (max 3 pt)
A grensverleggende nieuwe producten, innovaties, B klantpartnerschap, duurzame klantrelaties,
klant- ipv markt-gedreven. C goede kwaliteit met lage prijs voor een breed publiek. (max 3 pt)
T&W dat je voor 1 waarde nadrukkelijk kiest in je strategie, maar de andere 2 niet mag
veronachtzamen. (max 3 pt)
7 Wat wordt verstaan onder “taakverrijking” en leg uit waarom een manager dit zou toepassen?
(max 3 punten)
De medewerker krijgt naast zijn uitvoerende taak óók een organiserende taak (bv bepaalde
verantwoordelijkheden), max 2 pt. Dit zou je kunnen toepassen om eentonig of te simpel werk te
verminderen, max 1 pt.
8 Mintzberg heeft organisatiestructuren beschreven. Eén configuratie is een
“machinebureaucratie”. Welk organisatie onderdeel is hierbij dominant en welk
coördinatiemechanisme wordt hierin toegepast? (max 4 punten)