Dit is een samenvatting van alle stof voor het vak neuropsychologische diagnostiek. Dit houdt in de hoofdstukken uit het boek 'neuropsychologische diagnostiek' en de hoofdstukken uit het vak 'neuroklinische psychologie'. Ten slotte bevat het de samenvatting van de opgegeven artikelen.
Er zijn twee typen vraagstelling:
1. Diagnostische vraagstelling: differentiële diagnostiek (bijv dementie en depressie)
2. Beschrijvende vraagstelling: vraagt naar gedragsbeschrijving
Volgens de Bruyn zijn er negen typen vraagstellingen die ieder zouden moeten leiden tot een andere
onderzoek typen. Elke combinatie van typen vraagstellingen en onderzoek types kan voorkomen,
maar de combinaties zijn niet onafhankelijk van elkaar of willekeurig in volgorde.
Hypothese vorming > vanaf moment van binnenkomst begint diagnosticus met formuleren van
hypothesis, ze zullen van meer algemeen naar specifiek gaan
Tijdens anamnese worden deze ook getoetst en eventueel aangepast. Hier start het
interpretatieproces
De diagnostische cyclus:
De diagnostische cyclus beschrijft hoe deze sequentie van stappen doorlopen wordt en dat bij elke
stap de hypothese van de diagnosticus aan de bevindingen worden getoetst. Tijdens alle stappen van
de diagnostische cyclus kunnen er nieuwe hypothesen gevormd worden, en bestaande hypothesen
kunnen bevestigd of verworpen worden.
* klachtanalyse
* probleemanalyse
* diagnosestelling
* indicatiestelling.
Syndromen = clusters van symptomen die vaak samen voorkomen en daardoor waarschijnlijk
eenzelfde onderliggende pathofysiologie hebben
Kijk uit voor het halo-effect > clinicus klachten/symptomen veronderstelt die er in
werkelijkheid niet zijn doordat hij zichzelf onbewust op verkeerd been zet
Hypothesetoetsende proces onderscheid maken tussen:
* symptomen of testresultaten die gebruikt kunnen worden voor aannemen van hypothese
* symptomen en testresultaten voor het verwerpen van de hypothese.
* onderscheid maken tussen de consistentie en de differentiële waarde van een bevinding.
Als je een uitspraak wil doen over een diagnose moet er rekening gehouden worden met de base
rate > a-priorkans van een bepaalde diagnose > foutenmarge
,Bij neuropsychologisch onderzoek geen uitspraak doen over oorzaak cognitieve disfuncties, je kan
wel een niet-neurologische verklaring geven voor testresultaten
Doel onderzoek en kenmerken patiënt zijn bepalend voor de keuze van de test. Bij voorkeur wordt er
gekozen voor tests die kwalitatief goed zijn.
Testresultaten kunnen door meerdere dingen beïnvloed worden dus handig om meerdere
tests af te nemen.
Toetsen van hypotheses wordt gedaan met:
* Anamnese
* Gedragsobservaties
* Bestaande onderzoeksinstrumenten
Keuze van de test
Dit hangt af van doel van het onderzoek & kenmerken van patiënt
Kwaliteitscriteria:
* validiteit > meten waarvoor test ontwikkeld is (constructvaliditeit)
* betrouwbaarheid > kleine meetfout & hoge test-hertestbetrouwbaarheid
* normering > voldoende aantal proefpersonen
* relevant zijn: moet gedragskenmerken meten die van belang zijn voor het
beantwoorden van vraagstelling
Gegevens over validiteit, betrouwbaarheid en normering zijn te vinden in NIP – COTAN
AST schrijft vervolgens over test die niet beoordeeld zijn of met onvoldoende op onderdeel
dat over deze tests genoeg argumenten gegeven moeten kunnen worden waarom hij wel
gebruikt zou moeten worden
Problemen van herhaald test > voorspellen wat te antwoorden
Er zijn van veel test maar weinig test-hertestgegevens bekend, hierdoor kan er geen
uitspraak worden gedaan over beloop of herstel van bepaalde cognitieve functies
Verbetering testresultaten kan gevolg zijn van oefeneffect > parallelversie kan helpen
Maar patiënten kunnen testwise worden en zal dus niet volledig werken
Opbouw neuropsychologische test
1. Lengte van de test
Zuinigheidsprincipe = onderzoek moet niet meer tests bevatten dan nodig zijn om de
vraagstelling te beantwoorden en de onderzoekshypothesen te kunnen toetsen
Niet per definitie beter, vooral als ook kosten worden meegerekend
Screening > beknopt neuropsychologisch onderzoek bestaande uit meerdere test
2. Vast of individueel
Cognitive-metric approach vs. flexible approach
Volgens Brauer is flexibel maar aard stoornis, vast op detecteren stoornis
In praktijk vaak gebruik gemaakt van combinatie hiervan, Bauer (2000) onderscheidt
hier 3 soorten in:
* Screening
* Populatiespecifieke batterij – toepassing bij bepaalde aandoening
* Domeinspecifieke batterij – uitgebreid kaart brengen 1 cognitieve functie
Voor en nadelen opzoeken
, 3. Gedragsneurologische proeven, vooraf test om in paar vragen vast te stellen welke functies
verstoord zijn (bijv zicht van patiënt niet verstoord)
Valkuil is dat het te snel als intact of niet wordt beoordeeld
Afname neuropsychologische test
1. Volgorde van tests: tests onderling niet met elkaar interfereren. Oefeneffecten en effecten
van vermoeidheid kunnen testprestaties beïnvloeden. Tests die bepaalde functies meten
worden daarom bij voorkeur gespreid over het onderzoek.
2. Standaardisatie
3. Testing the limits: gestructureerde observatie
4. Afbreken neuropsychologische tests
5. Testbaarheid van patiënt > stoornis arousalsysteem is moeilijk/onmogelijk om tests af nemen
Diagnostiek via de computer
Hiervan is een voorbeeld ‘het Vienna Test System’. In dit soort computer tests kan de gebruiker een
aantal neuropsychologische tests selecteren die moeten worden afgenomen bij patiënt.
Nadelen hiervan
* beschikt enkel over kwantitatieve data (testgegevens) en niet over kwalitatieve
data (gedrag & achtergrond anamnese)
* meten ze hetzelfde als papier-potloodtaken
* lees rest van nadelen in JOHO
Voordelen hiervan
* standaardisatie beter gewaarborgd
* registratie respons veel betrouwbaarder
* meer variabelen kunnen meten
De nauwkeurigheid hangt af van de sensitiviteit (=kans dat je stoornis echt detecteert) en de
specifiteit (=kan dat gezond persoon score boven afkappunt heeft, hoe goed kan de test personen
zonder stoornis herkennen)
Diagnostische nauwkeurigheid wordt weergegeven in: receiver operating characteristics
Vaak als een omhoog gaat, gaat de ander omlaag
AUC > onder de grafiek van sensitiviteit (y-as) tegen specifiteit (x-as)
Prevalentie = hoe vaak aandoening voorkomt in bepaalde populatie
Om dit ook te omvangen wordt er gesproken van:
* negatief voorspellende waarde > niet afwijkend, ook niet hebben
* positief voorspellende waarde > kans dat persoon die afwijkende score heeft dit
ook heeft
Voorbeeldje:
* sensitiviteit > 80 %
* specificiteit > 90 %
* prevalentie > 5 % dementie
Omscoren positief voorspellende waarde van 30 % (dus zoveel mensen met dementie eruit halen,
dus 25 % meer eruit halen dan prevalentie) en negatief van 99 %
Twee bekendste modellen belang constructie test:
1. Klassieke testtheorie (KTT) > testscore opgebouwd uit werkelijke score en gedeelte dat als
meetfout telt, zo goed mogelijke schatting maken van werkelijke/ware score
2. Item-responstheorie (IRT) > verzameling van lineaire en non-lineaire modellen die betrekking
hebben op item-responsfunctie
Gebruik maken van responspatronen, nadruk ligt op individuele items van test en op
de relatie tussen de respons op item en te meten kenmerk
Meting van test bestaat uit twee delen
* Resultaat meetprocedure zelf
* Bijdrage van invloeden die hierbuiten liggen
Deze twee heeft beide invloed op de uitkomst van de meting
De COTAN heeft een beoordelingssysteem voor tests met volgende 7 onderdelen
1. Uitgangspunten
2. Kwaliteit testmateriaal
3. Kwaliteit handleiding
4. Normering
5. Betrouwbaarheid
6. Begripsvaliditeit
7. Criteriumvaliditeit
Tests worden op alle zeven beoordeeld op een driepuntsschaal: is test goed, voldoende of
onvoldoende
Betrouwbaarheid
Betrekking op de consistentie over en herhaalbaarheid avan diverse metingen. Bepalen door een van
de volgende methoden
* Interne-consistentiemethode
* Paralelvormmethode
* Test-hertestmethode
* Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
Validiteit
Verwijst naar mate waarin test meet wat deze beoogt te meten (begripsvalidteit) of naar het doel
waarvoor de test is ontwikkeld (criteriumvaliditeit)
Normering & testreferentie
Bij de keuze voor standaardscores zijn twee overwegingen van belang
1. Standaardschattingsfout
2. Verdelingsvorm van ruwe scores
Bepalen juistheid van meting/diagnose wordt gedaan in termen van diagnostische nauwkeurigheid.
Nauwkeurigheid > hangt voor een deel af van de sensitiviteit en specificiteit van een test
* Sensitiviteit: kans dat test bepaalde ziekte of stoornis werkelijk detecteert
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper AnneMarijeSamenvattingen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.