Psychodiagnostiek in de praktijk van de klinische ontwikkeling
Week 1 – Diagnostiek als proces
Inleiding Deel 1 (pp. 9-11) - Professionele, theoretische en methodische aspecten van
psychodiagnostiek
- Psychodiagnostiek is alle onderzoek dat verricht wordt naar het psychosociaal functioneren van
een persoon, om het te beschrijven, te begrijpen en te verklaren, en wel met het oog op het nemen
van een besluit
- De disciplines zijn psychiatrie, psychologie en pedagogiek
- de onderzoekspraktijk en de theoretische referentiekaders verschillen per discipline
- Alledaagse hulp onderscheidt zich van professionele hulpverlening op drie aspecten: (Afbeelding 1)
1. De plaats van diagnostiek binnen het hulpverleningsproces
2. Theoretische aspecten van psychodiagnostiek voor de hulpverlening
3. Methodische aspecten van psychodiagnostiek voor de hulpverlening
- Het verantwoord toetsen van hypothesen over de problematiek vindt plaats volgens de stappen
van de empirische cyclus -> de empirische cyclus is een grondfiguur voor diagnostiek
- De uitkomsten staan ten dienste van het hulpverleningsproces dat de structuur van de regulatieve
cyclus heeft -> de regulatieve cyclus is een grondfiguur voor het hulpverleningsproces
- De empirische diagnostische onderzoeken moeten goed geïntegreerd zijn in het regulatieve proces
om verantwoord te handelen
- De professionele relatie tussen de hulpvrager en hulpverlener is georganiseerd, tijdelijk en niet-
spontaan
Hoofdstuk 1 (pp. 31-38) - 3.4 Verantwoordelijkheden van de hulpverlener
3.4 Verantwoordelijkheden van de hulpverlener
- Er zijn regels die helpen om de ongelijkwaardige relatie tussen hulpvrager en hulpverlener in een
zeker evenwicht te brengen en het vertrouwen en de werkrelatie bevorderen
- vb. Informed consent, beroepsgeheim en het dossier mag niet worden ingezien
- Wet- en regelgeving en beroepsethische regels maken de hulpverleningssituatie voorspelbaar voor
de hulpvrager en bevorderen het vertrouwen en de samenwerking
- Juridische regels dienen ook als een vangnet als het onderling vertrouwen afwezig is, er grote
conflicten zijn en een redelijk gesprek amper nog mogelijk is
- ze moeten strikt nageleefd worden als iedere juridische fout die de hulpverlener maakt
onderdeel kan worden van een juridisch steekspel, wat ten koste kan gaan van het
belangen van het betrokken kind
Hulpverleningskader Juridisch kader
Goed doen Recht doen
Gezondheid bevorderen Winnen of verliezen
Autonomie, rust Schuld of onschuld
Waarden, betekenis en context Waar of onwaar
Rekening houden met Juist of onjuist
Relatie Regels en afspraken
- Op grond van de WGBO is toestemming nodig van beide gezagsdragende ouders bij de hulpvraag
van een kind jonger dan 16 jaar
1
,- Het geven van informatie aan bijvoorbeeld ouders is niet verplicht als dat het belang van het kind
kan schaden
- Bij kinderen van 12 tot 16 jaar die zichzelf aanmelden met een hulpvraag, moeten de ouders
daarvan op de hoogte worden gesteld en toestemming verlenen
- Artikel 7:450 lid 2 BW stelt dat de toestemming van het kind zelf het belangrijkst is en dat
toestemming van de ouders niet nodig is als om gegronde redenen het kind niet wil dat de
ouders op de hoogte zijn
- Jongeren boven de 16 hoeven geen toestemming van de ouders, tenzij de jongere niet
wilsonbekwaam is en de hulp niet residentieel wordt verleend
- Er zijn situaties waarin een hulpverlener op basis van "goed hulpverlenerschap" in het belang van
het kind moet handelen en noodzakelijk hulp mag verlenen, ook al gaat het in tegen de wensen van
(een van) de ouders -> dit is dan een acute situatie (vb. Mishandeling)
- Bij een eerste onderzoek wordt gekeken of hulp noodzakelijk is en dit wordt gezien als een
niet-ingrijpende handeling -> hierbij mag toestemming van de ouders worden verondersteld
- Als onduidelijk is of er een tweede gezagsdragende ouder of voogd is, kan de hulpverlener dit
controleren door het Gezagsregister van de rechtbank te raadplegen
- De inzage moet bij de griffier in het arrondissement waarin het kind geboren is worden
aangevraagd
- Gezag "van rechtswege" wordt niet in dit register vastgelegd
- Als een andere ouder met gezag volgens de aanmeldede ouder onvindbaar is, kan de aanmeldende
ouder de Gemeentelijke Basisadministratie van de laatst bekende woonplaats van de andere ouder
laten raadplegen
- Als een ouder op een verzoek tot toestemming niet reageert, wordt soms als oplossing gekozen
een (aangetekende) brief te sturen met de mededeling dat al de betrokkene geen bezwaar meldt, de
hulpverlening van start zal gaan
- Het is veiliger als de gezagsdragende ouder met behulp van een advocaat een verzoek
indient bij de kinderechter om de andere ouder te mogen passeren
- Artikel 1:253a lid 1 BW stelt dat een gezagsdragende ouder aan de kinderrechter
om een uitspraak voor vervangende toestemmen van de andere ouder kan
verzoeken als er sprake is van een conflict tussen ouders
- De hulpverlener dient vanuit “goed hulpverlenerschap” ieders belang in het oog te houden, maar
vooral dat van het kind
- Ouders moeten in alle gevallen op de hoogte worden gebracht van elk onderzoek dat gaat
plaatsvinden en van de redenen voor dit onderzoek -> dit geldt dus ook voor instellingen
- De beste gedragsregel is: Toestemming vragen voor elk afzonderlijk onderzoek
- Voor elk onderzoek een informed consent, de toestemming schriftelijk vastleggen en
toevoegen aan het dossier
- De gezagsdragende ouder met wie de hulpverlener in gesprek is, wordt gevraagd te tekenen voor
de verantwoordelijkheid om de (ex-)partner te informeren
- Zie Afbeelding 2 “Toestemmingsrechten van het kind en van de betrokken opvoeders”
- Leden van een multidisciplinair team hebben geen toestemming nodig van de hulpvrager om
elkaars verslagen te mogen inzien
- De afzonderlijke verslagen worden in één dossier gebundeld, dat toegankelijk is voor artsen,
gedragswetenschappers, leerkrachten, paramedici, therapeuten en pedagogisch medewerkers
- Er is een uitzondering voor het medisch dossier -> de arts beslist wat gedeeld wordt
2
,- De hulpverlener moet zich op de hoogte kunnen stellen van eerder verricht diagnostisch onderzoek
of eerder verleende hulp -> de ouders hoeven zo niet steeds opnieuw het verhaal te vertellen
- van beide ouders en (vanaf 12 jaar) van het kind is schriftelijke toestemming vereist
- Als de hulpverlener met andere hulpverleners in contact wil komen, is ook toestemming van de
ouders vereist -> dit kan leiden tot een “conflict van plichten” als de hulpverlener zorgen heeft over
de veilige en gezonde ontwikkeling van het kind en de ouders geen toestemming geven
- Artikel 53 van de Wet op de jeugdzorg biedt de ruimte het beroepsgeheim te doorbreken,
waardoor de hulpverlener het volgende kan doen zonder toestemming van de ouders:
- Verwijsindex risicojongeren: een “ketenregistratiesysteem” zoals de verwijsindex
risicojongeren geeft hulpverleners toegang tot een computersysteem waarin zij een
vermoeden kunnen melden dat de gezonde en veilige ontwikkeling van het kind
worden bedreigd
- dit systeem vermeldt ook wie de zorgcoördinator is van het gezin
- Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling: er moet worden overlegd met
gespecialiseerde hulpverleners en de privacy van de betrokkenen kan gewaarborgd
blijven tot er besloten wordt tot een melding bij AMK of SHG
- melder zelf kan anoniem blijven voor het gezin maar niet voor de instantie
- Vertrouwenscentrum kindermishandeling: het Vertrouwenscentrum
kindermishandeling (VK) biedt in iedere regio in Vlaanderen de mogelijkheid om
vertrouwelijk een consult aan te bieden en te kijken hoe het Stappenplan
kindermishandeling kan worden uitgevoerd
3.5 Morele dilemma’s
- Waarden en normen spelen bij keuzes waarbij alle mogelijke gedragslijnen serieuze voor- en
nadelen hebben, een grote rol
- Als de hulpverlener geconfronteerd wordt met botsende waarden en normen waar geen wet of
protocol een oplossing voor kan geven, moet hij varen op de meer algemene principes van zijn
beroepsethiek en zijn morele kompas
Hoofdstuk 2 (pp. 51-71 en 85-104) – Theoretische aspecten van diagnostiek
2 Het gebruik van theorie in het onderzoeksproces
2.1 Noodzakelijke kennis bij het toetsen van hypothesen
- Psychodiagnostisch onderzoek kan het best worden beschreven als met de basisfiguur van
wetenschappelijk onderzoek -> de empirische cyclus
- Psychodiagnostiek richt zich op een individueel geval en wetenschappelijk onderzoek op het
vaststellen van algemene wetmatigheden
- Bij psychodiagnostiek gaat het om op een betrouwbare, valide en controleerbare manier vast te
stellen wat bij deze unieke hulpvrager aan de orde is, zodat de hulpverlener op goede gronden kan
bepalen wat de volgende stap is
- Psychodiagnostiek begint meteen eerste waarneming door de diagnosticus
- Vervolgens komt de theoretische kennis naar voren
- de theorieën werpen licht op de gepresenteerde problemen en daardoor zegt men dat ze
een zoeklichtfunctie hebben (ook wel “heuristische functie”), die de diagnosticus leidt tot
het formuleren van hypothesen over wat er aan de hand kan zijn
- Inductie is de stap van waarneming naar de hypothese -> vanuit losse waarnemingen wordt een
meer algemene samenhangede interpretatie geformuleerd
- hierbij is ook logica belangrijk
3
, - Bij deductie wordt vanuit de hypothesen afgeleid wat
we in de werkelijkheid willen waarnemen om voor de
ene of andere interpretatie te kiezen
- er wordt een onderzoekshypothese opgesteld
en er vindt operationalisatie plaats
- Bij de toetsing wordt bij het onderzoek zelf nieuwe
waarnemingen gedaan die in een inductief proces
teruggekoppeld worden naar de hypothesen
- Uiteindelijk wordt gekeken of de hypothese wel of
niet verworpen wordt -> dit is een getoetste theorie
van wat er met het kond aan de hand is
- De transparantie van dit proces is van belang
-> de kracht van de empirische cyclus is dat de
conclusie te controleren is en eventueel is te weerleggen door een betere
2.2 Hypothesen toetsen in multidisciplinair onderzoek
- Regelmatig doen zich vragen voor die de inzet van meerdere disciplines vereisen
- Elke discipline gebruikt haar eigen theoretische referentiekaders en hanteert de daarbinnen
ontwikkelde criteria voor wat (ab)normaal is en gebruikt daarvoor eigen onderzoekstechnieken
- coördinatie is hierbij van groot belang
- Multidisciplinair werk stelt eisen aan de samenwerkingsvaardigheden van de teamleden
- Het vraagt kennis van de theoretische referentiekaders van andere disciplines
- Er moet een overkoepelend theoretisch kader zijn, waarbinnen de bijdragen van de
deelnemers geplaatst kunnen worden
- Er moet een gedeelde visie zijn op het methodische proces
3 Het gebruik van theorie in de regulatieve cyclus
- De regulatieve cyclus is een proces om diagnostiek en hulpverlening te structureren
- Fase 1: probleemherkenning -> het komt aan op een brede oriëntatie op de situatie zonder
verloren te raken in een veelheid van mogelijkheden
- Er worden hypotheses gemaakt en theorieën helpen de blik te richten op relevante
zaken en voorkomen dat we zomaar tests en vragenlijsten afnemen
- Een streven is dat er aandacht gegeven wordt aan bedreigende en beschermende
factoren op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied -> deze brede manier van kijken
heet biopsychosociale model
- Fase 2: probleemdefinitie -> er wordt inzicht gegeven in de samenhang van de situatie en
er worden doelen voor de interventie vastgesteld
- Fase 3: het bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden -> dit helpt oplossingen af
te wegen en voorspellingen te doen over de verwachten effectiviteit van een ingreep
- Fase 4: maken van een plan -> er worden concrete doelen vastgesteld die uit de theorie
volgen, maar er wordt ook rekening gehouden met de wensen van de hulpverlener
- Fase 5: uitvoering -> er moet worden nagegaan of de behandeling uitgevoerd zoals
bedoeld en of hij de beoogde effecten heeft
- Fase 6: evaluatie -> er worden verklaringen geformuleerd voor het welslagen van de
behandeling of juist nieuwe wegen gezocht als de behandeling niet aanslaat
3.1 Uiteenlopende niveaus, functies en kwaliteit van theorievorming
- Theorieën zijn uitspraken over een bepaald omschreven gebied van de werkelijkheid die een
logisch samenhangend systeem vormen, waaruit toetsbare hypothesen zijn af te leiden
4