H1
Kurt Lewin
founder of modern social psychology
- emphasized importance of situational factors
- showed that social psychologist could use experiments
- “the behavior or people, like the behavior of objects, is always a function of the field forces in which they find
themselves”
Stanley Milgram
- The Milgram Experiment
- demonstration of the power of the situation
- situation was extraordinarily effective in getting participants to do something that would normally fill them with
horror
Experiment Darley & Batson: Samaritaan
- power of the situation
- theologie studenten hielpen alleen een man in nood wanneer zij geen haast hadden
Bystander-effect
hoe meer mensen aanwezig bij een noodsituatie, hoe kleiner de kans dat er daadwerkelijk geholpen wordt
Fundamentele attributiefout
neiging om gedrag toe te schrijven aan de persoon (dispositionele factoren), en niet aan de situationele factoren
- Proces van 3 stappen:
1. nemen gedrag waar
- hij helpt niet
- gaat automatisch
2. karakteriseren van het gedrag
- asociaal
- gaat automatisch
3. corrigeren voor de situatie
- hij had haast omdat hij per se ergens op tijd moest zijn
- bewust proces
Dispositionele factor
internal factors, such as beliefs, values, personality traits and abilities, that guide a person’s behavior
Dual-process modellen
- systeem 1 = automatisch, onbewust, snel, associatief, intentioneel, effortless
- systeem 2 = reflectief, bewust, langzaam, intentioneel, controle, effort (energie)
- afhankelijk van motivatie en capaciteit
Waarom kies je voor [...]? → feitelijk weten we dat (meestal/vaak) helemaal niet:
- post-hoc redeneren = keuze gebaseerd op een scala aan factoren → vervolgens rechtvaardigen we keuze voor
onszelf door te verbaliseren en redenen te genereren voor de keuze
- geeft gevoel van controle en consistentie
Waarom hebben we zo weinig inzicht in onze keuzes? → dual processes: grotendeels systeem 1, maar nadruk op
systeem 1
- beide processen staan altijd ‘aan’: kunt niet met zekerheid zeggen op welk proces keuze is gebaseerd
Kracht van onbewuste processen
1. Channel factoren = kleine situationele veranderingen die gedrag sturen (soms met grote gevolgen)
- nudging = methode om met 'een klein duwtje in de rug' bepaald gedrag te bevorderen
- If it is easier for people to perform a certain task or behavior, the behavior is more likely to occur
2. Schema's = georganiseerde set kennis over een stimulus in lange-termijn geheugen
- kennis omvat kenmerken stimulus, verbanden tussen kenmerken en specifieke voorbeelden
, - mentale structuur die helpt om kennis over de wereld te organiseren
- schema’s over groepen van mensen, persoonskenmerken, situaties, onszelf …
- beïnvloeden gevoel, denken, gedrag vaak (meestal) onbewust → heel functioneel, maar met zowel
positieve en negatieve uitkomsten
- stereotypes
3. Priming = automatische en onbewuste invloed van een stimulus op ons gedrag
- stimulus activeert bepaalde concepten in ons hoofd en op basis hiervan gaan we ons gedragen in lijn met
het geactiveerde concept
Nudging vs. priming
- nudging: verandert iets in de situatie → bewuste manier voor beleidsmakers die gedrag willen beïnvloeden
- als mensen bewust zijn van een nudge, werkt het vaak niet meer
- priming: psychologisch proces waarbij stimulus in omgeving bepaalde kennis en concepten activeert
- hangt samen met schema’s
Gestalt psychology
approach that stresses the fact that people perceive objects not by means of some automatic registering device but by
active, usually unconscious interpretation of what the object represents as a whole
Construal
one’s interpretation of or inference about the stimuli or situations that one confronts
Natural selection
an evolutionary process that molds animals and plants so that traits that enhance the probability of survival and
reproduction are passed on to subsequent generations
Parental investment
evolutionary principle that costs and benefits are associated with the reproduction and the nurturing of offspring
- because these costs and benefits are different for males and females, one gender will normally value and invest
more in each child than will the other
Naturalistic fallacy
elk sociaal gedrag herleiden tot evolutionaire oorsprong (alsof hoe mensen zich zouden moeten gedragen ook de manier
is hoe mensen zich van nature geneigd zijn te gedragen)
Algemene conclusie
- rol van situatie en onbewuste processen in alledaags (sociaal) gedrag
- functioneel: onbewuste processen zijn vele malen sneller → stellen ons in staat effectief te reageren op onze
omgeving
- belang van wetenschappelijk onderzoek in het vinden van de échte oorzaken van gedrag (bijv. interventies)
- vrije wil?
H2
Hindsight bias
people’s tendency to be overconfident about whether they could have predicted a given outcome
Measurement validity
correlation between a measure and some outcome the measure is supposed to predict
Replication
reproduction of research results by the original investigator or by someone else
H3
Paradox van het zelf
- het zelf bestaat niet!
- het zelf is niet van jezelf! → groot die van wie je bent, is bepaald door je omgeving
, Zelf als basaal fenomeen
- fundamenteel onderscheid tussen jezelf en buitenwereld / anderen
- culturele verschillen in interpersoonlijke afstand: waar de grens ligt is fysiek en sociaal bepaald
- ervaart de wereld van binnen en buiten → je ziet dat je pen vast hebt (buiten) en voelt het ook (binnen)
Twee vormen van zelfbewustzijn
1. Subjectief zelfbewustzijn
- onbereflecteerd
- meer gevoelsmatig
- basis van normale activiteit
- gemeenschappelijk met andere dieren
2. Objectief zelfbewustzijn
- zelfreflectief
- ‘objectief’ → niet ‘feitelijk’, maar jezelf als object van aandacht
- meer cognitief (zelfbeeld)
- gerichte activiteit
- typisch menselijk
Zelfbeeld is sociaal product
- kennis over onszelf ontleed aan sociale interactie
- persoonlijke positief bepalen via voortdurende sociale vergelijking
- sociale context podium voor zelfpresentatie
- reflected self-appraisal = zelfbeeld ontleed aan hoe andere ons zien (situatie) → 3e persoonspersctief op jezelf
- maar: geen direct toegang tot hoe anderen ons zien
- daarom hoe wij denken dat anderen ons zien → construal
- MPFC (mediale prefrontale cortex): betrokken bij 1e persoonsprectief (directe self-appraisal)
- TPJ (temporeel-pariëtale junctie): betrokken bij 3e persoonsperspectief (reflected self-appraisal)
- adolescenten gebruiken 3e persoonsperspectief (TPJ) om duidelijkheid over zichzelf te krijgen
- volwassenen gebruiken 1e persoonsperspectief (MPFC) om eigen zelfbeeld in mond van anderen te
leggen
Working self-concept
subset of self-knowledge that is brought to mind in a particular context
Social comparison theory
idea that people compare themselves to other people to obtain an accurate assessment of their own opinions, abilities
and internal states
Eigenwaarde
overall positive or negative evaluation people have of themselves
Contingencies of self-worth
perspective maintaining that people’s self-esteem is contingent on the successes and failures in domains on which they
have based their self-worth
Sociometer hypothesis
idea that self-esteem is an internal, subjective index or marker of the extent to which a person is included or looked on
favorably by others
Belang van zelfkennis
- noodzakelijk voor gedragsregulatie
- noodzakelijk voor sociale afstemming
- noodzakelijk voor integreren van persoonlijke ervaringen
Totalitarian ego
- werkelijkheid censureren
- mensen zijn egocentrisch → zelf als middelpunt van je wereld