Geschiedenis van opvoeding en onderwijs
Hoofdstuk 4-4.6
Ouders en kinderen in de republiek
Burgers en bijbels
In levensomstandigheden gezinnen, uitingsvormen liefde, betrokkenheid bij elkaar en in de idealen
die golden voor ‘goed’ of ‘fatsoenlijk’ gezinsleven en ‘goede’ opvoeding is veel veranderd (met name
positief) en ook veel gelijk gebleven.
Puriteinen: beschouwden gezin als ‘de kleine kerk’, waar men onder leiding vader geloof beleed ->
gezinsindividualisering, gezin los van verdere familie en gemeenschap.
Republiek ontstond op einde 16e eeuw uit strijd noordelijke Nederlandse provincies tegen Spaanse
overheersing -> Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Groningen, Overijssel en Gelderland onder
leiding stadhouder prins Willem van Oranje. Maakten zich los door sluiten Unie van Utrecht (1579).
Kerken werden daar gereformeerd. 80 jarige oorlog (1568-1648) tegen Spanje ook strijd tegen Rome
-> verzet calvinistische reformisten tegen rooms-katholieke Spanjaarden. Vrede van Munster (1648)
-> zelfstandigheid Republiek erkend. In oosten landadel sterk vertegenwoordigt, Noorden boeren,
Holland steden de machtsbasis (Statenvergadering). Stadhouder Holland ook die functie in andere
gewesten en aanvoerder leger en vloot en leverde hoogste ambtelijke functionaris die Staten-
Generaal voorzat (vergadering van vertegenwoordigers zeven provincies).
Handel en daarmee verbonden nijverheid zoals textielproductie en scheepsbouw vormden
fundament onder bloei van welvarende kustprovincies. Ook groot deel agrarische sector
produceerden voor export. Gouden eeuw maakte mogelijke sterk en goed bewapend huurleger in te
zetten. Midden 18e eeuw verloor Republiek bevoorrechte positie op alle gebieden door o.a. gebrek
aan investeringen in eigen handelsactiviteit en verwaarlozing nijverheid -> Britse meest machtig.
Republiek bleef tot 1795 bestaan -> Franse tijd -> Koninkrijk der Nederlanden (1813).
Kenmerken Republiek die opvoedkundig klimaat bepaalden: hoge urbanisatiegraad, grote
differentiatie beroepen, hoog niveau medische/religieuze/educatieve voorzieningen, verbondenheid
stad en platteland, nagenoeg ontbreken adel, burgerlijke vrijheid -> voorspoedige groei handel en
nijverheid + hoge graad geletterdheid. Handel + Reformatie stimuleerden geletterdheid -> Calvijn
legde nadruk op persoonlijke relatie met god. Antihiërarchische, individualistische en
anticentralistische karakter van de calvinistische Reformatie sloot naadloos aan bij Hollandse
koopmansgeest. Daarnaast ook religieuze tolerantie.
Leven en dood
Huishoudens in steden altijd kleiner dan op platteland -> grote behoefte personeel in akkerbouw.
Redenen geringe omvang huishoudens: hoge huwelijksleeftijd, neo-lokale vestiging, zeer geringe
inwoning familie en personeel en hoge sterfte op jonge leeftijd. Kernpunt zwarte legende is dat
ouderliefde tot ongeveer 1800 niet bestond. Door adel en patriciaat werd veel gebruik gemaakt van
een min -> gaven kind borstvoeding. Argumenten tegen minnen: onnatuurlijk, kinderlijke behoeften,
onvolledig moederschap, belang gezondheid kinderen uit volk en daarmee hele maatschappij.
Huwelijk
Concilie van Trente (1545-1563): katholieken trachtten zich tegenover Reformatie te verzetten door
Contrareformatie -> vernieuwde leer m.b.t. huwelijk en gezin vastgelegd (katholieken dienden te
trouwen in kerk voor priester in aanwezigheid getuigen en ouderlijke toestemming geen vereiste
,meer).
Huwelijkswetgeving Republiek kreeg gestalte in Politieke Ordonnantie van de Staten van Holland uit
1580 -> bepaalde dat wettig huwelijk op stadhuis/gereformeerde kerk plaatsvond en voorgenomen
huwelijk aantekening in kerkboek (verloving) en publiekelijk bekendgemaakt, om eventuele
bezwaren vroeg op te sporen. Daarnaast ook toestemming ouder nodig (minderjarig).
Endogaam trouwen: binnen eigen groep met iemand zoals zijzelf. Geldt voor geloof, stand en leeftijd
en werd niet afgedwongen.
Bedelen en bedeeld worden
Voor arme kinderen nauwelijks tijd voor spelen en leren. Wanneer onvoldoende werk was gingen
ouders en kinderen bedelend langs huizen burgerij. Valide armen -> tijdelijk aangewezen op
onderstand. 2 fasen hoog risico terugvallen op bedeling: gezin met jonge kinderen waar
hoofdkostwinner (man) wegviel/ ouderdom -> verminderde of geheel wegvallende mogelijkheid zelf
inkomen te vergaren. Door relatieve welvaart Republiek naam omvang groep armen tot 18 e eeuw
nauwelijks toe. Na midden 18e eeuw liep welvaart sterk terug en werd kloof arm/rijk groter ->
kwamen werkhuizen en armenfabrieken. Kinder- of leertijd tot 12 jaar.
Opvoeding in de Gouden Eeuw
Erasmus: dacht behalve aan intellectuele vorming vooral aan opvoeding tot deugd, vroomheid en
goede manieren (met name voor jongens uit de gegoede burgerij) -> schreef 1 e etiquetteboekje met
raadgevingen voor beschaafd gedrag, richtte zich tot vaders in zijn pedagogische geschriften.
Cats: middenweg -> opvoeders moesten niet al te streng en zeker niet te slap zijn. Geloofde net als
Erasmus in de maakbaarheid en verwachtte veel van het goede voorbeeld, moeders ook een rol.
Opvoeding tot godzaligheid (Koelman, Wittewrongel, Teellinck): vroomheid (pietas), ging om
voorbereiding eeuwige leven.
Hoofdstuk 1-1.3
Renaissance (wedergeboorte) -> brede culturele vernieuwingsbeweging. Renaissance in beeldende
kunst stroming waarin waardering van natuur en mens aanwezig is. Humanisme maakte deel uit van
renaissance -> intellectuele stroming, vooral op wijsgerig en literair gebied, hoge waardering mens
en zijn mogelijkheden.
Erasmus: humanist, verdraagzaamheid belangrijkste leuze, klassieke literatuur = bonae litterae,
klassieke culturele vorming kern alle echte opvoeding, hoge opvatting onderwijzersberoep, zijn
humanisme was zeer intellectueel, vooral gericht op jongens, filosofische bezinning.
Montaigne: reflexieve geest, oprechte mens = honnete homme, zijn humanisme vooral verzet tegen
dogma’s en intellectuele afhankelijkheid, zelfstandig leren oordelen belangrijk, zijn leerling moest
man van de wereld zijn, kosmopoliet, dacht voornamelijk aan jongens.
Vives: oog voor opvoeding meisjes en dagelijkse noden gewone bevolking, noodzaak inductieve
methode in kennisverwerving, aandacht psyche leerling, kinderen moesten ook alledaagse leven
leren kennen, wilde goed stelsel armenzorg georganiseerd door overheid.
Hervorming -> sterke nadruk menselijke zondigheid, noodzaak opvoeden tot godzaligheid om geest
te redden, belang van bron der Openbaring zelf (zelf bijbel lezen). Concilie van Trente ->
contrareformatie -> orde van Jezuïeten grote betekenis voor pedagogiek -> intellectueel leger om
gezuiverd katholicisme te verbreiden.
In gouden eeuw waren ook veel godsdienstoorlogen + stagnatie en verval (van vooral onderwijs). 2
reacties op humanistische ideaal van geletterdheid: pedagogische realisme -> keerde zich tegen
, eenzijdige aandacht voor taal ten gunste van zaakkennis/ piëtisme -> sloeg eenvoudige vroomheid
hoger aan dan geleerdheid.
Empirisme: zocht alle kennis te funderen in zintuigelijke waarneming, inductie, uitgangspunt moest
het systematische en doelbewuste experiment zijn
Rationalisme: rede meest betrouwbare bron van kennis
Overeenkomst: mens wordt van nature in staat geacht om te komen tot zekere,
wetenschappelijke kennis, die niet in strijd kan zijn met fundamentele geloofswaarheden
Comenius: achtte kennis van de wereld om zich heen voor kinderen van primair belang, grote
belangstelling moedertaak en volksonderwijs, somber over mensdom van zijn tijd, schreef didactia
magna (grote onderwijsleer), schoolboek (orbis sensualium pictus) -> karakteristiek voor pedagogisch
realisme, gebruik illustraties, pansofie (al-wijsheid) is doel opvoeding, wilde voor alle kinderen uit alle
standen zelfde onderwijs, hoge opvatting kindertijd, hield rekening met beperkte vermogens
kinderen
Locke: standsgebonden opvoeding, menselijke geest bij geboorte tabula rasa -> gevormd door
ervaring en opvoeding, veel lichamelijke activiteiten ontplooien, zijn ideale leerling was toekomstige
gentleman, dwang niet nodig + slaan helpt niet, natuurlijke leefwijze, individualisering
Fénélon: wilde meisjes doelmatig voorbereiden op toekomstige taken (opvoeden en huishouden),
hechtte belang aan opvoeding kleuters (spelend leren)
Piëtisme -> persoonlijke vroomheid (pietas) centraal, verwant aan puritanisme, richtte zich vooral op
christelijk gezinsleven
Hoofdstuk 11-11.6
16e eeuw overgang vrij gesloten samenleving (sterk georiënteerd op geloof en rooms-katholieke
kerk) naar tijdperk waarin wereldlijke overheden en opkomende burgerij domineerden. Divers
aanbod scholen.
Begijnen: religieuze zusters die kerkelijk gezag gehoorzaamden, maar buiten klooster leefden. Legden
gelofte van kuisheid af, niet die van armoede. Beige gekleed.
Parochiescholen ontwikkelden zich tot scholen waar nadruk op zang en godsdienst lag, aangevuld
met lezen, schrijven en eerste beginselen Latijn. Klooster- en kapittelscholen (en domschool) gingen
zich op voortgezet onderwijs toeleggen -> daar stond Latijn centraal (zelfs voertaal). Curriculum
bestond uit 7 vrije kunsten (vaardigheden) -> verdeeld in 2 groepen: trivium (grammatica,
dialectica/logica en retorica) en quadrivium (astronomia, arithmetica, geometrica en musica). Groot
deel dag kerkelijke verplichtingen. Groot deel scholen beperkten zich tot trivium. Sommigen scholen
die quadrivium aanboden uitgegroeid tot universiteiten -> opleiding theologie, filosofie, rechten en
medicijnen.
In 15e/16e eeuw ging merendeel parochie- en kapittelscholen over in stads- of dorpsschool -> kwam
door ontstaan nieuwe maatschappelijke klasse van vrije burgers. Overdracht verantwoordelijkheid
onderwijs van kerk naar overheid. Kwamen toen ook eerste studieboeken met ‘Nederduitse’ teksten.
Onderscheid ‘groote scholen’ (lager en voortgezet onderwijs (Latijnse school)) en ‘kleine scholen’
(begijnenscholen). Ontstonden ook bijscholen/winkelscholen -> onderwijs in 1 of enkele specifieke
vakken. Kwam ook verbetering van onderwijs meisjes -> wel meestal gescheiden.
Humanisten hebben met hun kritiek op onderwijs bijgedragen aan verder losweken van onderwijs
van kerkelijke tradities, Erasmus was een belangrijke hierin. Ook hebben zij sterk het denken over