GESCHIEDENIS VAN OPVOEDING & ONDERWIJS
Literatuur:
- Vijf eeuwen opvoeden in Nederland
Inhoud hoorcolleges:
1. Inleiding – kindertijd (ca. 1500-1800)
2. Pedagogische stromingen (ca. 1500-1700)
3. De Verlichting (ca. 1700-1800) I (Engeland – Frankrijk)
4. De Verlichting (ca. 1700-1800) II (Duitsland)
5. Nationaal onderwijs (ca. 1800-1900)
6. Opvoeden tussen Verlichting, Romantiek en religie (19e eeuw)
7. Schoolstrijd en leerplicht (19e eeuw)
8. Zorg voor kind en gezin (20e eeuw)
9. Kinderbescherming (20e eeuw)
10. Reform- en voortgezet onderwijs (ca. 1900-2000)
HOORCOLLEGE 1 - Inleiding – Kindertijd (ca. 1500-1800)
Bronnen voor pedagogische geschiedenis
Teksten - vier categorieën:
- Prescriptief (normatief): adviesboeken, etiquette, moralistische traktaten
- Descriptief (feitelijk): statistiek, jaarverslagen, archieven van overheid, rechtbank, kerk,
kindertehuizen, verenigingen
- Egodocumenten: brieven, dagboeken, autobiografieën
- Literaire fictie: (realistische) romans
Afbeeldingen:
Vraag je af: morele boodschap of werkelijkheid?
Voorbeeld: 17e-eeuwse Hollandse meesters beelden vaak kinderen en ouders af. Historicus S. Schama
dacht dat de Republiek een ‘republiek van kinderen’ was, dat de kindertijd was uitgevonden in
Nederland. Maar: afbeeldingen waren morele boodschap, maar werkelijkheid (Jan Steen: zo moet het
niet). Er worden ook vaak boodschappen gegeven via de ‘omgekeerde wereld’ in veel vroegmoderne
afbeeldingen, waar veel wetenschappelijke debatten over volgen.
Kindertijd ca. 1500-1800 in West-Europa: een debat
Debat tussen historici: ‘evolutionisten’ (1960-1987) en ‘revisionisten’ (1983-1995)
Evolutionisten: nadruk op discontinuïteit
- ‘Uitvinding van de kindertijd’ (Schema)
- ‘Ontdekking van het kind’ (Ariès)
- ‘Ontstaan van het moderne (liefhebbende) gezin’ (Shorter)
- ‘Emotionalisering van het gezinsleven’ (Stone)
Deze groep ziet een grote verandering in de samenleving en gaat daarmee aan de slag. Hun bron is de
moralisten.
Revisionisten: nadruk op continuïteit
- Kindertijd, ouderliefde en erkenning bestond al rond 1500 in Europa. Het belang van
ouderliefde was allang bekend. In de hele vroegmoderne tijd gebruikten ouders geen straffen
en waren ze heel bedroefd toen hun kind overleefd.
Zij gebruikten andere bronnen, namelijk egodocumenten.
Onderzoekers: bijvoorbeeld Linda Pollock, Rudolf Dekker
Philip Ariès (1960) - eerste evolutionist zag:
- Ontstaan ‘kindertijd’ in 17e eeuw: sentiment de l’enfance
, o Ontdekking kwetsbaarheid en vormbaarheid kind
o Ontstaan aparte kinderwereld (vooral in de school) - groeiende afstand kind en
volwassene > besef belang van de kindertijd > scholing is belangrijk
o Schooldiscipline (het leren en je houden aan de regels van de school) was volgens
hem de motor die dat aandreef. Gevolg:
- Ontstaan intiem gezinsleven in 18e eeuw: sentiment de la famille
Bronnen: woordenboeken, moralistische traktaten, afbeeldingen, kleding, spelen
‘Kleding’ was een argument bij Ariès: in de zeventiende eeuw krijgen kleine jongens andere kleren
aan dan grote jongens en dat was zijn bewijs dat kinderen anders gezien werden.
Kritiek op Ariès: afwezigheid kindertijd en intiem gezinsleven vóór die tijd is niet bewezen.
‘Revisionisten’ reageerden na 1980 op evolutionisten:
- Nadruk op continuïteit inzake kindertijd en ouder-kind relatie. Bijvoorbeeld Linda Pollock
(1983) onderzocht gevoelens en ervaringen ouders in egodocumenten.
- Conclusie: kindertijd en ouderliefde aanwezig vanaf circa 1500.
- Kritiek op Pollock: bronnen in meerderheid van gegoede burgerij en protestanten.
Revisionisten: continuïteit in liefdevolle praktijken 1500-1800
Hoge zuigelingen- en kindersterfte:
- ¼ zuigelingen overleed en bijna ¼ van de kinderen van 1-5 jaar overleed.
- Minder dan de helft werd 20 jaar.
Hoge sterfte niet door gebrek aan ouderliefde (zoals evolutionisten zeiden), maar door gebrek aan
hygiëne en armoede.
Ziekte en dood kinderen:
Ouders zijn daarbij niet onverschillig (zoals evolutionisten zeiden), maar bezorgd en diepbedroefd. In
die tijd spraken ze er juist weinig over, waardoor er weinig gegevens over zijn. Maar dat wil niet
zeggen dat er geen verdriet was.
Inbakeren:
Ouders deden dat niet uit gemakzucht (zoals evolutionisten zeiden), maar uit bescherming.
Min:
De voedster/zoogster geeft voeding niet uit gemakzucht (zoals evolutionisten zeiden), maar uit
noodzaak. Moeder had wel eens ziekten etc.
Vondelingen:
Kinderen wegdoen gebeurde niet uit onverschilligheid (zoals evolutionisten zeiden), maar uit
noodzaak, met name bij ongehuwde moeders. Vaak werd er een briefje meegegeven, zodat de
vondeling misschien later weer opgehaald kan worden; ook een teken van liefde.
Discipline
Er waren geen harde straffen (zoals evolutionisten zeiden), maar juist mildheid. Onderwijzers
klaagden juist vaak over ouders die kinderen verwenden en dominees geboden tucht.
Maar naast continuïteit ook discontinuïteit
Vanaf 1750 in bronnen meer:
- … persoonlijke uitingen van affectie jegens kinderen
- … aandacht voor het kind
- … geloof in opvoedbaarheid
> Extreme standpunten van evolutionisten en revisionisten beide onhoudbaar.
Conclusie debat evolutionisten en revisionisten
, - Continuïteit in oog voor het kind en liefdevolle praktijken (revisionisten)
- Evolutie: steeds meer aandacht voor kind en opvoeding, met name na 1750 (evolutionisten)
- Stimuli volgens evolutionisten:
o Vrijemarkteconomie, handelskapitalisme
o Bourgeoisie – stad
o Protestantisme – met name calvinisme en puritanisme
> Alle drie in Nederland vanaf circa 1580
LITERATUUR BEHOREND BIJ HOORCOLLEGE 1
HOOFDSTUK 4 – Ouders en kinderen in de Republiek
Inleiding
Problemen met informatie:
- Er is meer informatie bekend over de elite dan van de volksmassa.
- Statistiek en landelijke cijfers bestonden niet.
- De Republiek had een decentrale bestuursvorm, dus het is onmogelijk uitspraken te doen over
het gehele gebied.
Republiek werd getypeerd als ‘republiek van kinderen’. Ter verklaring van die pedagogische
oriëntatie van de Republiek is gewezen op de dominante godsdienst, het calvinisme met zijn
imperatief tot godsdienstige en morele vorming thuis, op de relatieve welvaart, op de overheersende
rol van de burgerij en op het relatief jonge en staatsrechtelijk unieke karakter van de nieuwe staat.
4.1 Kind zijn in de vroegmoderne tijd: een debat
Onderzoek over het kind in de vroegmoderne tijd leidde tot het debat of kinderen voor de Verlichting
en de industrialisatie wel een kindertijd en een hecht gezinsleven hadden gekend.
- Dasberg: er was geen ‘kind zijn’; kinderen waren ‘volwassenen in zakformaat’
- Shorter: de barre levensomstandigheden sloten intiem gezinsleven uit. Materiële
verbeteringen rond 1800 hadden een liefdevolle relatie tussen kind en ouders tot gevolg. Ook
ouders kregen omstreeks 1800 pas een liefdesrelatie: romantische revolutie.
Andere onderzoekers zagen vanaf de zestiende en zeventiende eeuw een veel ingewikkelder patroon
van elkaar opvolgende ontwikkelingen, waaruit het moderne gezinsleven ontstond.
- Ariès: ontstaan van pedagogische blik op het kind door schrijvers/schilders > institutionele
ontwikkelingen (groei aantal scholen) > gevoel voor het kind (sentiment de l’enfance) >
gevoel voor het gezin (sentiment de la famille)
Culturele en maatschappelijke ontwikkeling > losmaking nauwe verbondenheid met
gemeenschap van dorp of buurt > moderne gezinsleven met kind centraal
- Stone: Economische modernisering + toename macht van de centrale staat + protestantse
godsdienst/puritanisme > gezinsindividualisering (gezinnen kwamen op eigen benen te staan,
los van verdere familie en gemeenschap) > modernisering van gezinsleven vanaf 17e eeuw
Nederland liep in deze ontwikkeling voorop. Schama beweerde door de alomtegenwoordigheid van
afbeeldingen van kinderen dat de kindertijd in de zeventiende-eeuwse Republiek zou zijn
uitgevonden. Maar afbeeldingen waren moralistisch en idealisering van de kinderlijke kwetsbaarheid
had al z'n ingang in het Humanisme en Italiaanse Renaissanceschilders beelden ook al kinderen af.
= evolutionistische standpunt: tot de 18e eeuw bestonden er geen hechte gezinnen en liefdevolle
ouders.
Kritiek op evolutionistische standpunt: auteurs baseerden zich vooral op teksten afkomstig van
personen die bijdroegen aan het intellectuele debat.
> Revisionistische benadering toonde in onderzoek aan dat allang voor de 17e en 18e eeuw ouders
alles in het werk stelden om hun kinderen zo goed mogelijk te verzorgen en liefde toonden voor hun
, kinderen. Er is geen sprake van ‘het ontstaan’ van het gezin of de kindertijd; dit is er altijd al geweest.
Dat neemt niet weg dat de houding ten opzichte van kinderen door de tijd heen aan verandering
onderhevig is.
Pollock is een vertegenwoordigster van de revisionistische benadering. Zij analyseerde alle
dagboeken en memoires die tussen 1500 en 1900 in het Angelsaksische taalgebied en benadrukt dat
het gezin al in de zestiende eeuw alle kenmerken van intimiteit had. Ze zei zelfs dat ouderliefde tot de
biologische bepaalde eigenschappen van de mensensoort behoort. Maar hiermee doet men de
geschiedenis tekort; die gaat immers altijd over menselijk doen en denken in concrete, sociaal en
cultureel specifieke omstandigheden.
Kritiek: Pollock generaliseert haar conclusie naar de hele samenleving, terwijl haar bronnen alleen
geproduceerd zijn door geletterden. De bevindingen zijn slechts geldig voor een kwart van de
samenleving; buiten de burgerklasse vindt men vrijwel geen dagboekschrijvers. Deze visie van
Pollock wordt tegenwoordig wel aangeduid met het begrip ‘witte legende’ (tegenover de ‘zwarte
legende’).
> Er is veel veranderd, maar er is ook veel gelijk gebleven.
4.2 Burgers en bijbels
De Republiek
De Republiek ontstond uit de strijd van de noordelijke Nederlandse provincies tegen de Spaanse
overheersing met de Unie van Utrecht in 1579. Zodra een stad of provincie zich van het Spaanse
gezag had ontdaan, werd de kerk gereformeerd. In de Noordelijke Nederlanden was de Gereformeerde
kerk de enige publiek erkende kerk, maar het was geen staatskerk (door gebrek aan centraal gezag).
De zelfstandigheid van de Republiek werd erkend bij de Vrede van Münster in 1648 die een einde
maakte aan de Tachtigjarige Oorlog. In het oosten was de landadel sterk vertegenwoordigd, in het
noorden de boeren. Het gewest Holland had een overheersende positie; hun stadhouder was
aanvoerder van leger en vloot.
Sterke positie in de internationale wereldhandel dankzij de Amsterdamse stapelmarkt. Leidende
positie was de danken aan de val van Antwerpen in 1578 die werd terugveroverd door Spanje.
Antwerpse kooplieden vluchtten naar de Republiek en versterkte daar de koloniale handel en de
nijverheid.
De grote welvaart door de marktgerichte economie waarin vooral bewoners van de kustgebieden
leefde zorgde ervoor dat de Republiek haar decentrale bestuursvorm kon behouden (terwijl overal in
Europa krachtige nationale staten ontstonden).
In de 18e eeuw verloor de Republiek haar bevoorrechte positie door gebrek aan investeringen en
verwaarlozing van de nijverheid. De Republiek kon niet meer op tegen landen met een centraal
bestuur, omdat deze hun eigen nijverheid en export bevorderde door protectionistische maatregelen te
treffen.
> Vanaf 1780 politieke ontrust. Patriotten stelden de bevoorrechte regentenklasse en de Oranjes
verantwoordelijk voor de economische stagnatie, de enorme staatsschuld en de groeiende kloof tussen
arm en rijk. In 1795 lijfden Franse revolutionaire legers gebieden van de Republiek in bij Frankrijk. In
1813 werd Nederland een eenheidsstaat onder Koning Willem I.
Vrije burgers
Welke kenmerken van de Republiek bepaalden het opvoedkundig klimaat?
- Hoge graad van urbanisatie (in vergelijking met de rest van Europa). 40% van de bevolking
zat in de landbouw, 32% in de nijverheid en 20% in handel en verkeer. Er was een sterke
urbanisatiegraad in de Republiek.