Perspectieven op bewegen
Inhoud
Hoofdstuk 1: Kijk op bewegingsonderwijs..............................................................................................1
Hoofdstuk 1.1: Waarom bewegingsonderwijs....................................................................................1
Hoofdstuk 1.2: Doelstelling bewegingsonderwijs...............................................................................2
Hoofdstuk 1.3: Didactiek is voor leerkrachten....................................................................................2
Hoofdstuk 1.4: Organiseren, optimaliseren en ontplooien.................................................................2
Hoofdstuk 1.5: Voorbereiden.............................................................................................................3
Hoofdstuk 1.6: Begeleiden.................................................................................................................4
Hoofdstuk 1.7: Evalueren...................................................................................................................5
Hoofdstuk 2:Organiseren van bewegingssituaties..................................................................................5
Hoofdstuk 2.1: Algemene organisatorische afspraken.......................................................................5
Hoofdstuk 2.2: Organiseren van een groepjes les..............................................................................7
Hoofdstuk 2.3: Organiseren binnen één bewegingssituatie...............................................................9
Hoofdstuk 2.4: Leren organiseren....................................................................................................12
Hoofdstuk 3: Optimaliseren van bewegingsactiviteiten.......................................................................13
Hoofdstuk 3.1: Ordenen van bewegingsactiviteiten.........................................................................13
Hoofdstuk 3.2: Beter leren bewegen................................................................................................14
Hoofdstuk 3.3: Niveau aanduidingen...............................................................................................15
Hoofdstuk 3.4: Hoe kun je kinderen helpen.....................................................................................15
Hoofdstuk 3.5: Evalueren.................................................................................................................16
Hoofdstuk 4: Ontplooien van een bewegingsperspectief.....................................................................18
Hoofdstuk 4.1: Leer-kracht van kinderen.........................................................................................18
Hoofdstuk 4.2: Inzicht krijgen in het bewegingsperspectief.............................................................20
Hoofdstuk 4.3: Analyseren van verzamelde gegevens......................................................................21
Hoofdstuk 4.4: Begeleiden van het bewegingsperspectief...............................................................22
Hoofdstuk 5: Landkaart BO: didactiek als routeplanner.......................................................................23
Hoofdstuk 5.1: Werking van een metafoor......................................................................................23
Hoofdstuk 5.2: Drie torens: Loopt’t, Lukt’t, Leeft’t...........................................................................24
Hoofdstuk 1: Kijk op bewegingsonderwijs
Hoofdstuk 1.1: Waarom bewegingsonderwijs
De eerste levenservaringen zijn bewegend: Kruipen, grijpen, omdraaien, gaan zitten, van de stoel
naar de tafel lopen etc. Het mee kunnen doen aan een bewegingsonderwijsactiviteit geeft kinderen
1
,de mogelijkheid om met andere kinderen te spelen en zich te ontwikkelen op terrein buiten het
bewegen. Om te zorgen dat kinderen snel mee kunnen doen krijgen ze op school een breed
spectrum aan bewegingsactiviteiten. Zo verwerven ze en brede handelingsbekwaamheid. Ze leren
arrangeren en op gang houden. Op school is de bewegingscultuur divers, zodat iedereen kan leren.
Actief bewegen is belangrijk voor het sociale leven. Bewegingsonderwijs word vaak gekoppeld aan
lichamelijke ontwikkeling en gezondheid.
Hoofdstuk 1.2: Doelstelling bewegingsonderwijs
Je leer kinderen zelfstandig spelen, dan kunnen ze dat bijvoorbeeld op een strand ook. Er zijn
hiervoor 3 doelstellingen:
1. Leren deelnemen aan bewegingsactiviteiten.
2. Leren met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties.
3. Leren op eigen wijze met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties.
Criteria voor een plaats in het aanbod in bewegingsonderwijs:
- Langdurend bewegend ontwikkelen.
- Toegankelijk voor ieder kind.
- Groepen kinderen krijgen alleen via bewegingsonderwijs.
Hoofdstuk 1.3: Didactiek is voor leerkrachten
Methodiek: gekozen bewegingsactiviteiten.
Lesgeven:
- Methodiek.
- Kind die de activiteit doet, andere die mee doen.
- Leerkracht die bewegen probeert te beïnvloeden (regels, wachtrij en leerhulp etc.)
Hoofdstuk 1.4: Organiseren, optimaliseren en ontplooien
De doelstellingen van hoofdstuk 1,2 vertaald naar onderwijsactiviteiten:
1. Deelnemen: Optimaliseren van een bewegingsactiviteit. Begeleiden van bewegingsgedrag
van kinderen, zodat de kinderen beter leren deelnemen aan bewegingsactiviteiten. Bij
optimaliseren kan je leerdoelen (bewegingsdoelen) stellen, zoals een rustige aanloop, beide
voeten tegelijk in de minitramp springen, zweeffase en veilig landen op de mat. vergroten
van de bewegingsmogelijkheden van de kinderen.
2. Met anderen: Organiseren van een bewegingssituatie. Inrichten, instrueren en organiseren
van een les bewegingsonderwijs, zodat de kinderen met anderen kunnen deelnemen aan
bewegingssituaties. Binnen het organiseren kan je reguleringsdoelen stellen, zoals
samentellen van eerlijke partijen of herstellen van het arrangement. je houd de les op
gang.
3. Op eigen wijze: Ontplooien. Aandacht geven aan de beleving van de kinderen, zodat de
kinderen eigen leermogelijkheden leren waarderen, behouden en ervan te leren genieten. Bij
ontplooien gaat het om de invulling van de eigen wijze van deelnemen. Het gaat om
belevingsdoelen, dus aangeven dat e schommel te hoog gaat bijvoorbeeld. waarderen van
beleving.
3 fasen van lesgeven zijn:
1. Voorbereiden
2. Begeleiden
3. Evalueren (dit helpt bij het voorbereiden)
2
, Hoofdstuk 1.5: Voorbereiden
doelstelling
methode lesinhoud AARDE
Specifieke beginsituatie
1.5.1) lesinhoud:
- Standaardmethoden: Per les wordt aangegeven wat er gedaan moet worden. Er is dus
voorbereidingsgemak, breed aanbod aan bewegingssituaties (verantwoord over de jaren
heen). Een nadeel: Het kan weinig passen bij de omstandigheden van de school, bijvoorbeeld
weinig ruimte voor eigen inbreng van kinderen of leerkracht.
- Open methoden: De les ligt vooraf niet vast, maar er zijn richtlijnen. De deelname bepaald de
lesinhoud. De methode probeert de leerkracht systematisch leerinhouden aan te bieden,
zodat kinderen breed kunnen ontwikkelen. De leerkracht bepaalt de start, de leerlingen het
vervolg.
- Tussen vormen: Bijvoorbeeld 4 geplande lessen en 4 open lessen. Flexibel plannen. De school
kan zelf een jaar of essenplan opstellen.
1.5.2) Beginsituatie:
- Afmetingen gymlokaal met de vaste materialen.
- Aanwezige gymmaterialen.
- Wat is het rooster?
- Grootte van de klassen.
- Gymles tijd (effectieve tijd)
- Hebben de leerlingen al gym gehad en wat zijn ze gewend?
- Wat staat er in het schoolwerkplan van BO.
- Welke onderwijskundige visie heef de school (bijvoorbeeld jenaplan)
- Wat zijn de schoolregels?
- Welke regels heeft de groepsleerkracht?
- Wat is het niveau van de groep en het individu?
- Hoe is de omgang onderling? EXTRA
- Hoe verliep de vorige les?
- Wat zijn de wensen van de kinderen?
- Wat is de energie van de leerkracht voor iets nieuws.
1.5.3) AARDE als voorbereiding:
AARDE heeft 5 elementen:
A: Activiteit omschrijving, wat gaat er gebeuren?
A: Arrangement, de opstelling van materialen en personen.
R: Regels, afspraken functie en functie wisselingen.
3