10 sep
Psychodiagnostiek in de praktijk
Hoorcollege #1
1. Theoretische reflectie
o Kennis over normale en afwijkende ontwikkeling
- Screenen van stand van zaken als snelle eerste inschatting van sterkte en
zwakke punten.
o Kennis over effectiviteit van diagnostiek en interventies
- Vaak vooral evidence-based practice
Men moet zicht hebben waarom die aanpak wordt gebruikt, goed uitleggen
aan de cliënt, pas dan is het effectief.
Professioneel handelen:
3 invalshoeken
,✽ Waarom is theoretische kennis noodzakelijk?
Theoretische kennis -> Weten welke behandeling nodig is
(want DSM is niet voldoende)
o Geeft raamwerk aan de cliënten, welke richting je opgaat.
Kunnen uitleggen hoe het werkt aan de cliënten.
o Theorie helpt je om patronen te herkennen in o.a. gedrag,
gevoel, gebeurtenissen. -> zoeklichtfunctie
Kijk eclectisch; het ene theoretisch model kan erg geschikt
zijn in een familiesetting terwijl het bij een andere niet handig
is.
o Hypothesen vormen over onderliggende oorzaak/oorzaken
o Verwachtingen over uitkomst interventies.
Diagnostiek zonder theorie:
o Integratie kennis niet mogelijk
o Je bent dan alleen een tester. Als je naar meer kijkt ben je een
psychodiagnostische professional.
Niet alles kan verklaard worden d.m.v. 1 theorie
(dynamische modellen).
Multidisciplinair werken vanuit meerdere theoretische
referentiekaders, dus brede kennis nodig.
DSM-5 is niet theoretisch, het is een medisch model.
Maar wij moeten meer naar de persoonsgerichte classificatie
kijken, naar de persoon kijken, wat is echt nodig? Dan heb je
meer theorie nodig. Diagnoses helpen, maar geven geen
richting.
✽ Classificatie op gedragsniveau
Clusters symptomen
o DSM-IV -> DSM 5
o ICD-10 -> ICD11 (dit is meer in de rest van de wereld, in
de NLse GGZ als secundair boek.)
o DC:0-3R -> DC:0-5 -> Waarom een apart
classificatieboek voor jongere kinderen? Omdat
kinderen heel snel ontwikkelen en zijn nog erg onder de
invloed van de directe omgeving. Je kunt een peuter
bijna niet los zien van de directe omgeving.
, DC: Zero to three
Vijf assen
As I Klinische stoornissen
As II Relatieclassificatie (PIR-GAS en RPCL-checklist relatieproblemen. Dit
staat niet in de DSM)
As III Medische aandoeningen (in deze doelgroep heel duidelijk neerzetten,
bv. Een baby met gehoorproblemen. In de DSM worden deze minder
duidelijk beschreven. Er staat alleen deze en deze medische problemen
uitsluiten.)
As IV Psychosociale stressoren ( Risicofactoren van omgeving bv.
Psychopathologie van ouders, 10 personen in 1 kamer)
As V Emotioneel en sociaal functioneren (scorelijst)
PIR-GAS
1 - 100 schaal om de kwaliteit van de relatie tussen ouder en jonge kinderen
te classificeren.
Drie hoofdclassificaties:
o Aangepaste relatie (80 - 100)
o Verstoorde relatie (40 – 79 ‘distrubed’)
o Gestoorde relatie (0-39 ‘disordered’) eerst alle liefde geven daarna
niet, of kind als pop behandelen)
✽ Alternatieve theoretische modellen
o Ontwikkelingspsychologie en ontwikkelingspsychopathologie
- processen van normale en afwijkende ontwikkeling in context
o Orthopedagogiek
- handelingsgerichte wetenschap gericht op kind, context en relaties
o Psychodynamisch model
- identiteitstheorie Erikson, infant mental health (IMH), mentaliseren
o Gehechtheidstheorie
- diagnostiek kwaliteit ouder-kind relatie
o Leertheoretisch model
- operationalisatie probleemgedrag, analyses van uitlokkende en
bekrachtigende factoren.
, Voorbeeld theoretisch raamwerk:
Gehechtheidstheorie met Cirkel van Veiligheid (CVV)
Bijbehorende observatiemethode:
Volgen en leiden
Volgen Goed afgestemd
Niet goed afgestemd
Druk uitoefenen
Leiden
Groter, sterker, wijzer en liefdevol
Gemeen, slap of afwezig*
Rolverstoring (gelijkstellend)*
Rolomkering*
* Wisselende/tegenstrijdige
strategieën (kenmerk
desorganisatie).
Je zou als ouder de leiding moeten nemen i.p.v. de slachtofferrol aannemen.
We hebben theoretisch kennis nodig over:
o Ontwikkelingspsychologie
o Invloed beschermende en bedreigende factoren
o Etiologie (oorzakenleer), manifestatie en ontwikkeling afwijkend gedrag
o Opvoedingswaarden en normen
o Onderzoeksmethoden en technieken
o Behandelingsvormen, indicaties en doelstellingen
o Algemeen werkzame factoren en specifieke behandelstrategieën
Twee perspectieven voor het integreren van alle kennis:
1. Ontwikkelingsperspectief
2. Systeemtheoretisch perspectief
In het individu (1) of in het systeem (2)