Samenvatting Praktisch Staatsrecht
Semester 1
Hoofdstuk 1
We spreken van een staat als er een gemeenschap van mensen is op een bepaald
grondgebied, waarover een organisatie het hoogste gezag uitoefent. Erkenning van de staat
door andere staten wordt wel als vierde kenmerk gezien (maar het is niet noodzakelijk). Het
territorium (grondgebied) wordt begrensd door landsgrenzen en territoriale zones. De
gemeenschap kan bestaan uit mensen met een verschillende taal, godsdienst, cultuur en
geschiedenis die op grond van hun nationaliteit met elkaar verbonden zijn. Het hoogste
gezag van de staat is gericht op het scheppen en handhaven van orde en recht. Om te
voorkomen dat burgers voor eigen rechter gaan spelen, mag alleen het hoogste gezag van
de staat geweld gebruiken (geweldsmonopolie). Dit gezag wordt niet alleen uitgeoefend
over de burgers die de nationaliteit van de staat bezitten, maar ook over vreemdelingen die
zich als toerist, werknemer op het grondgebied van de staat bevinden.
De staat is soeverein en zorgt door middel van wetgeving, bestuur en rechtspraak enerzijds
voor bescherming van de burgers en behartigt anderzijds het algemeen belang. De
Nederlandse staat is een rechtspersoon naar burgerlijk recht; de staatsmacht is verdeeld
over verschillende organen. Ook wil dit zeggen dat de Nederlandse staat net als een
persoon, zelfstandig drager is van rechten en plichten en als staatsmacht kan optreden in
het juridische verkeer binnen Nederland en in contact met andere staten.
Het staatsrecht is onderdeel van het publiekrecht en regelt de organisatie van de inrichting
van de staat en het optreden van de overheid. Het staatsrecht is te vinden het Statuut voor
het Koninkrijk der Nederlanden, de Grondwet van het Koninkrijk, (organieke) wetten,
reglementen, gewoonterecht, verdragen en jurisprudentie.
De vier hoofdlijnen van het staatsrecht zijn:
1. Inrichting van de staat en verdeling van bevoegdheden;
2. Handhaving individuele vrijheden van de burger;
3. Rechtspraak en rechtsbescherming tegen de overheid;
4. Totstandkoming, gelding en handhaving van het recht.
Het Koninkrijk der Nederlanden was tot 10-10-2010 een staatsrechtelijk
samenwerkingsverband tussen Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba en bestaat
sindsdien uit Nederland. De drie overzeese landen (BES-eilanden) Aruba, Curaçao en Sint-
Maarten en de drie overzeese gemeenten (openbare lichamen) Bonaire, Sint-Eustatius en
Saba. Burgers die tot het Koninkrijk der Nederlanden behoren, hebben de Nederlandse
nationaliteit en daarmee bepaalde rechten die niet aan vreemdelingen toekomen. De
rechtsgevolgen van het Nederlanderschap zijn:
1. Nederlanders hebben vrije toegang tot Nederland en mogen hier vrij verblijven. Dit is
niet in de wet vastgesteld.
2. Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is ook van toepassing op Nederlanders die
buiten het territorium van het Koninkrijk bepaalde misdrijven hebben gepleegd (art.5
Sr). Deze wet heeft, zoals dat heet, exterritoriale werking.
, 3. De Nederlander die in het buitenland gevangen genomen wordt, geniet diplomatieke
bescherming, dat wil zeggen dat vertegenwoordigers van Nederland zich ervoor
zullen inzetten dat hij door de buitenlandse staat goed wordt behandeld. Zij kunnen
ook te bewerkstelligen dat Nederlanders hun straf in Nederland mogen uitzitten.
4. Nederlanders worden niet aan andere staten uitgeleverd, als niet zeker is dat zij na
hun veroordeling hun straf mogen uitzitten in Nederland (art. 4 Uitleveringswet).
5. Art 4 GW geeft Nederlanders het recht om onder anderen de leden van de Tweede
Kamer, de volksvertegenwoordiging te kiezen (actief kiesrecht). Ook kunnen
Nederlanders zelf gekozen worden als Kamerlid (passief kiesrecht).
6. Sommige openbare functies kunnen alleen door Nederlanders worden vervuld. Dit
geldt bijvoorbeeld voor de functie van burgemeester (art. 63 Gemeentewet) en die
van rechter (art. 4 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren), alsmede die van een
ambtenaar (art. 125 e Ambtenarenwet).
7. Nederlanders kunnen aanspraak maken op voorzieningen of uitkeringen zoals
bijstand, kinderbijslag en huurtoeslag.
Voor een kort verblijf in Nederland moeten vreemdelingen met uitzondering van
asielzoekers en EU-burgers, in het bezit zijn van een visum of machtiging tot voorlopig
verblijf. Voor een lang verblijf kan een verblijfsvergunning regulier worden aangevraagd.
Asielzoekers kunnen een verblijfsvergunning asiel aanvragen en moeten dan eerst een
speciale asielprocedure doorlopen. Een verblijfsvergunning kan alleen worden verleend als
dit in het belang is van Nederland, als Nederland dit verplicht op grond van internationale
afspraken of wegens humanitaire redenen. Vreemdelingen aan wie een verblijfsvergunning
is verleend, moeten zo snel mogelijk inburgeren in Nederland. Vreemdelingen zonder
verblijfsrecht moeten Nederland verlaten en kunnen worden uitgezet. Vreemdelingen die
aan bepaalde voorwaarden voldoen, kunnen Nederlander worden door een optieverklaring
of door naturalisatie. Zij verkrijgen daarmee de rechten die aan alle Nederlanders toekomen.
Omdat de eigen nationaliteit van de vreemdeling wordt gezien als een belemmering voor de
inpassing in de Nederlandse samenleving, geldt voor degene die zich tot Nederlander wil
laten naturaliseren een afstandsplicht. Hij moet zijn uiterste best doen om zijn eigen
nationaliteit kwijt te raken anders wordt het verzoek tot naturalisatie in beginsel geweigerd
(art. 9 lid 1 onder b RWN).
Een vreemdeling in Nederland heeft een andere rechtspositie dan een Nederlander. De
Nederlander dien in Nederland niet in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan
voorzien, heeft volgens art. 11 lid 1 Participatiewet recht op bijstand van overheidswege.
Voor vreemdelingen geldt echter het zogeheten koppelingsbeginsel. Volgens art. 10 lid 1
Vreemdelingenwet (Vw) kan een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft,
behalve in uitzonderingsgevallen (zie lid 2), geen aanspraak maken op de toekenning van
verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen.
Nederlanders kunnen het Nederlanderschap ook verliezen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om
het Nederlanderschap te ontnemen aan Nederlanders die onherroepelijk zijn veroordeeld
wegens een misdrijf waarbij de essentiële belangen van het Koninkrijk of een van de daartoe
behorende landen zijn geschaad (art. 14 lid 2 RWN). Degene die zich vrijwillig in vreemde
krijgsdienst begeeft van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het