Het burgerlijk recht valt uiteen in twee wezenlijk verschillende delen, het vermogensrecht en het
personen- en familierecht. Op het terrein van het vermogensrecht heeft het burgerlijk procesrecht
tot taak het mogelijk te maken de uit het privaatrecht vloeiende aanspraken op een efficiënte,
effectieve en eerlijke wijze te verwezenlijken. Het burgerlijk proces moet de door het materiële
recht nagestreefde orde handhaven. In het personen- en familierecht is het rechtssubject in
beperkte mate zelf in staat zijn materiële rechtspositie te bepalen en treedt de rechter ordenend op
als orgaan van de uitvoerende macht. Hierbij moet het burgerlijk procesrecht het mogelijk maken
dat rechtssubjecten op eenvoudige wijze toegang tot te rechter hebben.
Er wordt gesproken van eigenrichting wanneer men zonder overheidshulp en met eigen
machtsmiddelen een (vermeende) burgerrechtelijke aanspraak afdwingt.
Het burgerlijk procesrecht bevat voor twee verschillende onderwerpen een regeling, namelijk voor
de procedure die tot een beslissing omtrent de rechtsverhouding tussen partijen moet leiden en
daarnaast voor de tenuitvoerlegging van die beslissing (de executie), waarvoor zo nodig
dwangmiddelen ter beschikking staan. Deze twee onderdelen worden met elkaar verbonden door
de beslissing van de rechter, meestal in de vorm van een vonnis.
De taak van de burgerlijke rechter om vermogensrechtelijke geschillen te beslissen en/of
afdwingbare veroordelingen uit te spreken wordt contentieuze of eigenlijke rechtspraak genoemd.
Dit gaat vaak via de dagvaardingsprocedure. De bemoeienis van de rechter op het terrein van het
personen- en familierecht wordt aangeduid als voluntaire jurisdictie of oneigenlijke rechtspraak. Dit
gaat vaak via de verzoekschriftprocedure. Deze onderscheidende werkzaamheden hebben ieder
hun eigen kader, de dagvaardings- en verzoekschriftprocedure welke in een aantal opzichten van
elkaar verschillen.
Titel 2 Rv: Dagvaardingsprocedure Titel 3 Rv: Verzoekschriftprocedure
Het gebruik in de wet van de termen Het gebruik in de wet van de termen ‘verzoek’
‘vordering’ en ‘vorderen’ duidt op de en ‘verzoeken’ duidt op de toepasselijkheid van
toepasselijkheid van de de verzoekschriftprocedure
dagvaardingsprocedure
Deze procedure vangt aan met een Deze procedure wordt ingeleid met een
dagvaarding, dit is een door de deurwaarder schriftelijk verzoek, ingediend door de
uitgebrachte gerichte oproep aan de verzoeker bij de griffie van de bevoegde
tegenpartij om op een bepaalde dag voor de rechterlijke instantie
rechter te verschijnen met een omschrijving
van de eis en de gronden daarvan
De rechter van de woonplaats van de De rechter van de woonplaats van de
gedaagde is bevoegd de zaak te behandelen verzoeker is bevoegd de zaak te behandelen
Een gedaagde reageert schriftelijk op de De rechter beveelt de mondelinge behandeling
dagvaarding. De rechter beveelt de (art. 87 Rv), tenzij hij zaak daarvoor
mondelinge behandeling (art. 87 Rv), tenzij hij ongeschikt acht. Deze oproeping wordt door de
zaak daarvoor ongeschikt acht. Deze griffie verzonden. In de tussentijd kunnen
oproeping wordt door de griffie verzonden belanghebbenden een verweerschrift indienen
Na de mondelinge behandeling kan verdere Na de mondelinge behandeling kan verdere
conclusiewisseling worden toegestaan conclusiewisseling worden toegestaan
(repliek/dupliek). De procedure wordt bepaald (repliek/dupliek). De procedure wordt bepaald
door landelijke uniformele regelingen of door landelijke uniformele regelingen of
procesreglementen procesreglementen
De opstelling van de rechter is minder actief De opstelling van de rechter is actief en minder
dan in de verzoekschriftprocedure en afhankelijk van de partijen
afhankelijk van de partijen. Dit hangt samen
met de gedachte dat partijen in beginsel vrij
zijn om de processuele verwezenlijking
daarvan naar eigen inzicht te bepalen
(partijautonomie)
Uitspraak wordt bij vonnis gedaan Uitspraak in de vorm van een beschikking
Mondelinge uitspraak
De officier van justitie verzoekt de rechter een voorlopige machtiging te verlenen om het verblijf
van betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren. Deze verlening geschiedt, enkel
in het bijzijn van de betrokkene en zijn advocaat, door middel van een mondelinge uitspraak van
de rechter. Hierop volgt een klacht waarin wordt gesteld dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld
, met art. 30p Rv. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter overeenkomstig de bestaande praktijk, als
op de voet van dit artikel mondeling uitspraak kan doen wanneer een spoedeisend belang bestaat
of het gaat om een beslissing die zich daarvoor leent. Art. 30p Rv ziet met name op eenvoudige
zaken, waarin geen spoedeisend belang bij de uitspraak behoeft te bestaan.
In de dagvaarding moet de eiser de rechter aanwijzen die kennis van de zaak zal nemen, hierbij
moeten de regels van absolute en relatieve bevoegdheid in acht worden genomen alsook die
betreffende de taakverdeling tussen de afdeling civiel en de kantonrechter. De
dagvaardingsprocedure wordt gevoerd tussen twee of meer materiële procespartijen in de vorm
van natuurlijke personen of rechtspersonen. Men noemt een wettelijke vertegenwoordiger, zoals
een ouder of curator, de formele procespartij.
De dagvaarding geschiedt bij exploot, dit betekent het betekenen van het desbetreffende stuk en
het laten van afschrift. De wijze waarop de betekening zal plaatsvinden kan verschillen in
verhouding tot de hoedanigheid en woonplaats van degene tot wie het exploot zich richt en naar de
feitelijke situatie die de deurwaarder bij het betekenen aantreft. Exploten kunnen de dagvaarding
in persoon, aan de woonplaats van de gedaagde of door middel van terpostbezorging uitbrengen.
Tussen de dag waarop de dagvaarding wordt uitgebracht en de roldatum waartegen is gedagvaard
moet ten minste een week zitten (vrije week) en vangt aan op de dag volgend op de dag waarop
het exploot is uitgebracht. Bij kantonzaken is de roldatum een dinsdag óf donderdag, afhankelijk
van de achternaam van de gedaagde. Bij advocaatzaken is dit altijd een woensdag.
De rol is het register van de zaken die bij de rechtbank aanhangig zijn, wat er op de roldatum
gebeurd en, als de zaak naar een volgende roldatum is verwezen, naar welke datum en voor welke
proceshandeling(en).
Openbaar betekenen of betekenen aan briefadres?
Een exploot mag worden gedaan aan het briefadres. Voortaan is het niet meer nodig om naast de
betekening aan het briefadres ook nog openbaar te betekenen. Voor de toepassing van de artt. 45-
47 Rv moet een briefadres worden aangemerkt als gekozen woonplaats in de zin van art. 1:15 BW.
In dat geval is er geen sprake van een onbekende of onbekende werkelijke verblijfplaats als
bedoeld in art. 54 lid 1 Rv, zodat exploten aan het briefadres betekend moeten worden en voor
openbare betekening geen plaats is. De Hoge Raad noemt de volgende uitzonderingen:
● De situatie waarin de deurwaarder had mogen aannemen dat het briefadres niet (meer) juist was
en de stukken de betrokkene niet zullen bereiken bij de betekening aan het briefadres
● Indien degene aan wie het exploot is bestemd voor één of meer bepaalde aangelegenheden een
andere woonplaats in de zin van art. 1:15 BW heeft gekozen dan het briefadres
Coronabetekening
Als hoofdregel geldt dat het exploot wordt overhandigd aan degene aan wie deze is bestemd, of
een huisgenoot of andere persoon die zich aan het woonadres bevindt. Enkel bij feitelijke
onmogelijkheid mag door de deurwaarder een afschrift van het exploot in een gesloten envelop aan
het woonadres van de geadresseerde achterlaten. Na de uitbraak van COVID-19 heeft de
beroepsorganisatie deurwaarders een richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat wanneer een
deurwaarder, gelet op het risico van de besmetting, betekening van een exploot volgens de
hoofdregel niet verantwoord acht, hij direct een het hiervoor bedoelde afschrift mag achterlaten,
zonder aan te bellen. Gebaseerd op artikel 1 van de Verzamelspoedwet COVID-19 oordeelt Hoge
Raad oordeelt dat deze wijze van betekening rechtsgeldig is. De overhandiging wordt aangemerkt
als feitelijk onmogelijk zolang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat 1,5m afstand wordt
gehouden in verband met het besmettingsgevaar. Alhoewel de deurwaarder een inschatting maakt
over de feitelijke onmogelijkheid, kan hij niet volstaan met het op de stoep achterlaten van zijn
exploot. Aan dit exploot wordt voorts een instructie over de aard en mogelijkheden gegeven om
hierover contact op te nemen.
Bij de selectie van feiten die aan de in te stellen vordering ten grondslag worden gelegd kan de
eiser subjectieve rechtsfeiten opnemen, zoals het recht op levering van een verkochte zaak, of
feitelijke omstandigheden waar het recht rechtsgevolgen aan verbindt. Het voorschrift dat de eiser
in de dagvaarding de gronden van de door hem ingestelde eis moet worden ziet op deze stelplicht
en de steeds daarbij behorende motiveringsplicht. Daarnaast moeten ook de door de gedaagde
inmiddels al tegen de eis aangevoerde tegenwerpingen en de gronden daarvoor worden
opgenomen als onderdeel van de substantiëringsplicht. In de dagvaarding moet door de eiser
duidelijk zijn omschreven wat hij wil dat de rechter jegens de gedaagde beslist. Deze eis kan alle
op basis van de bijbehorende feiten in aanmerking komende vorderingen omvatten, gegroepeerd