INTRODUCTION TO ABNORMAL CHILD AND ADOLESCENT PSYCHOLOGY 1
Samenvatting Introduction to Abnormal Child and Adolescent
Psychology (Robert Weis, 2021)
Hoofdstuk 15, Feeding and Eating Disorders
Vertaling titel: Voedings- en eetstoornissen
15.1. Feeding Disorders in Young Children (Voedingsstoornissen bij jonge kinderen)
De overgang van borst- of flesvoeding naar vast voedsel verloopt geleidelijk in de eerste 2 levensjaren.
Deze overgang is afhankelijk van de lichamelijke, motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling van
het kind:
De smaak- en spijsverteringssystemen van het kind moeten in staat zijn om steeds vaster
voedsel met verschillende smaken, texturen en uiterlijkheden te accepteren en te verteren.
Het kind moet kunnen bijten, kauwen en slikken, evenals bewegingen coördineren om voedsel
in zijn mond te plaatsen, een lepel te gebruiken en uit een beker te drinken.
Het kind moet zijn aandacht, emoties en gedrag lang genoeg kunnen reguleren om zich te
concentreren op de maaltijd, voedsel te accepteren en voldoende calorieën te consumeren.
Het kind moet signalen van honger en verzadiging herkennen en met verzorgers
onderhandelen om voedingstaken uit te voeren.
Voeden is een sociale activiteit tussen verzorger en kind: zelf eten geven is een belangrijke mijlpaal in
de opkomende autonomie en identiteit van een baby.
Circa 25 tot 50% van de ouders meldt op zijn minst matige voedingsproblemen bij hun baby/peuter.
Ongeveer 1 tot 2% van de jonge kinderen heeft ook echt een voedingsstoornis, ernstige
voedingsproblemen die gekenmerkt wordt door voedselvermijding, beperkt dieet, ongepast dieet of
terugkerende regurgitatie.
15.1.1. What Are Pica and Rumination Disorder? (Wat zijn Pica- en herkauwstoornissen?)
Meest voorkomende voedingsstoornissen bij kinderen met ontwikkelingsstoornissen:
1. Pica-stoornis: Aanhoudend eten van niet-eetbare dingen voor minimaal 1 maand. Kinderen
eten bijvoorbeeld haar, insecten, plastic speelgoed, hout, stenen etc. Sommige kinderen eten
willekeurig dingen, andere kinderen eten echt specifiek bepaalde dingen. Pica kan nog niet op
zeer jonge leeftijd worden gediagnosticeerd, het is dan normaal dat kinderen allerlei spullen in
hun mond stoppen. Pica wordt geassocieerd met ernstige verstandelijke beperkingen of met
een ijzer- of zinktekort. Zwangere vrouwen met ijzertekort kunnen ook Pica krijgen, ze eten
dan bepaalde stoffen om noodzakelijke mineralen te krijgen. Vaak ontstaat het ook bij
omgevingsstressoren zoals ingrijpende levensgebeurtenissen. Men kan darmproblemen en
problemen met de spijsverteringsstelsel krijgen.
2. Herkauwstoornis (rumination): Fysiek herkauwen omvat het herhaaldelijk terugstromen van
maaginhoud in de mond. Het uitgebraakte voedsel kan opnieuw worden gekauwd, ingeslikt of
uitgespuugd worden. Dit moet tenminste een maand aanwezig zijn. Let op dat het hier niet
gaat om een eetstoornis om gewichtstoename te voorkomen of een medische aandoening. Het
komt vooral voor bij jongens. Het werkt als operante conditionering, omdat ze aandacht
krijgen van mensen (sociale positieve bekrachtiging) of omdat ze een ongewenste taak
vermijden (sociale negatieve bekrachtiging).
15.1.2. What is Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder? (Wat is een
vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis?)
Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis (ARFID)= Een voedingsstoornis die wordt gezien bij
normaal ontwikkelende zuigelingen en peuters, jongeren met ontwikkelingsstoornissen en kinderen
met chronische gezondheidsproblemen.
DSM-5 criteria vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis:
, INTRODUCTION TO ABNORMAL CHILD AND ADOLESCENT PSYCHOLOGY 2
A. Een eet- of voedingsstoornis (bijv. klaarblijkelijk gebrek aan interesse in eten of voedsel; vermijding op basis van
de sensorische kenmerken van voedsel; bezorgdheid over aversieve gevolgen van eten) die zich manifesteert door
aanhoudend niet te voldoen aan de juiste voedings- en/of energiebehoeften die verband houden met een (of
meer) van de volgende:
1. Aanzienlijk gewichtsverlies (of het niet bereiken van de verwachte gewichtstoename of haperende groei bij
kinderen)
2. Aanzienlijke voedingstekorten.
3. Afhankelijkheid van enterale voeding of orale voedingssupplementen.
4. Duidelijke interferentie met psychosociaal functioneren.
B. De stoornis kan niet beter worden verklaard door een gebrek aan beschikbaar voedsel of door een daarmee
samenhangende cultureel gesanctioneerde praktijk.
C. De eetstoornis treedt niet uitsluitend op tijdens het beloop van anorexia nervosa of boulimia nervosa en er
zijn geen aanwijzingen voor een stoornis in de manier waarop iemands lichaamsgewicht of lichaamsvorm wordt
ervaren.
D. De eetstoornis is niet toe te schrijven aan een gelijktijdige medische aandoening of kan niet beter worden
verklaard door een andere psychische stoornis. Wanneer de eetstoornis zich voordoet in de context van een
andere psychische stoornis, is de ernst van de eetstoornis groter dan die welke routinematig met de aandoening of
stoornis wordt geassocieerd en vereist aanvullende klinische aandacht.
3 hoofdsubtypes van ARFID:
1. Infantiele anorexia: Kinderen die niet genoeg eten en weinig interesse tonen in voeding.
2. Zintuiglijke voedselaversie: Kinderen die bepaalde voedingsmiddelen schrappen vanwege
hun sensorische kenmerken, zoals smaak of textuur.
3. Posttraumatische voeding: Kinderen die voedsel weigeren vanwege een eerdere aversieve
ervaring in verband met eten.
Infantile Anorexia (Infantiele anorexia)
Sommige kinderen vertonen weinig interesse in eten en geven zelden aan honger te hebben. Na een
klein hapje kunnen ze al aangeven vol te zitten. Ze zijn vaak onder gewicht of klein voor hun leeftijd
en geslacht. Het ontwikkelt zich vaak tijdens de overgang van borst/flesvoeding naar vast voedsel
(tussen 6-36 maanden). Ze ontwikkelen het autonome gedrag niet tijdens deze gevoelige periode van
ontwikkeling. Hierdoor blijft hun lage interesse in voedsel na verloop van tijd bestaan. Kinderen met
infantiele anorexia vertonen ook vaak oppositioneel opstandig gedrag (ODD), angst, schoolweigering
en lichamelijke gezondheidsproblemen).
Het transactiemodel van Chatoor (2009) voor voedingsstoornissen stelt dat de stoornis wordt
veroorzaakt door:
De interactie tussen kind en ouders. Kinderen met infantiele anorexia vertonen vaak een hoge
fysiologische opwinding, ze zijn erg actief en hebben veel cognitieve stimulatie nodig. Als
gevolg daarvan kunnen ze gevoelig zijn voor hongersignalen.
Temperament van het kind: Ze hebben een sterke eigen wil, waardoor ze meer geneigd zijn
om de machtsstrijd aan te gaan tijdens het eten.
Ouders maken zich zorgen over de zorg en groei van hun kinderen: Ouders proberen hun
kinderen te dwingen om te eten. Hierdoor reguleert de ouder het eten volledig en leert het kind
nooit zijn eigen hongersignalen te herkennen en op te reageren.
Sensory Food Aversion (Zintuiglijke voedselaversie)
Een voedselaversie is een speciale vorm van voedselovergevoeligheid. Bepaalde voedingsmiddelen
worden niet gegeten door afkeer uit angst voor de gevolgen. Ze hebben vaak een afkeer voor bepaalde
smaken, texturen, temperaturen, geuren, bepaalde merken, kleuren of verpakkingen. De reacties op
bepaalde voedingsmiddelen zijn psychisch van aard. Lichamelijke klachten worden veroorzaakt door
de emoties die gepaard gaan met de situatie. Er ontstaan dus geen lichamelijke klachten door het eten
van het voedsel. Voedselaversies komen het meest voor bij kinderen met de basisschoolleeftijd.
Deze overgevoeligheid is erfelijk en ontwikkelt zich vaak door klassieke conditionering en worden in
stand gehouden door operante conditionering. Het ongepaste gedrag (huilen, driftbuiten) wordt in