Inhoudsopgave
1. de wereld van het openbaar bestuur.......................................................................................................... 2
1.4 wat is openbaar bestuur................................................................................................................................2
1.5 openbaar bestuur op verschillende niveaus...................................................................................................3
1.6 openbaar bestuur als good governance.........................................................................................................4
1.7 een veranderend openbaar bestuur...............................................................................................................4
2. beleid en sturing........................................................................................................................................ 6
2.3 maatschappelijke sturing en beleid...............................................................................................................6
2.4 sturen op publieke waarde.............................................................................................................................6
2.5 drie wegen voor publieke waarde creatie......................................................................................................7
2.6 argumenten voor publieke waarde creatie door de overheid........................................................................8
3. de beleidsomgeving................................................................................................................................... 9
3.3 beleid om de omgeving te sturen...................................................................................................................9
3.4 de wisselwerking tussen beleid en omgeving..............................................................................................10
3.5 omgevingsfactoren: contexten van beleid...................................................................................................10
3.6 externe omgevingsfactoren.........................................................................................................................12
3.7 beleid en de interne omgeving.....................................................................................................................13
4. beleidsprocessen...................................................................................................................................... 13
4.3 fasen van beleid...........................................................................................................................................13
4.4 twee perspectieven op beleidsprocessen: analyse versus politiek...............................................................14
4.5 analytisch en politiek: barrières en stromen................................................................................................15
5. organisaties en omgeving......................................................................................................................... 17
5.4 de omgeving van organisaties: achtergrond en theorieën..........................................................................17
5.6 de opbouw van publieke organisaties..........................................................................................................18
5.7 organisatievormen in het openbaar bestuur...............................................................................................20
6. managementbenaderingen...................................................................................................................... 21
6.4 management via technische beheersing: structuur, regels en planning.....................................................21
6.5 management via sociale beheersing: sociale steun, betrokkenheid en autonomie....................................22
7. leiderschap en gedrag.............................................................................................................................. 23
7.4 leiders, leiderschap en publiek leiderschap..................................................................................................23
7.5 leiderschap, macht en organisatieverandering...........................................................................................25
8. de politieke omgeving van het bestuur..................................................................................................... 27
8.3 inleiding: pacificatie of polarisatie?.............................................................................................................27
8.4 pacificatie en verzuiling (1917-1967)...........................................................................................................27
, 8.5 ontzuiling: de schotten vallen weg (1967-2002)..........................................................................................28
8.6 versplintering, polarisatie en continuïteit (2002-heden)..............................................................................29
9. politiek ambtelijke verhoudingen............................................................................................................. 29
9.4 scheiding en verwevenheid van de politieke en ambtelijke werelden.........................................................29
9.5 de omgang tussen politici en ambtenaren...................................................................................................32
9.6 politisering van ambtenaren, verambtelijking van politici..........................................................................33
10. politiek, bestuur en media...................................................................................................................... 33
10.4 hoe de massamedia politieke spelers werden...........................................................................................33
10.5 openbaar bestuur onder het vergrootglas.................................................................................................34
10.6 reactie strategieën in een turbulente politiek-bestuurlijke omgeving.......................................................34
Openbaar bestuur: bestuur, Beleid, organisatie en politiek
1. de wereld van het openbaar bestuur.
1.4 wat is openbaar bestuur
De vraag wat is openbaar bestuur? Is geen eenvoudige vraag. Het boek
geeft de omschrijving: openbaar bestuur is het geheel van organisaties en
activiteiten die primair gericht zijn op de besturing van de maatschappij.
In de beperkte opvatting heeft openbaar bestuur dezelfde betekenis als
‘de overheid’ in de ruime opvatting omvat openbaar bestuur ook
organisaties die niet tot het openbaar bestuur behoren, maar wel een
publieke taak uitvoeren. (ANWB)
Bestuur kan globaal gesproken 3 betekenissen hebben:
1. De activiteit van het besturen
2. Een specifieke groep van personen die samen besturen
3. Geheel van personen, instellingen, organisaties, activiteiten en
procedures van besturing in brede zin.
Maatschappelijke sturing: centraal element openbaar bestuur.
Drie logica’s van sturing in de maatschappij:
1. Staat:
a. Algemeen belang dienen
b. Overheidsorganisaties
2. Markt:
a. Producten en diensten op commerciële grond te leveren
b. Bedrijven, ondernemingen
3. Middenveld:
, a. Doelstellingen die niet op winst maken gericht zijn, maar ook
niet binnen de sfeer van de overheid vallen
b. Verenigingen, stichtingen
Voorbeeld van staat naar markt: privatisering, liberalisering, vermarkting.
Mate van publiekheid wordt door dimensies bepaald:
1. Eigenaarschap: juridische grondslag
2. Bekostiging: via belastingen?
3. Politieke controle
1.5 openbaar bestuur op verschillende niveaus
Verticale dimensie:
De verticale dimensie geeft aan dat het openbaar bestuur op meerdere
niveaus van omvattendheid gestalte kan krijgen: wijk, gemeente, regio,
provincie, natiestaat, wereld.
Een van de lastige vragen ervan is welke bestuursactiviteiten op welk
niveau moeten plaatsvinden en hoe de verschillende niveaus met elkaar in
verbinding staan.
Nederland is dat ook opgedeeld als het huis van Thorbecke.
Nederland is ook een gedecentraliseerde eenheidsstaat wat laat zien dat
er een uniform bestuursstelsel is, maar de term gedecentraliseerd laat
zien dat gemeenten en provincies een belangrijke taak hebben.
Supranationale bestuurslaag: EU, VN, NAVO
Horizontale dimensie:
De horizontale dimensie geeft aan dat het openbaar bestuur niet alleen uit
de overheid zelf bestaat, maar ook uit tal van maatschappelijke
organisaties.
De overheid heeft voor veel domeinen weliswaar een formeel mandaat,
maar voor sturing is de inzet van veel maatschappelijke partijen nodig.
Multi-level governance:
Multi level: meerdere bestuurslagen
, Multi-actor: meerdere organisaties publiek + privaat
Governance: niet alleen government.
1.6 openbaar bestuur als good governance
4 dimensies om de kwaliteit van openbaar bestuur te toetsen:
1. Democratie, responsief bestuur:
a. Transparantie en publieke verantwoording
b. Openbaar bestuur regeert op basis van de normen en waarden
van de samenleving
c. Verkiezingen, burgerinspraak, openheid maatschappelijke
initiatieven.
2. Rechtmatigheid, bestuur gevonden aan het recht:
a. Rechtszekerheid
b. De wet controleert het bestuur en beschermt de burger.
c. Rechtsbescherming tegen overheidsmacht
d. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
3. Doeltreffendheid en doelmatigheid, presterend bestuur:
a. Doeltreffend: doelen worden behaald
b. Doelmatig: doelen behalen met zo min mogelijk schaarse
middelen (geld, arbeid)
4. Integriteit, onkreukbaar bestuur:
a. Politici ambtenaren en bestuurders behoren integer te zijn.
b. Integriteit: beroepscodes, algemene etnische normen
c. Niet-eigen gewin, geen corruptie, fraude
Spanningsvelden:
Doelmatigheid vs. Rechtmatigheid:
o De overheid is door de wet gebonden aan het geven van een
mogelijkheid om in bezwaar te kunnen gaan tegen een besluit.
Dit kan besluitvorming, en daarmee doelmatigheid, vertragen
Democratie vs. Rechtmatigheid:
o Door toegenomen criminaliteit heeft de meerderheid van de
bevolking geen bezwaar tegen ruime
opsporingsmogelijkheden. Een regering die in
overeenstemming met deze publieke opinie handelt, komt in
botsing met het strafrecht.
Integriteit vs. Democratie:
o Vb. Wethouder milieu handhaaft milieunormen niet bij
belangrijke werkgever/fabriek in zijn gemeente.
Legitimiteit en kwaliteit openbaar bestuur: balanceren van deze waarden
1.7 een veranderend openbaar bestuur
Republiek (1648-1795):
Republikeinse veelheid