H1
Dit hoofdstuk introduceert een paar centrale onderwerpen van het boek:
- Employability: duurzame inzetbaarheid
- Diversiteit en gender
- Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Gedrag in/en organisaties is afhankelijk van:
- Welke werknemer? (leeftijd, klasse, status)
- Welke condities? ( type baan, contract, beroep)
Motief van de organisatie zit ergens tussen exploitatie (gebruik), en ontwikkeling (vooruitgang,
ontplooiing)
H2
Work alienation; De werknemer voelt zich vervreemd van zijn werk. Geen eigen controle,
beslissingen of doel/relatie hebt ontstaat work alienation. Door taylorisme wordt werk monotoon en
je ziet niet meer hoe je bijdraagt aan een hoger doel. Er is hier meestal sprake van centralisatie van
macht. 3 hoofdcomponenten;
1. Machteloosheid
2. Betekenisloosheid
3. Zelfvervreemding
Oplossingen voor work alienation:
- Leiderschap gebaseerd op persoonlijke relaties; transformationeel leiderschap
- Realisatie dat werknemers vervreemden van werk; belangrijk zijn behoeften, waarden en
welzijn
Dirty work:
- Lopende band werk: uitputtend, uitzichtloos, overuren, hoge verwachtingen van bovenaf
- Telefooncentrales: stressvol, alienation, lichamelijk en mentaal belastend
- Catering/hotel work: wordt ook in een negatief daglicht gezet, hoge verwachtingen
- Care assistants: omdat ze zich hebben aangepast aan de omstandigheden en verwachtingen,
maken ze het beste van hun baan
Houding ten opzichte van je werk: jouw achtergrond, beïnvloedt hoe je denkt, reageert en gedraagt
op je werk. 3 vormen van oriëntatie op werk:
1. Intrumental orientation: baan heeft niks met persoonlijke interesse te maken. Reden van
werk is rond te komen. Mogelijk om op korte termijn snel van baantje te wisselen
2. Bureaucracy orientation: goede balans tussen geven en nemen (werkgever en werknemer),
op lange termijn georienteerd, loyaal
3. Solidaristic orientation: werk beinvloedt de manier van leven compleet. Werk = leven
,Wat als positief kan worden ervaren aan werk:
- Ontwikkelen en inzetten van kennis en vaardigheden
- Creëren van een gevoel van zelfwaarde
- Creëren van een gevoel van waardigheid
- Dienen van een groter maatschappelijk doel
Managers proberen werknemers te motiveren om gelukkig te worden van hun werk. Echter halen
mensen meestal hun geluk uit hun ‘central life interest’. Zij vinden geluk in passie/hobby, gezin,
liefde.
Veel mensen verwachten dat thuiswerken populair is omdat je dan werk met huishouden kan
combineren. Echter is dit slechts 8% de hoofdreden van thuiswerken. Bovendien kan thuiswerken
ook stressvol en isolerend worden bevonden.
H3
Management/manager heeft controle en macht over mensen en ze ontvangen een bepaalde mate
van vrijwillige bereidheid van deze groep.
Henry Fayol (1949) een van de eerste onderzoekers die de functies van een manager heeft
vastgesteld:
- Plannen
- Organiseren
- Motiveren
- Controleren
Er is echter wel kritiek op: taken zijn namelijk veel gevarieerder en complexer. Daarnaast lopen taken
veelal door elkaar heen. Bovendien gedragen managers zich meer reactief dan proactief. Managers
zijn daarbij ook nog socialisers. En ten slotte is managen een continue strijd aangaande macht en
respect.
Rosemary Steward (1967) zegt dat discussie de meest voorkomende activiteit is van een manager
(50%), en dat managers snel moeten wisselen tussen activiteiten. Daarnaast worden ze ook vaak
onderbroken. Volgens Steward zijn er 5 verschillende typen managers:
- Emissary: spreekt het meeste buiten de organisatie; de vertegenwoordiger
- Writers: documenteren, beleidsmatig
- Discussers: meest inter-persoonlijk (overleg, en contact)
- Troubleshooters: meest gefragmenteerd, is er om steeds kleine crises op te lossen
- Committee men: vergaderingen in organisaties
Conclusie: managen is niet 1 activiteit, 1 vaardigheid en 1 type kennis, maar afhankelijk van context
en baan
Henry Mintzberg (1973) deed ook onderzoek naar managers, maar observeerde ze in plaats van ze te
ondervragen. 4 mythes die nog steeds geloofd worden maar door Mintzberg als niet waar zijn
verklaard:
- Managen is reflectief. Volgens mintzberg: managers hebben geen tijd/zin voor reflectie, maar
houden van actie
, - Een effectieve manager voert geen ‘gewone’ taken uit. Volgens mintzberg: er zijn een aantal
gewone dingen die managers ook doen zoals onderhandelen, ceremonies of informatie
verwerken.
- Een hogere manager heeft informatie nodig van een formeel informatie systeem. Volgens
mintzberg: meestal wordt informele informatie mondeling gedeeld en niet via een formeel
systeem.
- Management is een wetenschap aan het worden. Volgens mintzberg: doordat er geen
informatie kan worden gedeeld is er overbelasting, taken worden oppervlakkig uitgevoerd,
chaotisch, ondoordacht, improvisatie niet systematisch, overwogen bewijsmatig of
analytisch.
Volgens mintzberg hebben managers maar drie dingen:
1. Formele autoriteit en status
2. Toegang tot informatie
3. Macht om een beslissing te nemen
Kotter (1982) vergelijkt de data van Mintzberg met die van Steward en concludeert: Het werk van
managers is veel meer reactief dan proactief (minder plannen, en meer brandjes blussen).
Gevarieerd, gefragmenteerd en vaak onderbroken (niet zoals Fayol beschrijft). De belangrijke rol van
persoonlijke vaardigheden. goed met mensen kunnen omgaan, persoonlijk netwerk onderhouden,
en ook politieke vaardigheden bezitten. Ten slotte wordt er geconcludeerd dat managen altijd met
mensen is.
Drucker (1989) bestudeerd op zijn beurt weer niet wat managers doen, maar wat ze zouden moeten
doen. Voorschrijvend: managers zouden…
- Economische prestaties moeten prioriseren, omdat hun baan en autoriteit hiervan
afhankelijk zijn
- Productief zijn met human en material resources
- Het managen van werkers en werk
Middle management: tussenin positie in de hierarchie. Beleid van boven doorgeven naar beneden.
Moeilijke maar cruciale functie binnen een bedrijf. Deze groep is namelijk de sleutel in een
organisatie in het vertalen van strategie naar de werkvloer.
Verschil in mannen en vrouwen als manager:
Mannen: prestatie, opbrengst, persoonlijke erkenning, waardering en invloed
Vrouwen: minder hiërarchische en financiele prestatie, maar kiezen vaker voor een interessante en
uitdagende baan, met een goede balans tussen hun werk en andere activiteiten in hun leven.
H4
Rationality = gedrag dat doelgericht is. Het maken van keuzes om een specifiek doel te bereiken.
- Exploitief: werknemers zijn in dienst van de organisatie
- Systematisch en doelgericht, taken worden toegewezen
- Mensen zijn onbetrouwbaar dus moet controleren en beheersen.
Bij het rationality staat het functionalimse in verband. Volgens het functionalisme worden namelijk
werknemers geselecteerd, opgeleid en ontwikkeld in dienst van de doelen van de organisatie.