Klinische neuropsychologie
Toets samenvatting QMP
Autonomie brein
,
, Hoofdstuk 1
Geschiedenis van de neuropsychologie.
1.2
Celtheorie
Grieken: 3 zielen →
1. voor het overleven (plant)
2. voor activiteiten van een organisme irt omgeving (dier)
3. hogere-orde ziel, onderscheid maken tussen goed en fout (alleen bij
mens) Lokalisatie in hersenen.
De grieken duiden die aan als ‘psychikon hegemonikon’ het sturend
principe.
Latijn: spiritus animalis (anima = geest).
Mens bezat als enige alle 3.
Filosofen (vroegere naam wetenschappers) die anatomie onderzochten
ontdekten holtes in de hersenen, de hersenventrikels, die toen echter cellen
werden genoemd. Daar werd de lokalisatie van de geest gezien, met elke cel
hun eigen functie.
De eerste cel: informatie uit de verschillende zintuigen binnenkomen,
genaamd de sensus communis.
Tweede cel: het beeld werd geinterpreteerd, wat stelde het voor? Hoe
belangrijk is het beeld voor mij? (Beeld/imago: psychologische representatie,
visuele en niet visuele input).
Derde cel: daar werd het beeld opgeslagen, memoria/ geheugen.
Celtheorie is tot heden nog de basis van de ideeën over cognitieve psy.
2 overeenkomsten:
> het kenmerk dat het om een algemeen systeem van
informatieverwerking gaat: de geest kan info verwerken, geen aparte functies
voor aparte thema’s.
> de theorie gaat niet in op individuele verschillen, is algemeen.
Ideeën over de individuele verschillen ging via een andere ontwikkeling en
heet persoonlijkheid, of vroeger karakter.
Fysiognomie: (aristoteles)
Interpretatie van het gelaat. De vorm van iemands gelaat, of totale uiterlijk,
werd gezien als een reflectie van iemands karakter.
, Bv atletisch figuur, gezellige dikkerd.
Was populair onder dominees nadat zwitserse dominee Johann Lavater
erover schreef. Want mensenkennis was belangrijk voor hen.
Fysiognomie heeft Franz Joseph Gall aangezet tot het ontwikkelen van een
nieuwe benadering van individuele verschillen.
1.3
René Descartes (ik denk, dus ik ben). Hij zag af van alle kennis uit de
oudheid. Begon met alles in twijfel trekken en alleen te bouwen op inzichten
die in zijn ogen onomstotelijk waren.
Belangrijkste uitgangspunt: de mens kon worden opgedeelt in 2 substanties:
- het lichaam, res extensa
- de geest, res cogitans → niet materieel, maar was wel op speciale
plaats gehuisvest: holte in het midden van hoofd die niet verdeeld was
over de twee hersenhelften: de epifyse/ pijnappelklier.
Descartes zag deze res cogitans als bestuurder: vanuit het lichaam kwamen
via de zenuwen berichten over de buitenwereld binnen, en op basis van
herinneringen, die in het weefsel waren opgeslagen, werden weer
boodschappen teruggestuurd, waardoor de ledematen konden bewegen: de
reflex.
De volgende belangrijke stap werd gezet door Gall: geest zit niet in holte
midden in de hersenen, maar aan de buitenkant ervan.
1.4
Franz Joseph Gall (duitse arts), eind 18e eeuw = 1700. Kerk niet blij.
Gall werd geassisteerd door Johann Spurzheim (duitse arts). Bracht dit naar
engeland (vooral gewone mens geïnteresseerd, niet de wetenschappers).