Vak: Leren op school
Er staat voor dit vak ongeveer 20 uur per week (6 EC)
Hoorcollege 1
Er wordt niet gesproken over leerstoornissen, maar over leerproblemen. Geen diagnostiek vak.
Testafname / tentamen
Opdracht: Reeks testen afnemen (en scoren/verwerken) bij een leerling uit groep 7 of 8 van het reguliere
basisonderwijs zonder leer-of gedragsmoeilijkheden. Scores invoeren in Qualtrics.
14 bijeenkomsten (elke maandag & donderdag), waaronder 3 ondersteunende bijeenkomsten. 1 verplichte
opdracht in de vorm van testafname. Het vak wordt geëindigd met een schriftelijk tentamen met open vragen.
Dat bestaat uit 6 open vragen, met 3 subvragen. Tentamen 28 oktober, herkansing in januari. De verplichte
opdracht moet je doen voor het tentamen. Krijg je geen cijfer voor.
Doelen testafname:
- Oefenen met afnemen tests en vragenlijsten
- Nader begrip van schoolse vaardigheden
- Gegevens verzamelen ter illustratie behandelde stof in laatste collega
- Gegevens verzamelen voor academische opdracht in parallelle ACVA 4 module
- Gegevens verzamen voor wetenschappelijke publicaties die als voorbehoud dienen in (werkgroep)
onderwijs
De school als pedagogische context.
Generieke vaardigheden (brede kenmerken van een kind): intelligentie & executieve functies. Hangt met elkaar
samen.
Specifieke vaardigheden: taal, lezen en spellen, begrijpend lezen, rekenen
De generieke vaardigheden hangt samen met de specifieke vaardigheden. Bijvoorbeeld hoge intelligentie, dan is
rekenen gemakkelijker.
Passend onderwijs: reguliere instructie. Binnen de school aangepast aanbod om ze te helpen. Belangrijk om de
basisprocessen te weten, de aangepaste processen kan een taak zijn van de orthopedagoog. Actieve rol van de
orthopedagoog.
Invloed van ouders / buitenschoolse invloeden. De actoren waar je mee te maken hebt.
Ervaring basisschool: cognitieve uitdaging en passende begeleiding, plaatsing. Het gaat over de cognitieve
ontwikkeling van kinderen.
Alle kinderen gaan van ten minste 5 jaar (vaak 4 jaar) naar school.
Onderwijs is nodig voor:
- Persoonlijke ontwikkeling van kinderen
- Overdracht van maatschappelijke en culturele waarden
- Voorbereiden op deelname aan de maatschappij
Kernfunctie basisschool = kinderen goed onderwijzen
- Leren kennis te verwerven
- Leren leren, leren nadenken
- Leren problemen op te lossen
- Leren samen te werken
- Leren de wereld te begrijpen
,Kerndoelen (onderwijs)
- Leerdoelen die landelijk gelden en wettelijk verplicht zijn
- Van basis-tot voortgezet onderwijs
- Geven aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen op bepaalde momenten in hun schoolloopbaan
(kerndoelen opzoeken)
- Streefdoelen: inspanningsverplichting, ruimte voor eigen invulling
Leerlijnen
- Gemaakt door de school (maakt het onderwijs zelf, dus daar kunnen accent verschillen in zitten)
- Geven weer hoe school aan de kerndoelen werkt
- Werkt van kerndoel naar concrete doelen met tussenstap per leerjaar
Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen
- IF (fundamenteel): wat heb je nog om te functioneren in de maatschappij. Minimaal niveau.
- 1S (streef): je wil kinderen wat meer aanleren. Dus boven het streefniveau. Dit is het gemiddelde. Als
kinderen het niet aankunnen, dan kan er gewerkt worden met een ontwikkelingsperspectief. Eigen
leerlijn.
- !S+
Ontwikkelingsperspectief met passende doelen
- Eigen leerlijn: wat beheerst het kind en waar kan het kind naar uitgedaagd worden.
- Passende doelstellingen
- Passende perspectieven
- Talenten en mogelijkheden leerling
Plaatsing: als een kind de basisschool binnenkomt, dan wordt het kind in een bepaalde groep geplaatst.
Geboortemaand, doubleren en versnellen.
Geboortemaand
- Kinderen gaan naar school vanaf hun 4e verjaardag. Op de dag dat ze vier jaar worden, dan gaan ze in
principe naar school. Pas vanaf 5 jaar is het kind leerplichting. (continu toelaten)
- Schooljaar start ongeveer 1 september, gedurende het jaar komen daar steeds meer kinderen bij.
- Alleen kinderen die in de zomervakantie jarig zijn kunnen precies 8 jaar over de basisschool doen.
Andere kinderen doen er iets korter of langer over.
- Kinderen van één geboortejaar (vb. 2015) gaan door naar groep 3. Kinderen die in 2015 geboren zijn,
die zijn nu allemaal in groep 3 gestart.
- Kinderen binnen een groep verschillen ongeveer 1 jaar in leeftijd.
- Geldt niet alleen op school, ook bij activiteiten in de vrije tijd
- In Nederland geen harde grens (meer) voor doorstroom naar groep 2. Voorheen 1 oktober, nu 1 januari.
- Het onderwijsniveau past heel erg bij het tweede en derde kwartaal. Jongere kinderen blijven gemiddeld
vaker zitten. Ook in groep 3 of 4 presteren kinderen minder goed, in vakken zoals rekenen. Daardoor
zie je sociale ongelijkheid. Je kunt op de geboortemaand weinig effect uitoefenen.
Geboortemaand – Verachtert et al. (2010)
- Jonge kinderen blijven vaker zitten
- Jonge kinderen presteren gemiddeld minder goed op rekenen
- Er is sociale ongelijkheid binnen het onderwijs door verschillen in geboortemaand
- Jongste kinderen binnen een groep onderschat
- De standaard is te hoog gegrepen voor jongste kinderen
- Jonge kinderen ervaren minder zelfvertrouwen.
- Verschil in prestaties zijn in groep 4 kleiner dan in groep 3
- Aanvullende onderzoeken: verschil wordt steeds kleren
, - Let op: het verschil in leeftijd binnen de klas wordt juist groter. Het onderwijsstelsel wordt homogener
wat betreft prestaties, maar diverser wat betreft leeftijd. Het onderwijs is erop gericht om wat betreft
prestatie zo goed mogelijk overeen komen.
Overstap: Blijven zitten
Binnen de groep kinderen die zijn blijven zitten presteren de jonge kinderen wat beter dan de ouders kinderen.
Hier lijkt sprake van een omgekeerd geboortemaandeffect.
Voordelen van blijven zitten
- Stof bouwt op. Als je de stof nog niet goed beheerst, kan je niet aansluiten bij de volgende groep.
- Homogene groepen (groepen op basis van prestatie)
- Even de beste zijn
- Hard werken om door te gaan
Nadelen van blijven zitten
- Kost geld
- Vrienden gaan door
- Veel herhaling; geen uitdaging
- Stressvol
Moeilijk te onderzoeken!
Er is geen experimenteel onderzoek mogelijk. Is niet ethisch.
Leerlingen die wel/niet blijven zitten (kunnen) verschillen op veel domeinen: prestaties, welbevinden, gedrag,
relatie met leerkracht, betrokkenheid ouders…
Die verschillen veranderen over de tijd.
Effecten!
Alles samen: geen verschil tussen leerlingen die wel en niet zijn blijven zitten. Het is niet zo dat kinderen die
blijven zitten positievere uitkomt laten zien, maar ook geen negatief uitkomst laten zien. Dit is de gemiddelde
uitkomst van verschillende onderzoeken.
Positiever waar het blijven zitten met aangepast onderwijsaanbod is.
Betere sociaal-emotionele uitkomsten ten opzichte van nieuwe klasgenoten, niet ten opzichte van oude
klasgenoten.
Negatieve uitkomsten op de lange termijn; schoolloopbaan en werk
Je ziet als er positieve effecten worden gevonden, dat dat vaak op de korte termijn is. Namelijk in het doublure
jaar of in vergelijking met klasgenootjes die jonger zijn.
Gemiddelde effecten, er zijn wel wat trends in te zien. Bijvoorbeeld het sociaal-emotioneel aspect.
Blijven zitten in de kleuterklas
Voor blijven zitten in de kleuterklas worden vaker positieve effecten gevonden, vooral wat betreft
Waarom werkt blijven zitten niet?
- Slecht presteren en gedragen op school komt voort uit diverse risicofactoren in het kind en in de
omgeving, die niet worden aangepakt door blijven zitten.
- Er is een remediërende aanpak nodig, gericht op wegnemen risicofactoren of versterken protectieve
factoren. Dit is waar je als orthopedagoog kunt ondersteunen.
Versnellen – Neihart (2007)
Onder versnellen wordt (in de literatuur) verstaan:
, - Jong starten op school
- Jong starten aan de universiteit
- Klas overslaan
Bevindingen
- Veel studies tonen aan dat er geen schade is op de korte of lange termijn
- Enkele studies tonen aan dat er voordelen zijn
- Een studie liet zien dat niet versnellen leidt tot problemen
De tendens is dat het niet leidt tot schade.
Conclusies
Voordelen groot voor zorgvuldig geselecteerde leerlingen
- Sociaal-emotionele én cognitieve voorsprong
- Motivatie
- Het versnellen pakt meestal gunstiger uit als er sprake is van een geleidelijke overgang en als ze met
vriendjes kunnen overstappen en dus onderdeel zijn van een groep (onder gunstige omstandigheden)
- Negatieve gevolgen vaak weer teniet gedaan door aanpassingen in curriculum, begeleiding. Met de
juiste begeleiding kan het opgelost worden. Vaak is dit korte termijn. Hier is een orthopedagoog voor
nodig.
Plusklassen – Neihart (2007)
- Kinderen groeperen op basis van capaciteiten
- Positieve effecten op leerprestaties
- Sociaal-emotionele effecten soms positief, soms negatief, soms neutraal. Het kan zijn dat kinderen een
minder goed beeld van zichzelf krijgen, zijn opeens niet meer de beste. Je krijgt een andere context
waar je in komt (een andere vijver), waar je opnieuw je weg moet vinden.
Belangrijke afwegingen
- Afname in zelfconcept
- Competitie
- Relaties met vrienden
- Specifieke leerproblemen
- Lagere SES kinderen