Diëtistisch Handelen - Jaar 2, Semester 4
Deze samenvatting dateert uit 2020.
Leer naast de samenvatting goed de relevante dieetbehandelingsrichtlijnen:
● Dieetbehandelingsrichtlijn 8: chronische nierinsufficiëntie
● Dieetbehandelingsrichtlijn 12: COPD
● Dieetbehandelingsrichtlijn 13: niertransplantatie
● Dieetbehandelingsrichtlijn 15: decubitus
● Dieetbehandelingsrichtlijn 17: ondervoeding
● Dieetbehandelingsrichtlijn 23: kanker
● Dieetbehandelingsrichtlijn 29: terminale nierinsufficiëntie
● Dieetbehandelingsrichtlijn 38: slikstoornissen door neurologische aandoeningen
● Dieetbehandelingsrichtlijn 43: enterale en parenterale voeding
Inhoudsopgave
Achtergrond ondervoeding & instrumenten 2
Parameters ondervoeding 5
Energie- en eiwitbehoefte berekenen 6
Refeeding syndroom 7
Sondevoeding en TPV 8
Oncologie 13
Palliatieve zorg 16
Perioperatieve wonden 18
COPD 20
Nefrologie 22
Neurologische aandoeningen: dysfagie 25
,Achtergrond ondervoeding & instrumenten
Ondervoeding: klachten en complicaties
Ondervoeding is een acute of chronische toestand waarbij een tekort of disbalans van
energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare, nadelige effecten op
lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten.
- Klachten: algehele malaise1, gebrek aan eetlust, gewichtsverlies, vermoeidheid,
futloosheid, verminderde kwaliteit van leven. De klachten beïnvloeden elkaar en er is
een risico dat de gezondheidstoestand van de patiënt in een vicieuze cirkel
achteruitgaat.
- Complicaties: verminderde immunologische afweer en wondgenezing, ontwikkeling
decubitus2, depressiviteit en mortaliteit, verminderde spiermassa met daarbij
verminderde hart- en longcapaciteit, bij kinderen vermindering IQ en eindlengte.
Verschillende soorten voedingsgerelateerde afwijkingen/condities
- ondervoeding (cachexie = extreme magerheid bij inflammatie chronische ziekte, pre
<5% verlies, cachexie >10% verlies, refractair <3 maanden levensverwachting)
- sarcopenie/frailty: het inslinken van spieren door inactiviteit (bij ondervoeding in
combinatie met lage eiwitinname)
- overgewicht/obesitas
- micronutrient afwijkingen
- refeeding-syndroom: bij ernstige ondervoeding (>3 dagen geen orale inname) te snel
starten met volledige voeding, waardoor gevaarlijke verschuivingen in de vocht- en
elektrolytenbalans ontstaan (hypofosfatemie3, maar ook met B1, kalium en/of
magnesium, glucose-intolerantie)
Prevalentie en ernst ondervoeding (NL en wereldwijd)
1 op de 4/5 patiënten in de zorg is ondervoed. Risicogroepen zijn kinderen, kwetsbare
ouderen, chronisch zieken, oncologische patiënten, na grote operatie en bij ernstig
lichamelijk trauma. Patiënten met onbedoeld gewichtsverlies en/of patiënten waarbij het
ziekteproces of de behandeling van de ziekte een negatieve invloed heeft op de hoeveelheid
vetvrije lichaamsmassa.
1
Algehele staat van ongemak, vermoeidheid of ziekte.
2
Doorligplekken: door langdurige druk beschadigt de huid en onderliggend weefsel.
3
Te lage fosfaatwaarde in het bloed, kenmerkend voor refeeding
1
, Typen ondervoeding
Typen ondervoeding met kenmerken
Acute Chronische Zonder Zonder ziekte
ziekte/trauma ziekte inflammatie (socio-eco)
Inflammatie Ja Ja Nee Nee
Insuline-res. Ja Ja Nee Nee
Verminderde Ja Ja Ja Ja
functionaliteit
Voorbeelden IC-patiënt, Inflammatoire Dysfagie, CVA, Armoede,
exacerbatie ziekte (Crohn, anorexia eenzaam, rouw,
ziekte, trauma reuma, kanker) nervosa hongersnood
Risico-indicatoren en factoren ondervoeding
Stuurgroep Ondervoeding hanteert de volgende risico-indicatoren voor ondervoeding bij
volwassenen:
- BMI < 18,5 (18 – 69 jaar) en BMI < 20 (≥ 70 jaar) en/of;
- onbedoeld gewichtsverlies van > 10 procent in zes maanden en/of;
- onbedoeld gewichtsverlies van > 5 procent in een maand.
Voor kinderen geldt de standaarddeviatiescore voor L+G, met -2 als afkappunt.
Risicofactoren zijn verminderde mobiliteit, verminderde of geen mogelijkheid om
boodschappen te (laten) doen en eten te bereiden, vermoeidheid, angst, depressie,
verminderde cognitie, de ziektetoestand (inflammatie in verschillende gradaties),
verminderde smaak, geur of eetlust, gebitsklachten, slikproblemen, een ontregeling van het
honger- en verzadigingsgevoel, een verstoorde vertering en absorptie in het
maag-darmkanaal (malabsorptie), pijn, dementie, bijwerkingen van medicatie,
verslavingsproblematiek, eenzaamheid, verdriet en armoede.
2