Recht kennisclips
WEEK 1
Recht 1 zorg
1. Inleiding recht (bildungsvak)
Maatschappelijke thema’s en politieke besluitvorming snappen. Arbeids- en sociaal recht
begrijpen.
2. Juridische aspecten van arbeid en gezondheid
Objectief recht -> geheel van rechtsregel (in Nederland gelden) (Nederlands objectief recht)
Doel: ordening/ vreedzaam verloop van de samenleving. Objectief recht regelt verhoudingen /
relaties.
Twee grote gebieden:
• Publiekrecht -> criterium:
o Tenminste 1 der partijen is overheid(sinstantie) EN
o Gebruikt overheidsgezag (toeslagen affere)
o Deelgebieden
Staatsrecht -> wie is de overheid en wat is overheidsgezag?
Bestuursrecht -> overheidsbesluiten in concrete gevallen (ook:
belastingrecht en sociaal zekerheidsrecht)
Strafrecht -> verdachten vervolgen en straf eisen
• Privaatrecht -> regelt verhoudingen op basis van gelijkwaardigheid
o Deelgebieden
Personen- en familierecht -> wie ben ik en met wie heb ik familierechtelijke
betrekking?
Rechtspersonenrecht -> wat is rechtspersoonlijkheid en wie heeft dat?
Erfrecht -> wie erft bij overlijden?
Vermogensrecht -> regelt positie van iemand tov diens vermogen (hieronder
valt ook arbeidsrecht)
Een andere indeling van objectief recht
• Materieel vs formeel recht
• Regels van materieel recht regelen hoe wij ons tot elkaar hebben te gedragen
• Regels van formeel recht regelen wat we moeten doen als een regel van materieel recht
wordt geschonden
• Formeel recht heet ook wel proces recht.
Subjectief recht -> een recht (bevoegdheid, aanspraak) van iemand in een concreet geval.
Vb: ik heb recht op……
Degene met een subjectief recht heet crediteur of schuldeiser. Jij eist de schuld op en de ander moet
deze betalen en is dus de debiteur of schuldenaar.
Wie kunnen subjectieve rechten hebben? -> rechtssubjecten = persoon, drager van rechten en
plichten. (dieren geen recht)
2 soorten rechtssubjecten:
1. Natuurlijke personen: mensen, ontstaan door geboorte. Voor geboorte geen recht.
2. Rechtspersonen: organisaties met subjectieve rechten -> verenigingen, stichtingen, BV,
NV, overheidsinstanties, (ontstaan door oprichting.)
Rechtsbronnen (objectief recht)
,• Vindplaatsen en ontstaansbronnen van rechtsregels (van objectief recht)
• 4 soorten:
o De wet
Door bevoegd overheidsgezag vastgesteld geheel van rechtsregels op een
bepaald gebied (avondklok)
Wetten zijn besluiten met algemeen geldende regels die voor het hele land
gelden
Ook lagere overheden (provincie en gemeente) mogen algemene regels
maken voor het eigen grondgebied,
Voorbeelden: Opiumwet, politiewet, gemeentewet, rijtijdenwet, wet
studiefinanciering
Wetboek: grote wet waarin een deel van het objectief recht systematisch
wordt geregeld, bv. Burgerlijke wetboek, wetboek van strafrecht
De meeste wetten bevatten algemeen geldende regels
Uitzondering bv. Wet tot goedkeuring van het huwelijk van de kroonprins
Voor een concreet geval
o Jurisprudentie (het geheel van rechtelijke uitspraken)
Ook wel : rechterrecht
Tweedelige definitie:
1. Geheel van rechterlijke uitspraken
2. Rechtsregels die hierin te ontdekken zijn:
o Rechters moeten beslissing nemen in elke zaak die aan hem
wordt voorgelegd
o Ook wanneer de wet het niet regelt of niet voldoende
duidelijk is
Rechter moet wettekst interpreteren
Rechters streven naar eenheid in de rechtspraak
Lagere rechters nemen in gelijke gevallen gelijke beslissingen
Uitspraken van de Hoge Raad zijn leidend voor lagere rechters
Arbeidsrecht: wanneer is iets een dringende reden voor ontslag op staande
voet? Is een arbeidsrelatie een arbeidsovereenkomst en bestaat er dus een
loondoorbetalingsverplichting bij ziekte?
o Internationale verdragen
Contracten tussen staten
Om bepaalde materie te regelen
Of internationale organisatie op te richten
Multilateraal: meerdere staten, benelux, eu en de VN
Bilateraal: 2 staten, uitleveringsverdragen
Vb. EU-verdrag, handvest van de verenigde naties,
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
Supranationaal en intergouvernementeel
Europadiscussie
Nederlandse burgers kunnen jegens elkaar een beroep doen op bepaling in
internationale verdragen die naar hun inhoud eenieder kunnen verbinden.
Dit heet rechtstreekse werking. Ook wel directe werking of self-executing.
o Gewoonte en andere ongeschreven rechtsbronnen
Ongeschreven recht: goede trouw, redelijkheid en billijkheid, algemene
beginselen van behoorlijk bestuur, goed werkgeverschap
Gewoonte (motie van wantrouwe is een ongeschreven regel)
, WEEK 2
Staatsinrichting
Staatsrecht – andere naam: constitutioneel recht
Rechtsregels inzake de staat als organisatorisch verband. Het heeft betrekking op de organen van de
staat, op de instelling ervan, hun bevoegdheden, hun verhouding tot elkaar en die tot de burgers.
Relevante onderwerpen:
“staat” en “overheid”
• Staat: een rechtsgemeenschap van burgers op een grondgebied die een overheid heeft
ingesteld die overheidsgezag uitoefent.
• Vier elementen: burgers, rechtsregels, grondgebied en overheid(sgezag)
• Overheidsgezag: aan “de overheid” toegekende macht/ bevoegdheid die niet aan individuele
burgers toekomt tbv vreedzaam en ordelijk verloop van de samenleving, inrichting van het
land, en positie in de internationale gemeenschap.
• Overheid: verzamelnaam van die instanties die overheidsgezag hebben
• Eenheidsstaat: centrale gezag ligt bij een centrale overheid
• De centrale overheid kan overheidsgezag afstaan aan lagere overheden (decentralisatie)
• Bondsstaat: verschillende staten hebben eigen gezag, maar hebben deel hiervan afgestaan
aan een overheid hierboven (USA)
• In de bondstaat ontvangt centrale overheid overheidsgezag van de deelstaten (centralisatie)
• Rechtsstaat: positie van burgers wordt in het recht geregeld en ook de overheid is gebonden
aan het recht, en er is een onafhankelijke rechter.
• Parlementaire democratie: wij als volk besturen het land maar hebben het eigenlijk
overgelaten aan een vertegenwoordiging
• Democratie: heerschappij van het volk
• Parlement of staten generaal: volksvertegenwoordiging op centraal overheidsniveau (in NL:
eerste en tweede kamer)
Scheiding der machten -> trias politica
• Montesquieu: triaspolitica
• L’esprit des lois (1748)
• ‘macht’ = overheidsgezag
• Aan “de overheid” toegekende macht / bevoegdheid die niet aan individuele burgers
toekomt tbv vreedzaam en ordelijk verloop van de samenleving, inrichting van het land, en
positie in de internationale gemeenschap
• Er zijn 3 vormen van overheidsgezag:
1. Wetgevende macht
Bevoegdheid om algemeen geldende regels te stellen
Procedure is in de grondwet geregeld
2. Uitvoerende of bestuursmacht
NB bestuursmacht werd vroeger ‘uitvoerende’ macht genoemd
Uitvoerende macht heeft betrekking op ‘uitvoering van wetgeving’
Dit heeft te maken met de opvatting (tot eind 19 e eeuw) dat de overheid
zich slechts moest beperken tot uitvoering van wetgeving
(nachtwakersstaat)
Bestuursmacht betreft nu veel meer: alles wat nodig is voor het besturen
van het land
Bestuursmacht: bevoegdheid om beslissingen te nemen (die geen
algemene regels zijn) tbv inrichting van het land
Vb: aankoop JSF’s, deelname aan internationale missies, aanleg
snelwegen, aanleg, HSL en Betuwelijn, nieuwe viaducten over de waal,
aanleg windmolenparken Noordzee en poldering van het IJsselmeer