De Bestuurlijke kaart van Nederland, IBO
Bestuurlijke Kaart Nederland
Wat is het?
- Een sterke, feitelijke beschrijving van hoe openbaar bestuur in Nederland er uit ziet.
Hierbij worden de instanties besproken met haar functies, taken, bevoegdheden etc.
Zowel gecentraliseerd en gedecentraliseerd.
In relatie tot boek Bovens et al.: gaat over ontwikkelingen in het openbaar bestuur en
de werking ervan. Maar dit boek gaat al uit van basis feitenkennis hoe het openbaar
bestuur eruit ziet en wat de bevoegdheden van deze organisaties zijn (zoals
ministeries, politie, rechter, noem het maar op).
In relatie tot boek Bolman & Deal: Bolman gaat meer over de organisaties en
organisatie handelen de verschillende frames die daarbij horen zoals het politieke
frame, symbolisch frame en HR-frame.
Welke vragen staan hier centraal?
- Welke bestuurlijke organisaties zijn er?
- Hoe zitten ze in elkaar?
- Wat zijn hun bevoegdheden?
- Welke verbanden met andere bestuurlijke organisaties bestaan er?
Wat maakt Nederland uniek?
- Als land: geografisch bepaalde eenheid
- Als natie: samenstelling van bevolking met een eigen cultuur
- Als politiek systeem? Sociaal systeem, juridisch systeem…
- Als bestuurssysteem: bestuurlijke instanties, met taken en verantwoordelijkheden.
Kenmerken van NL openbaar bestuur
• Nederland kent als staatsvorm een constitutionele monarchie: hierin is de koning
het staatshoofd, maar naast de koning bestaan er diverse andere ambten met
eigen bevoegdheden, toegekend door de constitutie. In NL parlementaire
constitutionele monarchie: combinatie parlementaire democratie en
constitutionele monarchie: macht ligt bij monarch, daarnaast ministers en
parlement. In Nederland wordt de macht van de koning ingeperkt door de
grondwet, deze legt namelijk vast wat de rechten en plichten zijn van de koning –
de grondwet is alles bepalend.
• Nederland is daarnaast een rechtsstaat, waarmee wordt bedoeld dat de macht
gereguleerd en beperkt wordt door het recht. Er is geen bestuurlijke willekeur,
maar het bestuur wordt uitgevoerd via bepaalde wetten.
• Nederlandse staatsinrichting volgens de trias politica. Er is dus een scheiding van
machten: de wetgevende macht (die wetten opstelt), uitvoerende macht (die het
dagelijks bestuur van de staat uitoefent) en rechtsprekende macht (toetst
uitvoering aan de wet).
• Scheiding Kerk en Staat: Nederland heeft geen staatskerk. UK en Scandinavische
landen wel.
• Ook kent Nederland een parlementair stelsel, de representatieve (indirecte)
democratie. De uitvoerende macht is hierbij verantwoording schuldig aan het
parlement. Het parlementaire stelsel kent drie kernelementen:
1. Ministeriele verantwoordelijkheid: minister is eindverantwoordelijke, niet
monarch of bijvoorbeeld ambtenaren.
2. Vertrouwensregel: in Nederland gaan we er van uit dat er vertrouwen
bestaat tussen de regering (samen met de koning het hoogst uitvoerende
orgaan) en het parlement (controlerende macht Dua).
o Impliciet vertrouwen: warm deken met alle connecties en
samenwerkingen, nooit tegen haar zullen verzetten.
o Expliciet wantrouwen: uitgesproken verzet.
, 3. Dualistisch stelsel (zowel landelijk als provinciaal als gemeentelijk): dit wil
zeggen dat verschillende overheidsbevoegdheden door verschillende personen
of organen worden uitgeoefend. Je kunt bijv. nooit op hetzelfde moment in de
regering en het parlement plaatsnemen. Weer duidelijke scheiding tussen
machten.
• Bestuurders worden niet gekozen, maar aangesteld.
• Kiesstelsel met evenredige vertegenwoordiging: Evenredige vertegenwoordiging is
een kiessysteem waarbij het percentage behaalde zetels bij goede benadering
evenredig is met het percentage behaalde stemmen (een partij die 20 procent van
de stemmen haalt, heeft in een systeem met evenredige vertegenwoordiging dus
recht op ongeveer 20% van de zetels).
• Gedecentraliseerde eenheidsstaat (medebewind-autonomie) : staatsvorm waarbij
territoriale eenheden binnen een eenheidsstaat zelfstandige bevoegdheden
hebben. Eenheidsstaat = dat de nadruk ligt op landelijk of centrale overheid. Deze
hoogste bestuurslaag zorgt voor wetgeving en toezicht. Er zijn echter ook
decentrale bestuurslagen aan wie de landelijke overheid een aantal taken heeft
afgestaan. Naast deze eigen taken en verantwoordelijkheden of bevoegdheden is
elke bestuurslaag verplicht uitvoering te geven aan hogere regelgeving van de
centrale overheid, ook wel medebewind genoemd. (net zoals bijvoorbeeld
Duitsland, België en Amerika)
• Nederland kent geen constitutioneel hof en geen juryrechtspraak: centraal
rechtscollege dat uitspraken doet over de grondwettelijkheid van de wetten of
andere wetskrachtige normen en verdragen. Elke wet wordt getoetst aan de
grondwet. België, Frankrijk, USA hebben wel juryrechtspraak: bepalen de
schuldvraag (sinds kort ook motiveringsclausule); rechters bepalen vaak de
strafmaat.
• Tot slot kent Nederland een uitgebreid functioneel bestuur: Waterschappen &
bedrijfslichamen: dit zijn bestuurslagen die uitsluitend op een bepaald terrein hun
functie uitoefenen.
Openbaar bestuur: definitiekwestie: ook wel overheid genoemd; publieke sector: hier
bestuurlijke instituties
Nederlands bestuur is inclusief:
Internationaal vergelijkend is het NL bestuur te typeren als inclusief: besluiten worden in
de regel breed maatschappelijk gedragen.
Bestuursstijl is 6 C’s.
1) Coalitie: verbond tussen twee of meer groeperingen/partijen anders geen
meerderheid in de Kamer.
2) Collegialiteit: relatie tussen collega’s. Helpen/ondersteunen van collega’s.
3) Compromis: niemand 100% eigen wil, alle partijen moeten een beetje toegeven
4) Consensus: het met elkaar eens zijn/overeenstemming
5) Coöptatie: systeem waarbij leden van vergadering of raad zelf nieuwe leden
kiezen en deze nieuwe leden/partij meteen meedoet in de discussie.
(Nieuwkomers worden te snel opgenomen?)
6) Coöperatie: vorm van zelforganisatie gericht op vergroten van economische
macht/behalen van schaalvoordeel. Samenwerkingsverband tussen meerdere
personen of bedrijven
- Nadelen: gebrek aan draagkracht en daadkracht?
We gaan op verschillende niveaus naar de Nederlandse bestuurslagen kijken:
- Nationaal: Rijksniveau en ministeries
- Territoriaal en functioneel
- Internationaal (voornamelijk EU)
,Nationaal
Kenmerken van een staat:
- Territorium (gebied hebben om over te regeren)
- Bevolking
- Wettelijke ordening en bestuurlijke organisaties
- Erkend door andere staten (Verenigde Naties).
Erkenning als staat kent verschillende voordelen op bijvoorbeeld het gebied van handel,
vertegenwoordiging en uitwisseling heen en weer. Een voorbeeld van een staat die geen
erkenning heeft gekregen als staat is het kalifaat IS, welke zowel bevolking als territorium
kende en op het terrein van bestuur en ordening een hele georganiseerde staat is. Deze
staat mist echter het vierde punt, de erkenning (door andere staten) waardoor het geen
officiële staat kan worden.
- UNPO: staten die niet erkend worden, niet verenigd zijn (Unrepresentend Nations
and Peoples Organisation).
Koninkrijk der Nederlanden
- Vanaf 10 oktober 2010 bestaat dit koninkrijk uit vier landen, namelijk Nederland,
Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Sint-Maarten is tegenwoordig een autonoom land,
met eigen regering etc. Verder behoren Bonaire, Saba en Sint-Eustatius ook tot het
Koninkrijk der Nederlanden. Dit zijn echter geen zelfstandige landen, maar als het
ware gemeenten binnen Nederland, ook wel ‘de openbare lichamen’: zij vormen
bijzondere gemeente verenigd in de Eilandsraad Caribisch Nederland.
- Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden: de manier waarop de vier landen met
elkaar om gaan, is hier in vastgelegd (dus op welke wijze bieden de landen elkaar
hulp, op welke manier ondersteunen zij elkaar etc.)
- De Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden beschermt de grondrechten van
burgers en regelt de staatsinrichting van Nederland. Zo staat erin dat iedereen in
Nederland recht heeft op een gelijke behandeling. Ook beschrijft hij bijvoorbeeld hoe
wetten tot stand komen. De Grondwet is ondergeschikt aan het Statuur voor het
Koninkrijk der Nederlanden. Alle vier de landen hebben een eigen regering en
grondwet.
- Koninkrijksregering – de regering voor de vier landen – welke bestaat uit
Nederlandse ministers en gevolmachtigde ministers (uit de andere drie landen)
Voor het Koninkrijk der Nederlanden kennen we dus:
- het Statuut
- de Grondwet
- Koninkrijksregering
8 Hoofdstukken: prachtige blauwdruk voor Bestuurlijke Kaart
1) Grondrechten (klassieke (afweerrechten) en sociale GR)
2) Regering
3) Staten Generaal (wetgevende macht)
4) Raad van State, Alg. Rekenkamer, Nat. Ombudsman, vaste colleges van advies
5) Wetgeving en bestuur
6) Rechtspraak
7) Provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen
8) Herziening grondwet
Belangrijke uitgangspunten Grondwet
- Parlementair stelsel: Parlement door bevolking gekozen, regering niet. Controleert
het Kabinet. Twee principes:
o Ministeriele verantwoordelijkheid: voor het Koninklijk Huis (Willem Alexander
en premier) en het ambtenarenapparaat. Minister is eindverantwoordelijke,
, niet monarch. Koning is onschendbaar, regering legt verantwoording af aan
TK; Regering heeft nationale bestuursmacht, TK controleert.
o Vertrouwensregel: in Nederland gaan we er van uit dat er vertrouwen
bestaat tussen de regering (samen met de koning het hoogst
uitvoerende orgaan) en het parlement (controlerende macht Dua).
Kabinet moet meerderheid hebben in de TK.
o Impliciet vertrouwen: we vertrouwen alles en iedereen met oog op het
openbaar bestuur, totdat het tegendeel bewezen is. Eigenlijk altijd
aanwezig.
o Expliciet wantrouwen: uitgesproken verzet, vertrouwen in bestuurslid
wordt opgezegd. Motie van wantrouwen.
- Rechtstaat: Staat onderworpen aan regels van het recht: het recht is
leidinggevende.
o Overheidshandelen gebaseerd op bevoegdheden in wetten (geen willekeur)
o Machtenscheiding (gedeeltelijk) trias politica.
o Vrije en geheime verkiezingen
o Grondrechten & Persvrijheid (23 grondrechten)
• Klassieke’ grondrechten: de burgerlijke en politieke rechten. Artikel 1:
gelijkheidsbeginsel/ discriminatieverbod. Artikel 2 t/m 5: politieke
rechten. Artikel 6 t/m 9: vrijheidsrechten. Artikel 10 t/m 15:
bescherming van het individu. Artikel 16 t/m 18: juridische
bescherming van de burger. Dit zijn onder andere het kiesrecht,
vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en het
discriminatieverbod.
• ‘Sociale’ grondrechten: bepalen dat de overheid een zorgplicht heeft
tegenover burgers op het gebied van werkgelegenheid en vrije arbeid,
bestaanszekerheid en welvaart, leefbaarheid en milieu,
volksgezondheid en onderwijs. Artikel 19 t/m 23, sinds 1983
opgenomen in de grondwet.
- Gedecentraliseerde eenheidsstaat
o ‘Huis van Thorbecke’: Grondwet bedacht/gemaakt, dit is een model
betreffende hoe we Nederland hebben vorm gegeven. Nederland ken drie
overheidslagen, namelijk:
• Nationaal: volksvertegenwoordiging, parlement hoogste macht
• Provinciaal: Provinciale Staten hoogste macht, hier zit de controle, bij
het volk middels de PS.
• Gemeentelijk/ regionaal: gemeenteraad hoogste macht
o Autonomie van lagere overheden (bijv. APV, Algemene plaatselijke
verordening). Gemeenten kunnen ook zelf regels vaststellen.
o Medebewind, verplicht uitvoerder (bijv. WRO: bestemmingsplannen). Een
hogere laag kan aan een lagere laag een opdracht geven. De centrale
overheid heeft iets vastgelegd, waarbij de uitvoering daarvan voor het lokale
niveau bestemd is. Dat er iets gedaan moet worden is duidelijk, daar kan een
lagere overheid zich niet aan onttrekken. Door de hogere overheden wordt als
het ware over de schouders mee gekeken. Kortom: verplicht uitvoerder
o Toezicht, de Kroon mogen een besluit vernietigen wanneer deze in strijd met
de wet of algemeen belang. (Kroon = koning plus regering, hoogst politiek
uitvoerend orgaan)
Eigenlijk contradictie: maar eigenlijk betekent het autonomie binnen centrale
regels/afspraken
Urk-vloeken; Rotterdam-bedelen; Tilburg-klokkenluiden; Amsterdam-balletje
balletje/kansspelen