Leren op school
Hoorcolleges
Hoorcollege 1 | De school als pedagogische context
De omgeving van de basisschool
Belang van onderwijs
• Persoonlijke ontwikkeling kinderen
• Overdacht van maatschappelijke en culturele waarden
• Voorbereiden op deelname aan de maatschappij
• Kernfunctie bassischool is kinderen goed onderwijzen > kennis verwerven, leren
nadenken, problemen oplossen, samenwerken en wereld begrijpen
Belangrijke begrippen
• Kerndoelen = leerdoelen die landelijk gelden en wettelijk verplicht zijn
- Geven aan wat kinderen op een bepaald moment moeten kennen en kunnen
• Streefdoelen = inspanningsverplichting (ruimte voor eigen invulling)
• Referentiedoelen = tussendoelen en referentieniveaus voor rekenen en de
Nederlandse taal
- De drie referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen > 1F (fundamenteel), 1S
(streef) en 1S+
• Leerlijnen = geven aan hoe de school aan kerndoelen werkt (mogen zij zelf maken)
,Plaatsen van kinderen in de klas
à Afhankelijk van > je geboortemaand, doubleren (blijven zitten) en/of versnellen
Geboortemaand
• Kinderen vanaf 4e levensjaar naar school (kan in elke maand) > daardoor niet altijd
precies 8 jaar naar school
• Age-appropriate group (Verachtert 2010) > zichtbaar dat jongere kinderen in de klas
vaker blijven zitten en gemiddeld minder presteren op rekenen
• Er is sociale ongelijkheid binnen het onderwijs door verschillen in de geboortemaand
(okt-nov > jong & jan-maart > ouder)
• Selectieproces door doubleren en versnellen (groepen worden meer homogeen) >
het verschil in leeftijd binnen de klas wordt groter in groep 4, terwijl de verschillen in
prestaties kleiner worden
Doubleren (blijven zitten)
• Voor- en nadelen
- Voordelen > stof bouwt op, homogene groepen, even de beste zijn, hard werken om
door te gaan
- Nadelen > kost geld, vrienden gaan door, veel herhalen (geen uitdaging), stressvol
• Globaal gezien > geen verschil tussen leerlingen die wel/niet blijven zitten
- Soms op korte termijn beter sociaal-emotionele uitkomsten bij nieuwe klasgenoten
- Soms op lange termijn negatieve uitkomsten (schoolloopbaan en werk)
Versnellen
• Bevindingen
- Geen schade op korte of lange termijn
- Enkele studies tonen aan dat er voordelen zijn
- Een enkele studie laat zien dat niet versnellen leidt tot problemen
• De voordelen zijn vooral groot voor specifieke leerlingen
- Sociaal-emotioneel en cognitief een voorsprong
- Gemotiveerde leerlingen
- Gunstige omstandigheden > geleidelijke overgang (wennen in nieuwe groep) en
onderdeel van de groep zijn (vriendjes mee)
• Negatieve gevolgen kunnen vaak opgelost worden door aanpassingen in curriculum
en juiste begeleiding
Plussklassen – Neihart (2007) > mogelijk alternatief voor versnellen
• Kinderen groeperen op basis van capaciteiten > positief effect op leerprestaties
- Sociaal-emotionele effecten zijn wisselend
• Belangrijke overwegingen
- Afname in zelfconcept > effect op zelfbeeld
- Competitie
- Relaties met vrienden
- Specifieke leerproblemen
- Lagere SES-kinderen
, Hoorcollege 2 | Taal
Fasen in taalontwikkeling
1. De prelinguale periode > het kind communiceert al en maakt geluid, maar maakt niet
gebruik van conventionele woorden.
2. Vroeglinguale periode > het kind gebruikt woorden en voegt ze samen tot
telegramachtige zinnetjes
3. Differentiatiefase > zinnen worden vollediger en correcter.
4. Voltooiïngsfase > het kind werkt zijn taalontwikkeling verder af en leert de
vaardigheden lezen en schrijven
Taal > inhoud, vorm, gebruik
• Inhoud > betekenis van de woorden letterlijk en figuurlijk (semantiek)
• Vorm > klakreeksen die mogelijk zijn (fonologie), de vervoegingen (morfologie), de
volgorde binnen zinnen (syntax)
• Gebruik > communicatief, kan iemand de taal inzetten zoals het nodig is?
(pragmatiek), hulp vragen, informatie delen, contact maken etc.
Wat is taal?
• Taal = een typisch menselijk communicatiesysteem dat betekenis weergeeft en
doorgeeft
• Arbitraire koppeling van klanken aan betekenis > de betekenis van een woord is niet
gelijk duidelijk, deze moet je echt leren
• Taal is nodig voor het verwerven van kennis, delen van informatie en belangrijk voor
het welzijn
- Het is interactief > sociaal en een cultureel leerproces
- Kinderen leren ook beter in het echt dan door beelden op tv bijvoorbeeld
- Joint attentional scenes = begrijpen van de oorzaak-gevolg-handeling-doel relatie,
gecoördineerde gedeelde aandacht en koppeling tussen object/handeling en
taaluiting
Taal leren
• Kind factoren die het leren van woorden en grammatica beïnvloeden
- Algemene cognitie > geheugen (woorden onthouden), aandacht, waarnemen
- Sociale cognitie > kijkrichting volgen van de spreker, imitatie, joint attention
• Auditieve verwerking en fonologie > segmentatie (‘kijk daar is een hond’), intonatie
• Zinscontext (bootstrapping) > helpt om nieuwe woorden te begrijpen (gaat het om
een ding of een werkwoord bijv.)
• Woordleerconstraints
- Whole word constraint = als mensen zijn wij geneigd om bij het horen van het woord
ervan uit te gaan dat het om het hele ‘ding’ gaat en niet om een deel
- Mutual exclusivity constraint = kinderen leren onderscheid te maken tussen nieuwe
woorden door na te denken over welke woorden ze al kennen
• Kinderen leren patronen herkennen > ‘kijk de x’ / ‘heeft ge xt’
- Geleidelijk vormen ze dan abstracte regels over hoe ze bijv. meervoud moeten
gebruiken
- Kinderen produceren de routinematige zinnetjes ui het taalaanbod en gaan daarna
patronen gebruiken