Basisonderscheidingen, H1 en H9
1.2 Waarom recht?
In een land zijn er diverse functies van het recht. De vier functies van het recht zijn:
De geschil oplossende functie; in de Westerse cultuur is eigenrichting verboden, dus
zelf actie ondernemen, het is namelijk zo dat er rechterlijke organisaties zijn die
bepalen of iemand moet worden gestraft en zo ja, op welke wijze de desbetreffende
persoon moet worden gestraft.
De additionele functie; biedt een rechtsregel als partijen vergeten zijn afspraken te
maken op een bepaald punt.
De normatieve functie; dit zijn gedragsregels die moeten worden nageleefd. Deze
gedragsregels worden zowel ethische normen als rechtsnormen genoemd.
De instrumentele functie; de wetgever bepaalt hierbij op welke wijze bepaalde
dingen gebeuren. Dit zijn vaak alledaagse dingen, zoals dat rechts voorrang heeft.
1.3 Waar vinden we het recht?
Recht kunnen we terugvinden in diverse rechtsbronnen. Nederland kent vier verschillende
soorten rechtsbronnen;
1. De wet,
2. Het verdrag
3. De jurisprudentie
4. De gewoonte.
1.1.3 De wet
Op veel verschillende terreinen zijn er wetten. Het privaatrecht is één van de vele terreinen.
Het privaatrecht, onderling tussen burgers
- Het vermogensrecht, alle handelingen die met geld te maken hebben; daarnaast zijn
deze handelingen tussen burgers onderling en aan deze handelingen kunnen
juridische gevolgen zitten. Bij het vermogensrecht is het zo dat er schade wordt
geleden (BW 3, 5, 6).
- Het personen- en familierecht, Onder het personen- en familierecht vallen zaken
zoals; geboorte, scheiding, huwelijk, adoptie etc. (BW 1).
- Het ondernemingsrecht, Het ondernemingsrecht is een rechtsgebied waarin alles
wordt geregeld wat betreft ondernemingen en bedrijven (BW 2) .
- Het burgerlijk procesrecht, Als laatste valt het burgerlijk procesrecht onder het
privaatrecht. Het burgerlijk procesrecht is het recht tussen twee of meer burgers
onderling. Een van de burgers moet dan naar de rechter stappen om zijn gelijk te
krijgen bij een geschil en dit heet procederen (Rv).
,Het publiekrecht valt uiteen in wetten met betrekking tot
- Het strafrecht, Bij het strafrecht worden er altijd sancties geëist door het openbaar
ministerie. Dit is het geval als burgers of instanties de normen overtreden (Sr).
- Het staatsrecht, Onder het staatsrecht valt de wijze waarop het Nederlandse
regeringsstelsel vorm wordt gegeven. Dit gebeurt door middel van verkiezingen door
de burgers (GW).
- Het bestuursrecht, In het bestuursrecht staat welke mogelijkheden de overheid heeft
om leidend op te treden tegen de maatschappij (Awb).
In Nederlands zijn er 3 verschillende wetgevers en instanties die bevoegd zijn om wetten uit
te vaardigen.
1. Als eerste is dit de nationale wetgever. De nationale wetgever is wetgever op
centraal niveau en bestaat uit de regering en de Staten-Generaal.
2. Naast de nationale wetgever zijn er de decentrale wetgevers. De decentrale
wetgevers zijn van provinciaal en gemeentelijk niveau.
3. Als laatste kunnen ook andere instanties wetten uitvaardigen.
Zoals we hebben gezien zijn er veel verschillende wetten. Er kan een rangorde worden
aangebracht tussen deze verschillende wetten. Hierbij gelden de volgende 3 regels.
1. Hoog boven laag
2. Jong boven oud
3. Bijzonder boven algemeen
Bij deze 3 regels kan er onderscheid worden gemaakt tussen een wet in formele zin en een
wet in materiële zin.
Er wordt gesproken van een wet in formele zin als deze wet door de nationale
wetgever tot stand is gekomen. Kan alleen worden uitgevaardigd door de nationale
wetgever
Een wet in materiële zin is voor een onbepaald aantal personen en deze kan worden
uitgevaardigd door zowel de nationale wetgever als de decentrale wetgevers
1.3.2 Verdrag
Een verdrag is een overeenkomst gesloten door twee of meer staten. Ook in een verdrag zijn
rechtsregels opgenomen.
Verdragen kunnen gesplitst worden in een bilateraal verdrag en in een multilateraal verdrag.
Een bilateraal verdrag is een verdrag tussen twee landen
Een multilateraal verdrag is een verdrag tussen meer dan twee landen.
Verdragen worden steeds belangrijker in verband met de toenemende internationalisering
van de samenleving.
,1.3.3 Jurisprudentie
Jurisprudentie is rechtspraak. Rechters nemen beslissingen en deze beslissingen kunnen als
bron van recht worden gezien, omdat rechters bij delen van de wet uitgebreide uitleg geven.
Bij dit uitleg geven kan de rechter gebruikmaken van zes hulpmiddelen, ook wel
interpretatiemethoden genoemd:
1. De wetshistorische interpretatiemethode, de rechter kan zich beroepen op een deel
uit de geschiedenis van het recht.
2. De grammaticale interpretatiemethode, de rechter kan de betekenis van een woord
gebruikt. Deze betekenis is de alledaagse betekenis van dat woord.
3. De rechtsvergelijkende interpretatiemethode, wordt gekeken naar de uitleg van een
woord zoals deze in het buitenland wordt gegeven
4. De anticiperende interpretatiemethode, wordt verwezen naar een toekomstig recht
5. De systematische interpretatiemethode, hanteert de rechter de systematische
wetsuitleg indien hij een rechtsregel uitlegt met een verwijzing naar het recht als
systeem
6. De teleologische interpretatiemethode. Bij de teleologische interpretatiemethode
knoopt de rechter aan bij de maatschappelijke functie of het maatschappelijk doel
van het wetsartikel. In andere woorden, de functie heeft een wetsbepaling in het
huidige rechtsverkeer.
Daarnaast maakt de rechter ook gebruik van twee redeneerwijzen.
De a-contrarioredenering; de rechter gaat er hierbij uit dat een bepaalde rechtsregel
niet van toepassing is omdat die rechtsregel voor andere personen is geschreven.
Redenering naar analogie; zaken die erg veel op elkaar lijken, worden gelijk
geïnterpreteerd.
1.3.4 Gewoonte
Ten slotte hebben we nog de gewoonte. Om de gewoonte te laten fungeren als recht moet
er aan twee voorwaarden worden voldaan.
1. Er moet sprake zijn van een vaste gedragslijn
2. Er moet sprake zijn van rechtsplicht.
Als aan deze twee voorwaarden wordt voldaan, dan wordt er gesproken van gewoonterecht.
1.4 Enkele onderscheidingen binnen het recht
, Binnen het recht kunnen er vier onderscheidingen worden aangebracht. Namelijk tussen het
materieel en formeel recht, het dwingend en het aanvullend recht, het objectief en
subjectief recht en het privaatrecht en publiekrecht.
1.4.1 Materieel en formeel recht
Het materiële recht houdt in wat wel en wat niet mag, dus de rechten en plichten
van ieder.
Het formele recht heeft betrekking op de regels die gevolgd moeten worden om het
materiële recht effect te laten hebben. Een andere naam voor het formele recht is
het procesrecht.
1.4.2 Dwingend en aanvullend recht
Dwingend recht houdt in dat burgers hier niet van mogen afwijken.
Aanvullend recht betekent het tegenovergestelde, hier kan namelijk ieder moment
van worden afgeweken. Wel is er bij dit aanvullend recht één voorwaarde, namelijk
dat beide partijen akkoord moeten gaan met de afwijking. Moeten is een
signaalwoord voor het dwingend recht en kunnen voor het aanvullend recht.
1.4.3 Objectief en subjectief recht
Met het objectief recht wordt het geldende bedoeld, ook wel het positieve recht.
Met het subjectieve recht wordt het recht van een individu bedoeld. Deze
subjectieve rechten komen toe aan natuurlijke personen en rechtspersonen.
1.4.4 Privaat en publiekrecht
Het bovenstaande objectieve recht kan worden onderverdeeld in het privaatrecht en het
publiekrecht.
Het privaatrecht heeft betrekking op het recht tussen burgers onderling. Ook kan het
privaatrecht recht zijn tussen de overheid en burgers. Hierbij heeft de overheid een
rol als burger.
Bij het publiekrecht is het recht tussen de overheid en de burger.