Presentie OLP3, hoofdstuk 5 en 10.
Beurskens, E. A. A., Linde, M. A., & Baart, A. J. (2019).
Praktijkboek presentie. Coutinho. ISBN 978-90-469-0651-4
Hoofdstuk 5
Goede zorg is volgens de presentie benadering zorg die radicaal aansluit bij en afgestemd is op de
zorgontvanger.
We verdiepen ons nu in de vraag: hoe kan ik mijn zorg zo goed mogelijk op deze client afstemmen?
Dan doen we als volgt:
- We verhelderen eerst de verhouding tussen aansluiten en afstemmen, twee begrippen die in
de praktijk dicht bij elkaar liggen en met elkaar verweven zijn in een heen en weer gaande
beweging.
- Vervolgens werken we het begrippenpaar opgave en respons uit om nog concreter te maken
wat je als professional doet om aan te sluiten en af te stemmen.
- We verdiepen ons in het verschijnsel mismatch, dat optreedt wanneer de aansluiting en
afstemming van het zorgaanbod op de zorgontvanger niet goed lukt.
5.1 De verhouding tussen aansluiten en afstemmen
Het misverstand: presentie bandering betekend aardig en attent zijn voor je cliënten.
Zorg wordt pas goede zorg als ze daadwerkelijk aansluit bij een cliënt en afgestemd is op wat hij
nodig heeft om een voor hem zo goed mogelijk leven te kunnen leiden. Dit kan alleen als je weet wat
hem mankeert en wat er in hem omgaat, en je daarop betrekt. Wat er in iemand omgaat, is niet altijd
meteen te zien.
Aansluiten en afstemmen vormen een doorlopend zoekproces dat geen vaste uitkomst heeft. De ene
keer vind je samen een oplossing waar iedereen in mee kan gaan. De andere keer kan de conclusie
zijn: we kunnen het beter niet (nu) doen.
5.2 Opgave en Respons
Er is bestudeerd hoe aansluiten en afstemmen in de praktijk precies vorm krijgt. Daaruit is naar voren
gekomen dat het veelal draait om het zoeken naar de opgaven van patiënten en het geven van een
adequate respons daarop.
5.2.1 Wat is een opgave
Bijv. een moeder wil hulp vragen bij de problemen met de opvoeding maar ze spreekt de taal niet
goed. Hoe kan ze de hulpverlener nu duidelijk maken wat er speelt.
Bijv. Een man heeft financiële problemen. Behalve dat hij zijn schulden moet oplossen, worstelt hij
ook met de schaamte over zijn armoede. Als hij hulp wil krijgen moet hij de vuile was buiten hangen.
Dit worstelen (met de schaamte, met je niet goed kunnen uitdrukken, met je bloot moeten geven) is
iets wat mensen ernstig bezighoudt in het hier en nu. Het is iets waar ze niet onderuit komen, een
kopzorg, een obstakel, iets ze zelf moeten aanpakken. Deze moeilijkheden of kopzorgen waar
mensen mee worstelen, noemen we hun opgaven.
, 5.2.2 Respons van de zorggever
De reactie die zorgvragers krijgen op dat worstelen met hun opgaven, noemen we de respons: de
manier waarop de zorggever omgaat met die worsteling. Als je wilt weten hoe je kan aansluiten, dan
moet je alert zijn op de opgaven waar de ander op dat moment mee worstelt. Vervolgens stem je af
door het geven van een adequate respons op die opgaven.
5.3 soorten opgaven
Er worden 5 soorten of bronnen van opgaven onderscheiden:
1. Verontrusting
Dat gaat het over: wat mankeer ik eigenlijk? Hebben ze er hier wel voldoende verstand van?
Ben ik Hier in goede handen?
2. Verwachting
Wat staat er te wachten? Hoelang moet ik wachten? Word ik niet met lege handen
weggestuurd?
3. De noodzaak van overgave en vertrouwen
Opgenomen worden in een ziekenhuis kan kwesties oproepen als: de onderzoeken kunnen
doorstaan, mezelf bloot durven geven, vertrouwen opbrengen in de hulpverleners, mijn kind,
vader of moeder overgeven aan de zorg van anderen.
4. Verduren en incasseren
Pijn en benauwdheid verdragen, mijn geliefde zien lijden, eindeloos moeten wachten in een
ongemakkelijk kamertje, mijn kopzorgen niet kunnen delen.
5. Erkenning
Serieus genomen worden, zorgen dat ze je geloven; erkenning krijgen voor je eigen
deskundigheid met betrekking tot jezelf en je aandoening.
Een aantal van deze opgaven worden veroorzaakt door de zorgverlening zelf. Soms is dat
onvermijdelijk: er moet iemand worden opgenomen, er moet bloed worden geprikt etc.
Het gaat dus niet alleen om de opgaven die voortkomen uit de omstandigheden waarin de client
verkeert, maar ook om opgaven die door zorg of het zorgsysteem (soms onvermijdelijk) worden
veroorzaakt.
5.4 De opgaven herkennen
Opgaven zijn op verschillende manieren te herkennen:
- Sommige mensen zeggen het zelf, duidelijk en openlijk.
Bijv. ik ben bang
- Anderen zeggen het ook wel, maar niet direct tegen jou.
Ze praten bijv. hardop in zichzelf Oh, daar gaan we weer
- Veel mensen zeggen het niet, schamen zich.
Je kunt het dan soms opmaken uit hun gedrag, bijv. doordat ze onrustig zijn, weglopen, zich
terugtrekken.
- Je kunt het soms ook zien aan de lichaamstaal.
Bijv. ineenkrimpen, zich afwenden, steeds wegkijken
- Het kan ook dat een begeleider, familielid of naaste van de client het voor de client zget.
Bijv. Ze kan hier niet zo goed tegen.
Vaak is aandachtige opmerkzaamheid nodig om de opgaven te kunnen waarnemen.