Samenvatting boek De organisatie als hulpmiddel zesde, herziende druk.
Hoofdstuk 1:
Het woord organisatie is afgeleid van het Griekse woord Organon, dat werktuig of
hulpmiddel betekent. Een organisatie is dus een hulpmiddel om iets te bereiken.
Een organisatiedoel kan zijn; ziekenzorg, een politieke visie realiseren etc.
Behalve het woord organisatie worden ook de woorden instelling, instituut en
inrichting gebruikt.
Het woord organisatie, is de algemene brede term die te gebruiken is voor alle
mogelijke doelgerichte samenwerkingsverbanden. Het woord instellingen verwijst naar
het feit dat er ooit iets is opgericht (ingesteld) met een specifiek doel zoals een school,
een instelling voor onderwijs. Het woord instituut is de verlatijnste vorm van het woord
instelling. Het woord inrichting verwijst ook naar het doel, het is zo ingericht dat het
doel bereikt kan worden, zoals een inrichting voor geestesziekten of stafinrichting.
De invloed van medewerkers: Hier spreek je van horizontaal of plat tegenover
verticaal of hiërarchisch. In een horizontale organisatie is iedereen ongeveer
gelijk, in een verticale organisatie heb je directeuren, lagere chefs en
uitvoerend personeel.
Voor commerciële organisaties bestaan andere rechtsvormen dan voor
ideële organisaties.
De rechtsvorm regelt onder andere de mate van aansprakelijkheid van de
eigenaren en bestuurders van de organisatie. Voor commerciële organisaties
(bedrijven), heb je een eenmansbedrijf de nv (naam loze vennootschap) de
bv (besloten vennootschap) en de vof (vennootschap onder firma).
Voor ideële organisaties heb je de stichting en de vereniging, het gaat er
immers om wie je moet aanspreken als je klachten hebt, geld tegoed hebt of
iets wilt regelen met de organisaties.
De wet onderscheidt een aantal rechtspersonen naast natuurlijke personen.
Een rechtspersoon is een organisatie die kan optreden alsof het een
natuurlijk persoon is.
Elke organisatie of dat nou een gesubsidieerde welzijnsinstelling, een overheidsorgaan
of een commercieel bedrijf is, heeft te maken met het afstemmen van doelen en
middelen. Daarin zijn zij gelijk. De manier waarop is echter verschillend.
Er is een belangrijk verschil tussen profitorganisaties en non-profitorganisaties.
Profitorganisaties zijn: ondernemingen die goederen of diensten verkopen aan
klanten met als doel winst aan over te houden. (Profit is engels voor winst) Goederen
zijn tastbare producten die je ziet in winkels, zoals voedsel, kleding, computers en
meubels.
Non- profitorganisaties zijn: geen winst maken, stichtingen of verenigingen actief
die volgens de wet geen winst mogen maken maar een ideeën doel nastreven. De
burgers betalen belasting en premies. Uit het belastingsgeld subsidieert de overheid
de instellingen die uitvoering geven aan de maatschappelijke doelinstellingen van de
politiek zoals onderwijs, gezinsverzorging, maatschappelijk werk en gezondheidszorg.
Er is daarom geen sprake van concurrentie
Monopolie: In de praktijk heb je vaak onvolkomen concurrentie: producten
verschillen van elkaar en de consument weet vaak niet welke waar is voor het geld.
Soms ontbreekt concurrentie en er is geen overstap mogelijk, Dan is er sprake van
monopolie, 1 ondernemer beheerst de markt. Zoals dat alleen de overheid paspoorten
, verstrekt. Zijn er meerdere die hetzelfde aanbieden, dan kunnen ze de markt verdelen
en hier afspraken over maken en dat heet oligopolie. (Openbaar vervoer,
brandstof en energie.)
De overheid kadert de markt in om te verhinderen dat de productie ons allen schaadt
door milieuvervuiling of dat de klant oneerlijk wordt behandeld. Of dat werknemers in
een slechte omgeving moeten werken (arbo, milieuwetgeving etc). De overheid zorgt
ook voor infrastructuur (wegen, industrieterreinen etc) De overheid behandeld
bedrijven niet gelijk, het ene bedrijf mag minder belasting betalen dan het andere
bedrijf. Het ene bedrijf wordt gered en het andere niet.
Rechtsvormen:
Zzp’er: hier is de ondernemer zelf aansprakelijk.
VOF: een aantal ondernemers samen een onderneming bezitten en runnen. Zij blijven
persoonlijk aansprakelijk.
BV: waarin deelnemers een aandeel hebben in de onderneming en niet persoonlijk
aansprakelijk zijn voor de financiële verplichtingen van de bv als rechtspersoon.
NV: waarbij beleggers via de aandelenmarkt een aandeel kunnen nemen in de
onderneming.
Bedrijven zijn veelal opgedeeld in divisies afdelingen met een eigen taakstelling.
Net als ondernemingen moeten ook de non- profit organisaties een goed product
(dienst) aanbieden en zorgen dat de inkomsten de uitgaven dekken. Vele hanteren
bedrijfs economische principes om opbrengsten te genereren en kosten te beperken.
In dit opzicht bestaat er toch enige overeenkomst tussen profit en non- profit
organisaties. Daarom wordt tegenwoordig steeds vaker over not for profit sector
gesproken ipv non- profit sector.
Not for profit organisaties: organisaties die een ideeën doel proberen te realiseren aan
de hand van bedrijfseconomische principes.
Bedrijfseconomische principes: een bepaald doel proberen te bereiken met opoffering
van zo min mogelijk middelen, of met een gegeven hoeveelheid middelen zo veel
mogelijk behoeften proberen te bevredigen.
Commerciële organisaties: streven naar winst.
Ideële organisaties: maatschappelijk doel te bereiken, niet om winst te maken.
Rechtsvorm: stichting of vereniging.
Een stichting bestaat formeel alleen uit een bestuur en een vermogen of een
inkomstenbron, het geld gaat naar een goed doel. (Stichting voor maatschappelijk
werk, algemeen ziekenhuis, jeugdwerk etc.) bestuursleden kunnen strafrechtelijk
worden vervolgt als hun stichting de wet overtreedt. Je kunt geen lid worden van een
stichting maar wel een donateur, om met jou geld het werk te steunen.
Een stichtingsvorm die niet alleen formeel, maar ook feitelijk alleen bestaat uit een
bestuur dat geld aanwendt voor een maatschappelijk doel is het kale model.
Wanneer een stichting een democratische vorm krijgt (stichting dwingend te
beïnvloeden, het bestuur samenstellen, dingen besluiten als het deelnemersraad mee
stemt) dat heet het aangeklede model.
Net als een stichting heeft een vereniging een ideëel doel. Het doel zie je vaak in de
aanduiding van de vereniging (sportvereniging, toneelvereniging etc.) Een vereniging
is een samenwerkingsverband van leden die dat doel onderschrijven.
Rechtspersoon: Wie te maken krijgt met een vereniging moet immers kunnen nagaan
wat de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de verenigingsleden en het