Samenvatting aardrijkskunde
pabo
NHL-Stenden Hogeschool Leergebied MMB schooljaar 2021-2022
Hoofdstuk 2 – Weer en klimaat
2.5 Plantengroei en klimaten
We onderscheiden op aarden een aantal natuurlijke zones, gebieden met dezelfde vegetatie. Deze
oorspronkelijke vegetatie is sterk gebonden aan het klimaat.
Tropisch regenwoudklimaat
Het tropisch regenwoudklimaat kenmerkt zich door zeer hoge temperaturen tussen 25 en 35 graden
en hoge neerslagcijfers. In regenwouden waar veel gekapt wordt, ontstaan woestijnen. In de tropen
is ook de mangrove, die groeien in gebieden met getijden en brak water (mengsel zoet en zout
water).
Savanneklimaat
Ligt iets ten noorden en zuiden van de evenaar, er is iets minder neerslag waardoor het bos minder
dicht is en de winter droog. Denk aan de Afrikaanse savannes waar veel dieren leven.
Steppeklimaat
De steppe is weer iets verder bij de evenaar vandaan, er groeit alleen nog maar gras en doornachtige
struiken. In Amerika worden de steppes wel prairies genoemd.
Woestijnklimaat
In de woestijn regent het minder dan 250mm per jaar. Overal is een grote dagamplitude (verschil in
temperatuur tussen dag en nacht). Water is alleen in een oase te vinden, dit kan een rivieroase zijn of
een bronoase. Als het regent in de woestijn, stroomt de regen weg door wadi’s.
, Gematigd klimaat: Middellandse Zeeklimaat
Hier wordt het niet kouder dan -3 graden. Kenmerkend zijn de warme, droge zomers en zachte
winters.
Gematigd klimaat: Zeeklimaat
In het gematigd zeeklimaat valt er het hele jaar door regen, het wordt nooit extreem warm of koud.
Oorspronkelijk groeien hier veel loofbossen (zomergroen loofwoud).
Landklimaat
In het landklimaat is het in de zomer erg warm en in de winter erg koud. De taiga valt binnen dit
klimaat, hier wordt het niet warmer dan 15 graden waardoor er alleen maar naaldbomen groeien.
Poolklimaat
Het poolklimaat is verdeeld in drie klimaten: Het sneeuwklimaat op de Noord- en Zuidpool, het
hooggebergteklimaat zoals in de Alpen en als laatste het toendraklimaat. De toendra is een
boomloze vlakte en hier is het nooit boven de 10 graden, denk aan de Polar-express. In de zomer
ontdooit de bovenlaag, de onderlaag niet, dit is de permafrost. Het smeltwater kan in de zomer niet
wegstromen, waardoor de toendra in de zomer een groot moeras is.
2.6 Klimaatverandering
Vroeger was er sprake van een krijt, een van de warmste perioden ooit. Dit zorgde ervoor dat de
Pangea (alle werelddelen samen) uit elkaar dreef, wat veel vulkanisme tot gevolg had. In de oceaan
van toen leefden veel ammonieten (een soort schelpdier), nu vinden we deze organismen terug als
fossielen.
De laatste 2,5 miljoen jaar van de geschiedenis kenmerkt zich door het afwisselen van glacialen
(ijstijden) en interglacialen (warme perioden). Zo komen de hunebedden voort uit het één na laatste
glaciaal, waar het ijs uit Scandinavië ze meenam. In Nederland ontstonden stuwwallen, nu heuvels
(Limburg), door het drukkende ijs. Door de laatste ijstijd is GB een eiland geworden.
De witte kleur van het ijs zorgt ervoor dat warmte wordt teruggekaatst de atmosfeer in (albedo).
Door het smelten van de poolkappen is er sprake van een vermindering van de albedo. De curve van
Milankovitch heeft ook invloed op de klimaatverandering, hij heeft vastgesteld dat de baan van de
aarde niet altijd hetzelfde is waardoor de opgevangen straling wisselt. Ook een grote
vulkaanuitbarsting kan invloed op het (wereldwijde) klimaat uitoefenen. Tenslotte hebben de
golfstromen ook invloed op het klimaat. Dit zijn allemaal natuurlijke oorzaken van
klimaatverandering, de menselijke oorzaak is het versterkt broeikaseffect. De gevolgen van
klimaatverandering zij de zeespiegelstijging en het smelten van het landijs.
H4 – Nederland en het water
4.6 Waterproblemen wereldwijd
Er zijn drie soorten waterproblemen: te veel water, te weinig water en
vervuild water.
Te veel water: oorzaken zijn orkanen, versnelde waterafvoer (door
ontbossing), kanalisatie van beken en rivieren, snelle
ontwatering/afwatering van de landbouw, de verstedelijking, verstening en
klimaatverandering.