100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
Eerder door jou gezocht
Samenvatting Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en adolescenten, ISBN: 9789058982537 Methoden Van Klinische Diagnostiek€7,04
Dit is een samenvatting van het boek van Tak et al. voor het vak Methoden van Klinische Diagnostiek (MKD). In de samenvatting staan ook de testen die per onderwerp worden genoemd, met daarbij de doelgroep en de meetpretentie. Ook zijn er plaatjes uit het boek toegevoegd om de tekst te verduidelijke...
Samenvatting Tak et al. – Handboek psychodiagnostiek voor de
hulpverlening aan kinderen en adolescenten
Inhoudsopgave
Samenvatting Tak et al. – Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en adolescenten........1
Hoofdstuk 5 – Systematische gedragsobservatie als onderdeel van psychodiagnostiek............................................2
Hoofdstuk 6 – Achtergronden en gebruik van vragenlijsten voor het vaststellen van emotionele en
gedragsproblemen......................................................................................................................................................3
Hoofdstuk 7 – Individueel testonderzoek bij kinderen................................................................................................7
Hoofdstuk 9 – Diagnostiek van gezinsfunctioneren..................................................................................................11
Hoofdstuk 11 – Intelligentieonderzoek.....................................................................................................................15
Hoofdstuk 12 – Leergeschiktheid, leertests en onderwijs.........................................................................................20
Hoofdstuk 13 – Diagnostiek van de sociaal-emotionele ontwikkeling......................................................................23
Hoofdstuk 14 – Taaldiagnostiek................................................................................................................................29
Hoofdstuk 15 – Diagnostiek van het motorisch functioneren...................................................................................35
Hoofdstuk 16 – Diagnostiek vanuit een ontwikkelingsneuropsychologische benadering.........................................38
,Hoofdstuk 5 – Systematische gedragsobservatie als onderdeel van
psychodiagnostiek
1. Inleiding
Observeren is kijken hoe iemand zich gedraagt en/of hoe iets gebeurt. Binnen psychodiagnostisch onderzoek wordt
gewerkt met systematische observaties: het doel van de observatie wordt vooraf vastgesteld en er wordt een
bepaalde methode gebruikt om te observeren.
Een observatie kan informatie opleveren, maar kan tegelijkertijd ook meteen als een interventie werken. Tijdens de
observatie kan de leerkracht bijvoorbeeld al aanpassingen maken in zijn gedrag die het kind beter laten werken.
2. Systematische observatie van gedrag: hoe, wat en waarom?
Een observatie voor gedrag wordt ingezet op de momenten dat het gedrag zich laat zien of wanneer het gedrag het
beste te observeren is. Vaak wordt er dan een simpel registratieformulier gebruikt met daarom het tijdstip, het
gedrag, hoe vaak/hoe erg, etc. Hoe concreter de beschrijving is in termen van zichtbaar en hoorbaar gedrag, des te
makkelijker lukt het degene die observeert om zich hiertoe te beperken.
Een andere manier van observeren in time sampling. Iedere minuut kijk je dan wat het kind aan het doen is. Je kunt
dit voor één kind doen of meerdere kinderen met elkaar vergelijken (kinderen met een goede taakhouding
vergelijken met iemand met een minder goede taakhouding).
3. Systematische observatie van extern gedrag in zijn waarneembare context: het ABC-schema
Een ABC-schema geeft niet alleen een indicatie van de aard en ernst van probleemgedrag, maar biedt ook inzicht in
de functie van het probleemgedrag in zijn context. Vanuit de leertheorie wordt hierbij veelal gebruik gemaakt van
het schematiseren in antecedenten van het gedrag (A), het doelgedrag zelf (B, behaviour) en de gevolgen, e
consequenten ervan (C). Door over alle drie deze aspecten informatie te verzamelen, wordt zicht verkregen op
factoren die een rol spelen bij het uitlokken en in stand
houden van het gedrag. Vaak reageert het kind op een
reactie van anderen, waardoor de C uit de eerste ABC-
sequentie direct de A is van de tweede ABC-sequentie.
Het is soms ook heel behulpzaam om ook een situatie te observeren waarin het probleemgedrag zich juist niet
voordoet, om zo te kunnen kijken wat kan helpen om probleemgedrag te voorkomen.
4. Systematische observatie van intern gedrag in een gedeeltelijk zelf gecreëerde context
Het observeren van intern gedrag moet overgelaten worden aan het kind of de jongere zelf. Natuurlijk hangt het
interne gedrag wel samen met het externe gedrag, maar aan de hand van alleen het externe gedrag kun je geen
inschatting maken van wat er aan de binnenkant gebeurt met een kind. Vaak wordt er dan aan de hand van een
gebeurtenis opgeschreven wat het kind denkt, voelt en doet. Ook wordt er gebruik gemaakt van thermometers of
smileys om aan te geven hoe een kind zich voelt. Na het opschrijven van deze feitelijke informatie worden er
conclusies getrokken.
De interne gedragingen van een kind kunnen ook in een ABC-schema gezet worden. Detoevoeging van gedacthen en
gevoelens aan de middelste kolom biedt vaak de ontbrekende schakel tussen de trigger (A) en het waarneembare
gedrag.
,Hoofdstuk 6 – Achtergronden en gebruik van vragenlijsten voor het vaststellen
van emotionele en gedragsproblemen
1. Inleiding
In de redenen voor aanmelding bij een instelling voor jeugdzorg spelen emotionele en gedragsproblemen een
prominente rol. Een nauwkeurige inventarisatie en inschatting van de aard en ernst van deze problemen vormt dan
ook een wezenlijk onderdeel van de diagnostiek. Het afnemen van vragenlijsten is een belangrijk hulpmiddel.
2. Gemeenschappelijke kenmerken
Op basis van klinische en/of theoretische inzichten formuleert men een groot aantal concrete uitspraken over
emotionele en gedragsproblemen bij kinderen. Deze vormen de basis voor de items van de vragenlijst. Daarna wordt
de vragenlijst door (of voor) een groot aantal kinderen ingevuld. Hierbij geeft een informant (het kind zelf of iemand
die hem goed kent) op een geprecodeerde antwoordschaal (ja/nee, een driepuntsschaal) aan, in hoeverre het bij
ieder item geformuleerde van toepassing is. Via statistische methoden wordt vervolgens nagegaan of de items bij
een relatief klein aantal factoren passen en of die factoren een handzame en verantwoorde samenvatting vormen
van de informatie in de items. Zijn deze factoren er eenmaal, dan kan voor ieder kind een score op elk van de
factoren worden berekend en eventueel grafisch in een profiel worden weergegeven. De factoren vormen dan de
schalen van de vragenlijst. Door de individuele scores op deze schalen te vergelijken met normen kan de aan- of
afwezigheid van emotionele en gedragsproblemen en eventueel de ernst hiervan worden vastgesteld. Op grond van
de scores kan ook een classificatie van de problematiek plaatsvinden. Uiteraard spelen in dit constructieproces de
bekende psychometrische vragen over de betrouwbaarheid en validiteit van een meetinstrument een belangrijke
rol.
- Item = uitspraak over probleemgedrag;
- Informant = persoon aan wie gevraagd wordt een vragenlijst in te vullen;
- Factoren = groepjes items die bij elkaar horen (syndromen). Het vormen van deze groepjes kan exploratief of
theorie gestuurd zijn;
- Normen = zijn gebaseerd op de verdeling van scores binnen een normgroep en maken het mogelijk de score
van een individueel kind te vergelijken met de scores van kinderen uit de normgroep om te kijken of het
gedrag van het kind opvallend is;
o De normgroep moet representatief zijn, groot genoeg (COTAN heeft hier richtlijnen voor opgesteld)
en de aard van de normgroep moet overeenkomen met het doel van de vragenlijst
o Een klinische normgroep wordt gebruikt om te bepalen of een verkregen score al dan niet afwijkt
van gangbare scores in een klinische populatie en om de ernst van de problematiek in kaart te
brengen.
o Je hebt twee soorten normen: normen die
gebaseerd zijn op rangorde (percentielen) en
normen die gebaseerd zijn op het gemiddelde en
de spreiding van scores binnen de normgroep
(standaard score).
- Classificatie = een label uit de DSM-5;
- Betrouwbaarheid = consistentie van scores;
o Test-hertest betrouwbaarheid;
o Interbeoordelaarbetrouwbaarheid;
o Interne consistentie.
- Validiteit = meet de vragenlijst wat je wilt meten?
o Begripsvaliditeit = meet een IQ-test ook echt het
IQ?
o Criteriumvaliditeit = is een item op de vragenlijst een goede voorspeller van het gedrag buiten de
testsituatie?
Prevalentie = hoe vaak komt de stoornis voor?
Sensitiviteit = hoe goed is de test in het opsporen van een bepaalde stoornis?
Specificiteit = hoe goed kan de vragenlijst kinderen zonder stoornis opsporen?
, Een vragenlijst is aan beoordeling onderhevig. Dat betekent dat iedereen de vragen van de vragenlijst op een andere
manier kan interpreteren en daardoor ook anders kan invullen. Hier moet rekening mee gehouden worden bij het
classificeren van een stoornis op basis van een vragenlijst.
Voordelen van het gebruik van vragenlijsten zijn:
- Standaardisatie = iedereen krijgt dezelfde vragen voorgelegd;
- Volledigheid = alle relevante aspecten van de problematiek komen aan de orde;
- Kwantificeerbaarheid = antwoorden worden op basis van statistische regels omgezet in genormeerde scores;
- Efficiëntie = in een kort tijdsbestek wordt veel informatie ingewonnen;
- Transparantie = de zichtbaarheid en controleerbaarheid van de diagnostische besluitvorming wordt
vergroot;
- Cliëntfeedback = het bespreken van de uitkomsten in een dialoog met de cliënt zet bewustwording in
werking;
- Onderzoekbaarheid = de aard van de informatie maakt de problematiek van een individuele cliënt beter
meetbaar;
- Professionalisering en profilering = de klinische praktijk wordt beter toegankelijk voor wetenschappelijk
onderzoek.
3. Het gebruik van vragenlijsten
Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de functioneren van een kind kan informatie worden ingewonnen
bij de ouders, de leerkracht en het kind zelf. Vaak is het voor adequate diagnostiek noodzakelijk een beroep te doen
op verschillende informanten. Al deze verschillende informanten leveren vaak ook tegenstrijdige informatie op.
Mogelijke verklaringen voor deze discrepanties zijn:
- Probleemgedrag kan situatie specifiek zijn;
- Bepaald probleemgedrag zal vaak buiten het zicht van volwassenen plaatsvinden (antisociaal gedrag);
- Bepaalde symptomen zijn minder duidelijk observeerbaar en vooral te rapporteren door het kind zelf;
- Een informant kan onbewust of bewust emotionele en gedragsproblemen over- of onder rapporteren;
- Ouders, leerkracht en kind hanteren mogelijk verschillende referentiekaders voor het beoordelen van
emotionele en gedragsproblemen;
- De leeftijd van het kind en daarmee het ontwikkelingsniveau is van invloed op het vermogen te reflecteren
op het eigen gedrag;
- Psychopathologie bi een of beide ouders en relatieproblematiek kunnen van invloed zijn op het door de
ouders gerapporteerde probleemgedrag;
- Persoonlijkheidskenmerken van professionals kunnen hun rapportage van probleemgedrag beïnvloeden.
Voor kinderen < 6 jaar worden ouders als informant gebruikt en eventueel aangevuld met een leerkracht of
verzorger.
Voor kinderen tussen 6 en 12 jaar worden leerkracht en ouder gebruikt.
Voor 12 jaar en ouder wordt de leerkracht als minder informatief gezien, omdat de leerkracht minder contact heeft
met het kind.
Het belangrijkste bij het kiezen van de informanten is dat de informant het kind vaak moet zien, om een goede
beoordeling te kunnen geven. Let ook op dat de informanten alleen vragen krijgen over de situatie waarin zij met het
kind te maken hebben (leerkrachten alleen over het onderwijs en ouders alleen over de thuissituatie).
De ‘of-regel’ zegt dat probleemgedrag er is als één van de informanten het ziet. De ‘en-regel’ stelt dat het
probleemgedrag als alle informanten het gedrag zien. De ‘of-regel’ verdient de voorkeur, maar bij sommige
classificaties is de ‘en-regel’ nodig (ADHD bijvoorbeeld).
Het is ook goed om de vragenlijsten nog met de informanten te bespreken, om verduidelijking te vragen bij sommige
antwoorden, maar ook om ouders de gelegenheid te geven om uit te leggen hoe ze bepaalde situaties zien.
Er zijn twee manieren om na te gaan tussen welke minimum- en maximumscore de verkregen score kan fluctueren
wanneer er rekening wordt gehouden met de (on)betrouwbaarheid van de gebruikte vragenlijst, ofwel om het
betrouwbaarheidsinterval te berekenen:
1. Standaardmeetfout;
2. Standaardschattingsfout.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marijnpiksen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,04. Je zit daarna nergens aan vast.