Samenvatting Kernthema’s van de Bestuurskunde
Inhoudsopgave
Opzet tentamen...................................................................................................................... 1
Inleiding.................................................................................................................................. 1
Week 1................................................................................................................................ 2
Hoofdstuk 1: De wereld van het openbaar bestuur..........................................................2
Deel 1: Beleid en sturing........................................................................................................5
Week 2................................................................................................................................ 5
Hoofdstuk 2: Beleid en sturing.........................................................................................5
Hoofdstuk 4: Beleidsprocessen.......................................................................................7
Week 3.............................................................................................................................. 10
Hoofdstuk 3: Beleidsomgeving......................................................................................10
Deel 2: Organisatie en management....................................................................................12
Week 4.............................................................................................................................. 13
Hoofdstuk 5: Organisaties en omgeving........................................................................13
Week 5.............................................................................................................................. 16
Hoofdstuk 6: Managementbenaderingen.......................................................................17
Hoofdstuk 7: Leiderschap en gedrag.............................................................................18
Deel 3: Politiek en bestuur....................................................................................................21
Week 6.............................................................................................................................. 21
Hoofdstuk 8: De politieke omgeving van het openbaar bestuur.....................................21
Week 7.............................................................................................................................. 23
Hoofdstuk 9: politiek-ambtelijke verhoudingen..............................................................23
Hoofdstuk 10: Politiek, bestuur en media......................................................................25
,Opzet tentamen
- Wat moet je kunnen: reproductie, vergelijking, herkenning, toepassing,
oordeelsvorming en advisering van de powerpoints, gastcolleges, Tjeenk Willink en
het boek Openbaar Bestuur
- Vraag 2 en 3 gaat over hfd 1 t/m 4 (beleid gericht) in week 1 t/m 3
- Vraag 4 en 5 gaat over hfd 5 t/m 7 (organisatie en management gericht) in week 4
t/m 7
Meer specifiek
- 5 hoofdvragen in totaal met elk 10 punten. Bij elke vraag wordt een score van 1 tot 5
gesteld in hoe goed de vraag is beantwoord, dit betekend dus niet het aantal punten
dat je per vraag krijgt; (15,25 punten + 25*1,6 = 55,25 = 5,525)
- Vraag 1 is gericht op kennis en heeft 5 subvragen;
- Vraag 2 is een beleidsgerelateerde vraag;
- Vraag 3 is ook een beleidsgerelateerde vraag maar met een casus;
- Vraag 4 is gerelateerd aan organisatie en management. Een casusopdracht met een
opzet van de weekopdrachten (a. Empirisch, b. Normatief, c. Prescriptief);
- Vraag 5 is ook gerelateerd aan organisatie en management;
- Vervlochten in de vragen zijn de gastcolleges, Tjeenk Willink en de laatste 3
hoofdstukken);
Oefententamen is een take home tentamen waarbij meer nadruk lag op toepassing,
vergelijken en adviseren dan de reproductie. De aard en diepgang is wel gelijk. In dit
tentamen ligt meer nadruk op reproductie (dus goed om de casussen mee te oefenen!)
- Als bepaalde thema’s in het tentamen wel in het oefententamen voorkwamen dan
komen waarschijnlijk andere prominente thema’s aan bod.
- Sommige definities of benaderingen moet je eruit kunnen rollen zoals: transactioneel
en transformationeel, het barrièremodel, beleidsproces en interactieve
beleidsvorming.
Inleiding
1
,Week 1
Hoofdstuk 1: De wereld van het openbaar bestuur
Democratie en Responsiviteit:
- Beleid moet passen bij de voorkeuren van burgers (verkiezingen, inspraak, etc.);
- Transparantie en verantwoording.
Doelmatigheid en Doeltreffendheid:
- Overheid moet presteren;
- Overheid moet geld efficiënt besteden (geen belastinggeld verspillen).
Integriteit:
- Morele principes eerbiedigen, o.a. geen machtsmisbruik, belangenverstrengeling en
discriminatie.
Rechtmatigheid:
- Overheid handelt op wettelijke grondslag;
- Controle op overheidsmacht: check & balances, bezwaar/beroep, etc.
Spanningsvelden
Doelmatigheid versus rechtmatigheid:
- Burgers moeten bezwaar kunnen maken tegen besluiten, dit kan grote projecten
vertragen en daarmee hogere kosten. Rechtmatigheid gaat ten koste van
doelmatigheid.
Democratie versus rechtmatigheid:
- Door toegenomen criminaliteit hebben burgers geen bezwaar tegen ruimte
bevoegdheden. Een daarvan is het benutten van informanten die in ruil voor
informatie niet worden vervolgd. Hier botst democratie/publieke opinie met de
beginselen van het strafrecht/rechtmatigheid.
Integriteit versus democratie:
- Als een wethouder geld aanneemt om een fabriek te laten bouwen waardoor mensen
werkgelegenheid krijgen botst de publieke opinie met de integriteit van de wethouder.
De kwaliteit en de legitimiteit van het openbaar bestuur zijn afhankelijk van de mate waarin
politici, bestuurders en ambtenaren erin slagen om in deze spanningsvelden overeind te
blijven, ze noemen evenwichtskunstenaars zijn.
2. Wat de overheid is
2
, Openbaar bestuur: het geheel van organisaties en activiteiten dat primair is gericht op de
besturing van de maatschappij en kent vele spelers, belangen en logicas.
Governance: een vorm van openbaar bestuur waarin een groot aantal overheidsactoren,
middenveldorganisaties en private partijen gezamenlijk betrokken zijn bij beleid en publieke
dienstverlening.
a. Scope van overheid en b. welke semipublieke overheidsorganisaties zijn er
Onderdeel Voorbeelden
Openba Openba Politiek - Gemeenteraad
ar ar - Staten-Generaal
bestuur bestuur
in in ruime Ambtelijk apparaat - Ministerie van Volksgezondheid
beperkt zin - Rijkswaterstaat
e zin
Zelfstandige publieke organisaties: - Academische ziekenhuizen
- Universiteiten
- Overige publiekrechtelijke ZBO’s.
Private organisaties met (deels) publieke - Ziekenhuizen
taken: - MBO-instellingen
- Garages die APK-keuring verrichten
- Notariskantoren, etc.
Private organisaties zonder - Vakcentrales
winstoogmerk, ook wel non-profits (geen - Zelfstandige vakbonden
publieke taken): - Goede doelen met een CBF-keurmerk
Bedrijfsleven - Shell
- Starbucks
Wat binnen en buiten de overheid valt is te omschrijven als Publiekheid.
Publiekheid: Mate waarin een organisatie tot de publieke sector behoort, afgemeten aan de
dimensies: eigenaarschap, bekostiging en politieke controle.
3. Wat de overheid doet
Parallellen en verhoudingen zijn gevisualiseerd
Openbaar bestuur in Nederland is op te vatten als een systeem van multi-level governance
waarbij betrokken:
Horizontaal: staat, maatschappelijk middenveld en de markt.
Verticaal: EU, nationaal, provinciaal en gemeentelijk
3
,Transformatie overheid:
- Nachtwakerstaat (begon rond 1900)
- Verzorgingsstaat (begon rond 1950)
- Voorwaardescheppende staat (vanaf ongeveer 2020)
Zie op onderstaande afbeelding een reis door de tijd van de rolverdeling tussen de staat, het
maatschappelijke middenveld en de markt
4. Tjeenk Willinks visie
- Rol van Europa dient over de bescherming van de rechtsstaat en onze normen en
waarden te gaan, niet over hoeveel alles kost.
- Oorzaak (volgens Tjeenk Willink): te grote aandacht voor economisch resultaat (en
het individueel belang) en te weinig oog voor recht doen en het algemeen belang:
gevolg cynisme.
- Burgers niet actief als citoyen(=burgerschap als publiek ambt, waarin het niet alleen
om de politieke participatie gaat (de relatie met de overheid) maar om de actieve
deelname van burgers aan de samenleving vanuit gemeenschappelijk gevoelde
verantwoordelijkheden.
4
, Deel 1: Beleid en sturing
Week 2
Hoofdstuk 2: Beleid en sturing
Publieke waardecreatie (Mark Moore)
Model: focus moet helpen voor publieke managers om doelen te stellen, de drie elementen:
- Maatschappelijke waarde propositie: organisaties moeten hun maatschappelijke
waarde bepalen.
- Autoriserende omgeving: daarvoor is steun nodig uit de maatschappelijke en
politieke omgeving.
- Organisatorische capaciteit: het vermogen om de waarde propositie waar te maken.
Maatschappelijke sturing: het doelgericht aanpakken van een maatschappelijke toestand
(door middel van beleid)
Publieke waarde: toegevoegde waarde voor de samenleving.
Type goederen:
- Privaat goed: gemaakt door de markt zoals een mobiel op de mobiel markt.
- Commonpool goederen: gebruik van natuurlijke bronnen zoals vis vangen in de zee.
Het gebruik wordt aan voorwaarden gebonden.
- Publieke goederen: gemaakt door de overheid zoals een dijk aan zee.
- Club-goederen: zoals een concert (uitsluitbaar maar niet rivaliserend, iedereen
geniet)
- Bemoeigoederen (merit goods): door subsidies op goederen die door de markt niet
ontstaan (cultuur, museums en bibliotheken) en accijnzen op goederen die helaas
wel door de markt ontstaan (tabak en alcohol).
Kenmerken:
- Rivaliserend: wanneer het gebruik van een goed door persoon A ten koste gaat van
het gebruik door persoon B. Als persoon A het heeft kan persoon B het niet krijgen.
- Uitsluitbaar: wanneer het mogelijk is iemand uit te sluiten van een goed als deze niet
betaald.
Uitsluitbaar Niet uitsluitbaar
Consumptie is rivaliserend Privaat goed (markt) Commonpool goederen
(Elinor Ostrom, gebruik aan
voorwaarden binden zoals
vissen in de open zee)
Consumptie is niet- Club-goederen Publiek goed (overheid,
rivaliserend (maatschappelijk infrastructuur en openbare
middenveld) orde)
5