Samenvatting Klinische Psychologie
Diagnostiek en Therapie
Hoofdstuk 1 Het anamnestisch interview
1.1 Inleiding
Om te bepalen wat het probleem is en of, hoe, waar, hoelang en hoe intensief te
behandelen gaat aan behandeling een diagnostische fase vooraf: de intake of
anamnese. Het gaat om een gesprek (of een aantal gesprekken) met een duidelijk
omschreven doel: het verzamelen van informatie die bijdraagt aan de
totstandkoming van een diagnose. De onderwerpen van de anamnese zijn
afhankelijk van de setting waarin de intaker werkt.
De anamnese bestaat doorgaans uit een of enkele gesprekken, soms aangevuld
met psychologisch onderzoek door middel van (semi)gestructureerde interviews en
tests. Met behulp van deze gegevens doet de intaker een uitspraak over wat er aan
de hand is, en waardoor de problemen zijn veroorzaakt en waardoor ze in stand
worden gehouden. Aan de hand van de diagnostische gegevens, alsmede de
wensen van de patiënt en de mogelijkheden van de patiënt, doet de intaker een
voorstel voor behandeling.
1.2 Het anamnestisch interview bij volwassenen
De belangrijkste doelen van het anamnestisch interview zijn tot het komen tot een
diagnose en een behandelingsplan. De intaker tracht de problemen van de patiënt
te herformuleren door zijn levensgeschiedenis te reconstrueren, zijn huidige
omstandigheden te analyseren, en een indruk te krijgen van zijn persoonlijkheid, ten
behoeve van de etiologische formulering oftewel ‘verklarende’ diagnose. Het
vestigen van een werkrelatie met de patiënt is een ander doel van het
anamnestisch interview. Dit zal ‘compliance’ bevorderen.
Voor het vaststellen van de beschrijvende diagnose (as I en as II DSM-IV) bestaan
er ook gestructureerde en semigestructureerde interviews. Ten behoeve van de
training van hulpverleners is het in ieder geval aan te raden enkele malen een
(semi)gestructureerd interview af te nemen, omdat dit de hulpverlener leert welke
informatie nodig is om een beschrijvende diagnose te kunnen stellen en met welk
soort vragen de hulpverlener deze informatie bij de patiënt kan ontlokken.
,1.3 Taken en vaardigheden van de intaker
Anamnestisch interviewen is een complexe vaardigheid van de intaker, waarin 3
typen vaardigheden te onderscheiden zijn:
- De feitelijke anamnese vaardigheden
- De gespreksvaardigheden
- De cognitieve vaardigheden
Tabel 1.1 bevat een uitgewerkt schema van de inhoudelijke agendapunten,
gespreks- en cognitieve vaardigheden van de anamnese.
De anamnese en de anamnesevaardigheden
De inhoudelijke agenda die de intaker dient te hanteren tijdens een anamnestisch
interview kan het best worden ingedeeld in 4 fasen:
- De probleemverheldering en de speciële anamnese
- De psychiatrische anamnese in engere zin
- De biografische anamnese
- De sociale anamnese, ofwel het huidige functioneren
Fase 1: Probleemverheldering en speciële anamnese bestaat uit
probleemverheldering, exploratie van (mogelijke) andere klachten of problemen,
aanleiding om hulp te zoeken en hulpvraag, uitdiepen van de hoofdklacht(en),
ontstaansfactoren, verloop, invloed op dagelijks leven en behandeling en zelfhulp.
Fase 2: Psychiatrische anamnese in engere zin. Tijdens de psychiatrische
anamnese in engere zin gaat de intaker op een gestructureerde manier
psychiatrische symptomatologie na. De informatie kan hij op 4 manieren krijgen:
via observatie, conversatie, exploratie en onderzoek. Observatie houdt in het
registreren van de diverse gedragingen, reacties, en uitelijke kenmerken en het
interpreteren van hun betekenis. Conversatie is de niet-gerichte algemene
communicatie met de patiënt. Exploratie is het onderzoeken van de innerlijke
ervaringen van de patiënt die niet te observeren zijn. Onderzoek houdt in het testen
van bepaalde functies van de patiënt. Fase 2 bestaat onder meer nog uit
verschijning en psychomotoriek, oriëntatie, aandacht en geheugen, waarneming,
spraak en denken en stemming en affect.
Fase 3: Biografische anamnese. Deze brengt de levensgeschiedenis van de
patiënt in kaart in verschillende perioden; de vroege jeugd (0-4), kindertijd (4-12),
adolescentie (12-18) en volwassenheid (18-nu). De intaker vormt zich een beeld van
de lichamelijke, psychische, seksuele, sociale, en intellectuele ontwikkeling van de
patiënt gedurende de verschillende perioden. Life events gedurende de
verschillende perioden, zoals trauma’s, verhuizingen, opnamen en scheiding,
worden nagevraagd. Ook vragen intakers naar psychiatrische stoornissen in de
familie. De intaker vormt zich een indruk van de persoonlijkheid van de patiënt. Het
,zelfbeeld wordt geëxploreerd door de patiënt te vragen een beschrijving te geven
van wat voor persoon hij is, en/of hem te vragen naar zijn goede en slechte
eigenschappen.
Fase 4: Huidig functioneren. De vierde fase van het interview betreft het huidige
functioneren van de patiënt in zijn sociale relaties, maatschappelijke situatie en
vrijetijdsbesteding. Ten eerste brengt de intake de aanwezigheid en kwaliteit van
het sociale netwerk van de patiënt in kaart. Ook gaat de intaker na hoe de patiënt
functioneert in zijn werk of opleiding, hoe de financiële situatie en de huisvesting is,
en welke hobby’s de patiënt heeft. Belangrijk is ook te weten hoe tevreden de patiënt
met zijn huidige functioneren op deze gebieden is.
Afsluiting. Aan het eind van het interview deelt de intaker zijn opgedane inzichten
met de patiënt. Hij vat samen wat hij begrepen heeft van het probleem van de
patiënt, wat de diagnose is, wat mogelijke oorzaken zijn, en wat de hulpvraag is.
Bovendien geeft hij informatie over de prognose van de klacht en de (verschillende)
behandelmogelijkheden. Zie gespreksfragment in box 1.1.
Gespreksvaardigheden
Gespreksvaardigheden hebben betrekking op het proces van het interview. Ze
zijn van groot belang bij het vestigen van een werkrelatie met de patiënt. Lang en
Van der Molen (1990; 2003) delen gespreksvaardigheden in 2 categorieën in:
luistervaardigheden en regulerende vaardigheden. We kunnen de volgende 6
luistervaardigheden onderscheiden:
- Aandachtgevend gedrag
- Vragen stellen
- Concretiseren
- Parafraseren van inhoud
- Reflecteren van gevoel
- Samenvatten
De regulerende vaardigheden die relevant zijn voor het anamnestisch interview
zijn:
- Geven van informatie
- Vragen om feedback
- Hardop denken
- Structureren
Cognitieve vaardigheden
Anamnese- en gespreksvaardigheden zoals we die hierboven hebben besproken,
hebben betrekking op het overte gedrag van de intaker. We richten ons nu op het
coverte gedrag van de intaker, namelijk de mentale processen tijdens het
afnemen van de anamnese (cognitieve ofwel probleemoplossende vaardigheden).
Het proces van hypotheseselectie en hypothesetoetsing is beschreven door
,Othmer en Othmer (1994). Bij dit proces maakt de intaker 3 lijsten. Bij de start van
het eerste contact maakt de intaker een lijst met alle mogelijke diagnosen (lijst 1).
Daarnaast een lijst met uitgesloten stoornissen (lijst). De derde lijst (lijst 3) betreft
de nog niet onderzochte stoornissen. Zie box 1.2.
In het begin van dit screeningsproces gebruikt de intaker algemene vragen die
sensitief maar weinig specifiek zijn, om diagnostische aanwijzigingen te
verzamelen. Met dergelijke vragen onderzoekt de intaker belangrijke diagnostische
gebieden van mentale stoornissen. De belangrijkste diagnostische gebieden
zoals onderscheiden in de DSM-IV-TR zijn:
- Angstklachten
- Stemmingsstoornissen
- Somatoforme stoornissen
- Gedragsproblemen
- Verslavingsproblemen
- Psychotische stoornissen
- Cognitieve stoornissen
Daarnaast screent de intaker psychosociale en omgevingsproblemen. Ook
onderzoekt hij langdurige patronen van slechte aanpassing, ter screening van
persoonlijkheidsstoornissen. De intaker gebruikt vragen van hoge diagnostische
specificiteit om alle essentiële symptomen van een stoornis te identificeren, de
diagnostische criteria. Tot slot zoekt de intaker naar informatie die de diagnose
ondersteunt.
Het resultaat van het anamnestisch interview is doorgaans een multi-axiale
evaluatie van problemen van de patiënt volgens de DSM-IV-TR. Intakers die de
multi-axiale evaluatie niet willen gebruiken, noteren gewoon de gestelde diagnosen.
Uiteindelijk resulteert het anamnestisch interview in een beargumenteerd voorstel
voor behandeling (of geen behandeling), en een prognose over wat er van de
voorgestelde behandeling te verwachten valt. Zie Figuur 1.1. De conclusie van het
anamnestisch interview: de diagnostische formulering, het behandelingsplan en de
prognose, dient de intaker aan de patiënt mee te delen.
In Tabel 1.1 (derde kolom) is een opsomming gegeven van de cognitieve
vaardigheden waarover de intaker gedurende de verschillende fasen van het
diagnostisch interview moet kunnen beschikken. Tijdens de probleemverheldering
formuleert de intaker al hypothesen over de as-I en as-II-diagnose. Tijdens de
speciële anamnese selecteert de intaker vragen om zijn diagnostische hypothesen
te testen. Tijdens de psychiatrische anamnese in engere zin werkt de intaker lijst 3
van de niet onderzochte stoornissen verder af.
Met de gegevens uit de biografische anamnese in combinatie met de informatie uit
de probleemverheldering en speciële anamnese kan de intaker de precipiterende,
predisponerende, en onderhoudende factoren formuleren. Tijdens de sociale
anamnese vergaart de intaker de nodige informatie om een formulering op As-IV
, (psychosociale en omgevingsproblemen) en As-V (sociaal, werk, en psychologisch
functioneren) te kunnen maken.
1.4 Het anamnestisch interview bij kinderen
Het anamnestisch interview bij kinderen en jeugdigen lijkt in veel opzichten op dat
van volwassenen. Het belangrijkste verschil ligt erin dat het is aangepast aan het
ontwikkelingsniveau van het kind. Daarnaast neemt de intaker over de problemen
veelal een heteroanamnese af (ouders, leerkracht, beroepsopvoeder of leerkracht).
Semigestructureerde interviews bij kinderen en hun ouders
Er zijn diverse gevalideerde semigestructureerde interviews die geschikt zijn voor
psychologen, pedagogen en psychiaters, om psychopathologie bij kinderen te
meten, zoals de Anxiety Disorders Interview Schedule for DSM-IV en of
Structured Clinical Interview for DSM-IV-Child Edition. De interviews bij de
ouders en bij het kind worden in aparte sessies afgenomen. Uit de interviews bij
ouders en bij kind kunnen verschillende resultaten komen. Bij de ADIS worden de
diagnosen die uit het kind- en ouderinterview komen, met een ernstscore groter dan
4, eenvoudig bij elkaar opgeteld. Bij de SCID-C weegt de intaker, de scores van kind
en ouder per criterium van de desbetreffende stoornis, en op basis van dat gewogen
oordeel komt er al dan niet ‘ja’ voor het criterium uit, en uiteindelijk voor een stoornis.
Spelobservatie
De intaker kan tijdens een spel de volgende problemen bij het kind onderzoeken:
- Aandacht
- Gebruik van ruimte
- Spel
- Angst
- Is het kind erg precies, rigide?
- Motoriek
- Contact
Idealiter bestaat een spelobservatie uit een onderdeel waarin de intaker het kind
alleen laat spelen, en een deel waarin de intaker zich in het spel mengt, en daarbij
zowel volgend meespeelt, alsook zelf initiatieven neemt om na te gaan hoe het kind
daarop reageert. Ook kan de intaker nagaan hoe het kind met competitie omgaat.
Andere accenten van de anamnese met een kind
Omdat kinderen het grootste deel van hun tijd op school doorbrengen, is vragen
naar het functioneren op school zeer belangrijk. Ook het sociale functioneren op
school wordt nagevraagd. Hobby’s, interessen, maar ook vragen naar de
fantasiewereld en dromen over de toekomst geven de intaker inzicht in het
functioneren van het kind en van sterke kanten.