Samenvatting boek en colleges
Week 1 (5)
Hoofdstuk 1. Introductie sociale neurowetenschap
Cognitie is brein wordt gekarakteriseerd door netwerken van flowing signalen tussen
verschillende regio’s in brein. Sociale interactie: een soort megabrein waarin verschillende
regio’s in verschillende breinen gezamenlijk invloed op elkaar hebben.
Verschijning van sociale neurowetenschap:
- Sociale psychologie: een poging tot begrijpen en uitleggen, met gebruik van
methoden en theorieën van neurowetenschap, hoe de gedachten, gevoelens, en
gedragingen van individuen worden beïnvloed door de werkelijke, ingebeelde of
impliciete aanwezigheid van anderen.
- Sociale neurowetenschap dus sub discipline van sociale psychologie. Maar veel
onderzoekers achtergrond in cognitieve psychologie: studie van mentale processen
zoals denken, waarnemen, spreken, acteren en plannen; en het uitleggen van complex
gedrag door interacties van sub-mechanismen.
- Sociale neurowetenschap linkt alle disciplines samen: cognitieve en sociale
psychologie; en psychologie en de hersenen.
Ecologisch valide: een benadering of meting die betekenisvol is buiten een
laboratoriumcontext.
OPDRACHT
1. De sociale neurowetenschap heeft belangrijke wortels in twee tradities binnen de
psychologie. Welke zijn dat? Geef een korte beschrijving.
Sociale psychologie en cognitieve psychologie, zie hierboven.
2. In welk decennium ontstond de sociale neurowetenschap?
1992 in eerste artikel. In 2000 werd sociale neurowetenschap gezien als eenheid met eigen
onderzoeksonderwerpen en methoden.
3. Wat zeggen Stanley & Adolphs over de status en (nabije) toekomst van de sociale
neurowetenschap? Vat dit samen in twee zinnen.
Sociale neurowetenschap richtte zich op regio’s, nu op netwerken en zal zich richten op de
informatiestromen door deze netwerken om sociale informatie te kunnen begrijpen vanaf de
stimulus tot de respons. Het mist nu ecologische validiteit, interdisciplinaire integratie en
theorie dus in de toekomst meer echte gedragingen en sociale interactie bekijken.
4. Wat wordt verstaan onder ‘modulariteit’ en wat onder ‘domein specificiteit’?
Modulariteit is het begrip dat bepaalde cognitieve processen begrensd zijn in het type
informatie die ze verwerken en de manier van verwerking ervan.
Domeinspecifiteit: het idee dat een cognitief proces gespecialiseerd is voor de verwerking
van één bepaalde soort informatie.
5. Vat het debat over de mate waarin delen van het brein specifiek zijn toegerust voor sociale
functies samen aan de hand van de drie standpunten die door Barrett & Satpute (2013) worden
onderscheiden.
1. Simpel domein-specifieke kijk: brein regio’s die gespecialiseerd zijn voor het verwerken
van bepaalde soort sociale informatie. Weinig onderzoekers denken dit nog.
,2. Brein netwerken waarin elke regio in het netwerk een hoge mate van specialisatie heeft,
3. Brein regio’s of netwerken zijn niet opgedeeld of gespecialiseerd in sociale en niet-sociale
functies.
6. Wat is ‘reductionisme’ (geef een korte definitie) en in hoeverre denken sociale
neurowetenschappers op een reductionistische manier?
Reductionisme: een soort verklaring zal vervangen worden door een andere, meer basale
verklaring. Veel sociale neurowetenschappers niet op een reductionistische manier, want dan
zouden de concepten van neurowetenschap de sociale psychologie overnemen.
Neurowetenschappers willen juist een brug slaan tussen verschillende levels van verklaringen.
7. Wat wordt bedoeld onder ‘omgekeerde inferentie’ en wanneer is het maken van
omgekeerde inferenties problematisch?
Omgekeerde inferentie: een poging om de natuur van cognitieve processen af te leiden uit
neurowetenschappelijke data. Problematisch want afhankelijk van de kennis op dat moment.
Forward inferece voorbeeld: als iemand bang is, wordt de amygdala geactiveerd.
Reverse inference: als de amygdala is geactiveerd, is iemand bang.
Blank slate: het idee dat het brein omgevingsdingen leert zonder vooroordelen, of voorkennis
te leggen op dat leren. Meer realistisch is dat het brein al onderliggende ideeën legt op sociale
processen.
8. Waarom is het belangrijk om bij het bestuderen van sociale processen en sociaal gedrag
niet alleen onderzoek te doen aan het brein, maar gedrag ook op andere niveaus (zoals
gedragsobservatie) te bekijken en rekening te houden met bijvoorbeeld omgevingsfactoren en
de historische en/of culturele context? Beschrijf dit in maximaal 300 woorden en maak
gebruik van de voorbeelden op p.12 t/m 16 om tot een antwoord te komen.
De natuur van sociale interacties is volledig toe te schrijven aan cultuur, maatschappij en de
omgeving. Sociale processen zijn helemaal in de hersenen, maar sommige worden gecreëerd
door omgevingsfactoren en geschiedenissen.
Culturele neurowetenschap: interdisciplinair veld die culturele psychologie,
nerowetenschappen, en neurogenetica overbrugt.
Gene-cultuur co-evolutie: cultuur kan gen frequenties in een populatie beïnvloeden, en genen
hebben invloed op culturele evolutie door psychologische aanleg. (bijv. collectivistische en
individualistische culturen en genen van sociale sensitiviteit).
WEEK 6 (2): Basis, zenuwstelsel en hersenen
Videocollege 1-1: Zenuwstelsel
- Centraal en perifeer
o Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg
o Perifeer zenuwstelsel: lichaamszenuwen (maken verbinding met spieren en
andere organen)
Somatisch zenuwstelsel
Bewuste/vrijwillige controle van spieren (bijv. grijpen)
Sensorische informatie (bijv. aanraking, pijn)
Autonome zenuwstelsel
Onbewuste/onvrijwillige controle van lichaamsfuncties (bijv.
hartslag, ademhaling)
o Onderscheid tussen sympathische en parasympathische
zenuwstelsel
, Sympathisch: mobilisatie van energie (activatie)
Versnelling hartslag en ademhaling
Parasympathische: conservatie van energie
(deactivatie)
Vertraging van hartslag
Videocollege 1-2: Brein I
Hersenen, 3 delen
- Rhombencefalon (achterste hersenen)
o Medulla
Verlengde van ruggenmerg
Oorsprong craniale zenuwen
Belangrijk voor vitale reflexen (bijv. ademhaling, hartslag, braken,
hoesten)
o Pons
Pons = brug; zenuwbanen kruisen van de ene naar andere kant
Oorsprong craniale zenuwen
o Cerebellum
Kleine hersenen
Belangrijk voor motoriek (balans en coördinatie)
Belangrijk voor coördinatie van activiteit in verschillende
hersengebieden
- Mesencefalon (middelste hersenen) (klein stukje. Boven op medulla en pons)
o Bestaat uit tectum, tegmentum, colliculi en substantia nigra
o Bij zoogdieren erg klein, bij veel andere dieren een prominenter deel van brein
(bijv. reptielen)
o Medulla, pons en middelste hersenen vormen samen de hersenstam.
- Prosencefalon (voorste hersenen) (grootst, boven)
o Diencefalon
Thalamus
Ligging: eind van hersenstam, in midden van brein
Belangrijk “relay station” (schakelstation):
o Informatie komt eerst in thalamus binnen (bijv. visuele
info)
o Veel cortico-corticale verbindingen (verbindingen
tussen verschillende gebieden in cortex) via thalamus
Hypothalamus
Ligging: onder thalamus
Relay station voor lichaamsfuncties (output) (hormonen)
o Honger, dorst, lichaamstemperatuur, endocriene functies
etc.
o Telencefalon
Cerebrale cortex
Cerebrum = hersenen, cortex = schors hersenschors
4 kwabben:
o Occipitaalkwab (achterkant, boven cerebellum):
gezichtsvermogen
o Temporaalkwab (onderkant, achter oor): gehoor, visuele
en taalfuncties
, o Parietaalkwab (bovenkant, achterkant): sensorische
functies, aandacht
o Frontaalkwab (achter voorhoofd): motoriek, executieve
functies (planning, organiserende aansturende functies),
aspecten van geheugen en emotie
Limbisch systeem
Ligt subcorticaal, dwz onder de cortex
Bestaat uit
o Gyrus cinguli (cingulate gyrus) (motivatie)
o Fornix
o Hippocampus (geheugen)
o Amygdala
Belangrijk voor emotioneel gedrag
Basale ganglia
Liggen subcorticaal, iets dieper
Bestaan uit
o Nucleus caudate
o Putamen
o Globus pallidus
Belangrijk voor motoriek, “poort-functie”, ook voor
hersenactiviteit in andere gebieden
Videocollege 1-3: Brein II, andere onderverdelingen
Hersenhelften
- Hersenen bestaan uit twee min of meer symmetrische helften (wel vaak
functieverdelingen)
o Hemisferen
o Veel informatie kruist, bijv.:
Rechterhelft stuurt beweging linker lichaamsdelen en vice versa
Informatie uit linker visuele veld wordt in de rechter hersenhelft
verwerkt, en vice versa
- Hemisferen verbonden via corpus callosum (hersenbalk)
o Dikke bundel zenuwbanen in midden van het brein
Grijze en witte stof
- Grijze stof: cellichamen
- Witte stof: zenuwuitlopers
o Wit vanwege een “beschermlaagje” dat de geleidingssnelheid bevordert:
myeline
Ventrikels
- Met vocht gevulde holtes
o Cerebrospinaal vocht
o Engels: cerebrospinal fluid (CSF)
- Om brein te beschermen, bijv. tussen schedel en brein
- Ook afvoer van afvalstoffen.
Opdracht: het sociale brein
Dorsolaterale prefrontale cortex: geheugen en emotie