SAMENVATTING RUIJSSENAARS ET
AL.
Rekenproblemen en Dyscalculie. Theorie, Onderzoek, Diagnostiek en
Behandeling.
Leerproblemen, dyslexie en dyscalculie
Cursuscode: 200400061
Niveau 3
Jaar 2, blok 4
, Samenvatting Ruijsenaars et al. LDD
DEEL 1 DE NOODZAAK VAN ALTERNATIEVE THEORIEËN
Hoofdstuk 1. Ter inleiding: rekenen, rekenproblemen en
dyscalculie
In dit boek wordt ingegaan op het leren rekenen en de problemen die zich daarbij
kunnen voordoen. Een rekenprobleem is een leerprobleem, soms in een zo
hardnekkige vorm dat we van een leerstoornis of dyscalculie spreken.
Waar komt ons rekenen vandaan?
Mensen (al vanaf de geboorte) en dieren hebben aanleg om tot op zekere hoogte
hoeveelheden in te schatten. Bij meer dan 3 à 4 hoeveelheden, moeten we tellen
en dat kost tijd. Er is echter wel een verschil tussen mensen en dieren. Dieren
hebben een zeer beperkte notie van hoeveelheid, maar mensen kunnen leren
tellen en bij grote aantallen en met voldoende tijd exact de juiste hoeveelheid
uitdrukken in een naam of getal. Ook kunnen mensen denken over aantallen en
met getallen spelen.
Rekenen/wiskunde is in de eerste plaats een taal, een afsprakensysteem. Denk
aan termen als teller, noemer en quotiënt. De ontwikkeling van rekenen begon
met de getallen 1 en 2. Een hypothese over de ontwikkeling van het tel- en
getalsysteem is, dat in een eerste stadium procedures nodig waren wanneer het
in één keer kunnen overzien van vier objecten niet voldeed. In een tweede
stadium werden vaste labels aan hoeveelheden gegeven, bijvoorbeeld door ze te
benoemen met behulp van lichaamsdelen (hand – vijf knokkels). Het derde
stadium werd gekenmerkt door het verder ontwikkelen van een vast systeem van
getalnamen, met een vaststaande volgorde. Onze dagelijkse getal- en
rekennotatie is nog maar van betrekkelijk recente datum en wordt nog maar een
paar honderd jaar gebruikt in onze westerse cultuur.
Leren en individuele verschillen
Leren is een proces waarin door middel van ervaringen wijzigingen ontstaan in
bestaand gedrag of begrip. Het is zo vanzelfsprekend, dat we er niet bij stilstaan
wat leren precies is. Van veel kennis en vaardigheden weten we niet meer hoe we
die ons eigen hebben gemaakt. We passen het automatisch toe, zonder ons
bewust af te vragen waarom we dat doen.
Als we iets mee maken of ergens mee worden geconfronteerd, gaan we het met
behulp van voorkennis proberen te interpreteren. De nieuwe ervaringen worden
ingepast in het oude kennisbestand (assimilatie). Wanneer er onvoldoende
voorkennis is, wordt de bestaande kennis aangepast zodat de cognitieve
structuur geschikt is voor de nieuwe eisen (accommodatie). Interacties tussen
mens en omgeving leiden dus tot leren. Leren zorgt dat het geleerde duurzaam is
en dat het toe te passen is in nieuwe situaties (transfer). Het leidt bovendien tot
(meer) potentieel.
We kunnen twee soorten leren onderscheiden. Incidenteel leren betreft
leeractiviteiten die zich toevallig of onbedoeld aandienen, zoals tijdens het
Christien de Vries, 3984192
2