Samenvatting Basisboek integrale veiligheid
hoofdstukken 1,2,3,4,8,10,12,13,14,15,16,25
Hoofdstuk 1
Integrale veiligheidskundige houdt zich bezig met doodsoorzaken door uitwendige
oorzaken.
Letsels ontstaan door externe oorzaken en kunnen dus voorkomen worden. Conclusies van
een veiligheidskundige:
1. Legt verbinding tussen betrokken partijen en het maken van een aanpak. (Voorbeeld:
ziektes waarvan geen directe uitwendige oorzaak van is, is niet het werk van een
veiligheidskundige)
2. Houdt zich bezig met kwesties met meerdere slachtoffers. (Heeft ook te maken met
maatschappelijke impact en emoties)
3. Waar veiligheidskundige te werk gaan, zijn weinig slachtoffers/doden.
Veiligheidskundigen werken ook samen met andere partijen en verbinden deze met
elkaar.
Maatschappelijke ontwikkelingen die invloed hebben:
1. Vernetwerking van de samenleving:
mensen raken opgenomen in dichtere en verder reikende netwerken. Dit wordt mogelijk
gemaakt door digitalisering, verstedelijking, mensen worden mobieler. Een nadeel van deze
ontwikkeling: criminelen kunnen eenvoudiger toeslaan. Denk aan cybercrime, vluchtroutes,
makkelijk communiceren. Voordeel: meer sociale controle door bijvoorbeeld
Whatsappgroepen.
2. Migratie:
Mensen vertrekken overal en nergens heen. Er kunnen hierdoor emotionele spanningen
ontstaan en doorwerken op het gevoel van veiligheid. Denk aan discussies over normen en
waarden en religies.
3. Economische ontwikkelingen:
Hierbij moet gedacht worden aan de machtsverhouding en wat deze verhouding betekent
voor de politieke stabiliteit en daarna dus ook de nationale veiligheid.
LET OP: Hart- en vaatziekten zijn niet het werkterrein van een veiligheidskundige, maar een
infectieziekte die is uitgebroken van een incidenteel karakter en heeft een duidelijke
externe bron, namelijk een besmettingshaard, is wel iets voor een veiligheidskundige.
,Hoofdstuk 2
Veiligheid = een effectieve bescherming tegen persoonlijk leed (tegen de aantasting van
hun lichamelijke en geestelijke integriteit) met uitzondering van leed door ziektes waarvan
geen directe uitwendige oorzaak bekend is.
Vormen van verschillende soorten veiligheid:
1. integrale veiligheid:
1. tijd: probleem begint niet bij (bijvoorbeeld) bij een inbraak, maar bij het voorkomen
en herstellen van de inbraak.
2. ruimte: is het een lokaal of ruimer probleem? Op die plekken kan er een oplossing
worden bedacht.
3. sociale netwerken: vaak gaat het om meerdere personen, er kan samengewerkt
worden door personen en instanties.
4. kennisgebied: er zijn meer manieren waarop een probleem kan worden
aangepakt. Denk aan een opvoedkundige.
Risico (R) = Veiligheid (p) x Schadelijke effecten (E)
2. objectieve en subjectieve veiligheid:
objectief = waarneembare en in cijfers uit te drukken vastgestelde veiligheid.
subjectieve veiligheid = mate waarin mensen zich veilig voelen (persoonlijke beleving)
Fear victimization paradox = degene die objectief gezien minder kans lopen om slachtoffer
te worden, hebben de hoogste angst niveaus en vice versa. Voorbeeld: jongens hebben een
grotere kans om slachtoffer te worden maar zij voelen zich veiliger.
3. Fysieke en sociale veiligheid:
fysiek = mate waarin mensen zich beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door ongevallen en tegen onheil van niet-menselijke oorsprong.
sociaal = mate waarin mensen zich beschermd voelen tegen persoonlijk leed door anderen.
Bijvoorbeeld criminaliteit, overtredingen en overlast.
Criminaliteit is te omschrijven als het plegen van misdrijven. De wetgever bepaalt wat
strafbaar is. Wetgeving veranderd en zijn een weerspiegeling van de maatschappelijke
ontwikkelingen. Het is meestal onduidelijk of een delict zorgt voor persoonlijk leed
(bijvoorbeeld het verkopen van drugs en belastingfraude).
Leefbaarheid: de mate waarin de woonomgeving van mensen past bij hun fysieke en
psychische behoefte. Het verwijst naar het welbevinden.
Veiligheid is een voorwaarde waaraan een leefbare samenleving moet voldoen. Een
omgeving is leefbaar als zij de mensen die daar wonen in staat stelt om in hun
levensbehoeften te voorzien. Levensbehoeften en leefbaarheid is tijd -en plaatsgebonden.
,Bedrijfsveiligheid: (fysieke veiligheid)
Externe veiligheid: kans om te overlijden als rechtstreeks gevolg van een voorval buiten de
inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. (voorbeeld: vuurwerkramp Enschede)
Interne veiligheid: veiligheid medewerkers die binnen de inrichting werken. Het gaat om
personen die gebruikmaken of zich bevinden binnen de systemen van het bedrijf waar het
ongeval zich voordoet. (Bezoekers, klanten, werknemers). (arbeidsveiligheid)
Bedrijfsveiligheid: fysieke en sociale veiligheid van buitenaf (zoals hacken en inbraken).
Beschermen van de mensen binnen een bedrijf tegen gevaren vanuit de omgeving.
Hierbij gaat het ook om bescherming van bedrijfsbelangen: bijvoorbeeld bedrijfsspionage,
hacking, stroomstoringen dat valt Alleen onder de hier gehanteerde definitie van veiligheid
als daardoor aan mensen lichamelijke of geestelijke leed wordt aangedaan.
, Hoofdstuk 3
De veiligheidsketen
het proces van risicoreductie en hulpmiddel voor het structureren van een integrale
veiligheidsaanpak.
Risicobeheersing:
1. Proactie: het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid
Bijvoorbeeld de inrichting van een openbare ruimte. Kost veel geld en bewijzen pas
nut bij calamiteit.
2. Preventie: het nemen van maatregelen om onveiligheid die zich kan voordoen te
voorkomen of vroegtijdig te stoppen en daarmee ongewenste gevolgen te beperken.
bijvoorbeeld het aanbrengen van brandmelders (brandpreventie) & geven van
voorlichtingen.
Crisisbeheersing:
3. Preparatie: men bereidt zich voor om effectief op te treden wanneer er desondanks
proactie en preventie toch iets misgaat.
bijvoorbeeld dat politie en brandweer ingeschakeld kunnen worden. Zij hebben
geoefend en zijn hiervoor opgeleid. Ook burgers kunnen zich prepareren door te
oefenen met ontruimingsplannen.
4. Repressie (respons): het optreden om de onveilige situatie te beëindigen
hulpverlenen en de schade te beperken.
5. Nazorg: omvat activiteiten die tot doel hebben om terug te keren naar een ‘normale’
situatie. De oude situatie hoeft niet hersteld te worden. Er wordt aandacht besteedt
aan het leed en de schade die is ontstaan, dat men de hang van zaken evalueert, de
verantwoordelijken of wellicht zelfs schuldigen verantwoording afleggen en dat
herstelmaatregelen worden getroffen.
A. Het menselijke element: opvang slachtoffers en hulpverleners. Gericht op het
beperken van de geestelijke schade.
B. Economische element: omvat de schadereductie en bereddering. Het regelen van
vergoedingen of uitkeringen, herbouwen huizen, op gang brengen dagelijks leven.
Men herstelt de maatschappelijke orde.
C. Juridische element: het verantwoordingstraject (begint voor voordat de ramp is
bestreden of afgelopen) kunnen leiden tot schadeclaims.
D. Leerelement: verwijst naar het evalueren van de gebeurtenissen. Wat kan er
verbetert worden in andere fasen van de keten?
Borgen: goede maatregelen worden bij een volgende gelegenheid als
vanzelfsprekend weer toegepast.
Binnen elke schakel van de veiligheidsketen kunnen verschillende typen maatregelen
worden genomen:
• Technische: infrastructuur
• Fysische: bepaalde stoffen niet gebruiken
• Organisatorische: bijeenkomsten, trainingen, ect.
Restrisico’s: het risico dat overblijft waar geen sluitende maatregelen voor konden worden
genomen. Kan worden verbeterd in de volgende fase. Zijn niet onaanvaardbaar maar
kunnen wel worden beheerst.