Hoofdstuk 3: Loonbelasting
3.1 Inleiding
De Wet op de loonbelasting (Wet LB) gaat over de gezamenlijke loonheffing, de
werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage (Zvw), ook wel loonheffing
genoemd. De loonbelasting wordt gevorderd over het belastbare loon, hierdoor is loonbelasting een
afdrachtsbelasting. De loonbelasting is voorheffing die de werknemer afdraagt en tijdens de aangifte
gedeeltelijk terugkrijgt of extra moet bij betalen.
3.2 Dienstbetrekking
De werknemer is de belastingplichtige voor de loonbelasting (Art. 1 Wet LB). De belasting wordt
geheven door inhouding op het loon (art. 27 lid 1 wet LB). De verschuldigde loonbelasting wordt door
de inhoudingsplichtige ingehouden en afgedragen aan de belastingdienst (art. 27 lid 5 wet LB).
Voor het begrip privaatrechtelijke dienstbetrekking wordt aangesloten bij het civiele begrip
arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW). ‘’De overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich
verbindt in dienst van een andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te
verrichten. Hiervoor moet sprake zijn van:
Een gezagsverhouding (er moet sprake zijn van ondergeschiktheid);
Een zekere tijd persoonlijk arbeid te verrichten (mag taken niet uitbesteden);
Tegenprestatie bestaat uit het ontvangen van loon (o.a. geld, verstrekkingen en aanspraken).
Publiekrechtelijke dienstbetrekking berust niet op arbeidsovereenkomsten, maar op aanstelling of
benoeming door een overheidsorgaan, zoals ambtenaren of burgemeesters.
Een fictieve dienstbetrekking houdt in dat niet alle noodzakelijke elementen van het begrip
dienstbetrekking aanwezig zijn, maar dat de Wet LB deze arbeidsverhoudingen toch onder de heffing
van de loonbelasting brengt (art. 3 en 4 Wet LB). Bij aanneming van werk (art. 3 lid 1 letter a en b
Wet LB) komt de aannemer met de opdrachtgever tot een persoonlijke overeenkomst, deze
handelingen vallen over overige werkzaamheden (box 1). Ook stagiairs die een stagevergoeding
ontvangen moeten dit aangeven omdat ze fictieve dienstbetrekkingen hebben bij het stagebedrijf
(art.3 lid 1 letter e Wet LB). Een kind van 15+, die meewerkt in een onderneming van zijn ouders, valt
onder dezelfde arbeidsvoorwaarde als de andere werknemers. Iemand bezit een aanmerkelijk belang
als hij minimaal 5% van het geplaatste aandelenkapitaal bezit of hier recht op heeft, er is dan sprake
van fictieve dienstbetrekking. Dit alles geldt alleen als:
De arbeid persoonlijke verricht wordt;
Doorgaans op minimaal twee dagen per week arbeid wordt verricht;
Met deze arbeid minstens 40% van het brutominimumloon per week verdiend wordt;
Niet in een andere fictieve dienstbetrekking werkzaam is.
Als de arbeidsverhouding voor de loonbelasting niet als fictieve dienstbetrekking wordt aangemerkt,
kan de opdrachtnemer een pseudowerknemer worden (art. 4 letter f Wet LB). Oneigenlijke
dienstbetrekking is loonbelasting die geheven wordt over termijnen (art. 34 Wet LB).
De wet LB kent een bijzondere regeling voor dienstverlening aan huis, dit is van toepassing als een
particulier huishoudelijke taken moet verrichten (art. 5 Wet LB):
90% of meer wordt besteed aan huiselijke of persoonlijke diensten.
Doorgaans minder dan 4 dagen per week.
Voor vrijwilligerswerk (art. 2 lid 6 Wet LB) mag men niet meer dan €180 per maand en €1800 per jaar
verdienen, anders valt de arbeid onder de loonbelasting.
3.3 Inhoudingsplichtige
De inhoudingsplichtige is verplicht om de loonbelasting in te houden op het loon van de werknemers
en deze af te dragen aan de belastingdienst. Dit kan zowel een natuurlijk persoon als een
rechtspersoon doen voor een onderneming.
7