Cognitieve Neuropsychologie
Samenvatting
Inhoud
Hoofdstuk 1: cognitieve psychologie......................................................................................................2
Hoofdstuk 2: De neuropsychologische praktijk......................................................................................4
Hoofdstuk 4: Beeldvorming van de hersenen.........................................................................................7
Hoofdstuk 5: Herstel en behandeling...................................................................................................12
Hoofdstuk 6: Visuele waarneming........................................................................................................16
Hoofdstuk 7: Ruimtelijke cognitie.........................................................................................................19
Hoofdstuk 8: Het geheugen..................................................................................................................22
Hoofdstuk 9 Taal...................................................................................................................................26
Hoofdstuk 10: Aandacht en executieve functies..................................................................................30
Hoofdstuk 12: Actie en motoriek..........................................................................................................34
,Hoofdstuk 1: cognitieve psychologie
Cognitieve psychologie → wetenschap van mentale processen, functioneren van de hersenen en
begrijpen van gedrag (waarneming, taal, leren, etc.)
Neuropsychologie → afwijkend functioneren van de hersenen (hersenletsel), verklaren van
afwijkend gedrag; diagnostiek, behandeling en onderzoek.
Onderzoek cognitieve psychologie: gedragsexperimenten, structurele hersenstudies, functionele
hersenstudies, dierenstudies, patiënten met hersenletsel.
Griekse oorsprong: psyche (=levensadem/ziel) en logos (verklaring/rede/leer), leer van de ziel.
Cognitie → leren, kennen, onderzoeken, bewust zijn van, herkennen; Latijnse oorsprong, synoniem
voor mentaal.
Mythologieverhaal Allegorie van de grot: ‘menselijke kennis is onbetrouwbaar’
Geschiedenis
- Lange historie, maar eind 19e eeuw pas erkend.
- Wilhelm Wundt: grondlegger, 1e psychologisch lab opgericht (1879)
- 3 perioden: wijsgierige, gedrags- en cognitieve psychologie
1. Wijsgierige psychologie → Sigmund Freud: mentale leven wordt verklaard in abstracte,
doelgerichte termen; introspectie belangrijk.
2. Gedragswetenschap → Watson: behavioristische revolutie
- Stimulus-respons, fysieke eenheidswetenschap, gevoel niet van belang.
3. Cognitieve psychologie → Miller: cognitieve revolutie
- Sensorische waarneming, verschillende uitgangspunten, focus op cognitieve processen
(verwerken van informatie).
- Information processing approach: mens is informatieverwerker
- Mix van 1&2
Visie op de mens
1. Materialistisch-mechanistische mensbeeld → mens is puur stoffelijk wezen, alles verklaren
vanuit materiële termen, causale verklaringen, lichaam is verklaring voor gedrag.
- Voorargument: onderzocht dat vele psychische verschijnselen een lichamelijke basis hebben.
- Voorargument: vooruitgang in kunstmatige intelligentie
2. Mentalistisch mensbeeld → onderscheidt mens en geest, circulaire verklaringen, omgeving
van belang, verschillen van dieren; geest is de verklaring van gedrag.
- Voorargument: geen geïntegreerde theorie over menselijk gedrag.
- Voorargument: verklaring van menselijk gedrag in termen van neuronen is te complex te
verklaren.
Cognitieve psychologie → mix van beide; neurologie en observatie, abstractie
Neuropsychologie
- Cognitief functioneren bij mensen met hersenletsel
Dezelfde onderzoeksmethodes als cognitieve psychologie
(niet-)aangeboren hersenletsel
Functioneren verbeteren: functietraining
Functioneren verbeteren: compensatietraining
Inzicht in (afwijkend en dus in) normaal cognitief functioneren is het doel
Psycinfo → databank met alle soorten psychologie, wetenschappelijke artikelen; geen eenheid in
vakgebied, maar wel pluralisme (diversiteit)
,TP: oplossen dagelijkse problemen, ontwerpen interventie, verbeteren situatie, individueel
functioneren; coaching, diagnostisch onderzoek, training, etc.
Basisdisciplines vakgebied (verschillende perspectieven)
- Biologische psychologie → biologische basis van gedrag, evolutietheorie, erfelijkheid en
zenuw- en hormonaal stelsel.
- Cognitieve psychologie → psychische functies en processen, onafhankelijk van persoon en
situatie, waarneming en geheugen.
- Ontwikkelingspsychologie → alle levensfasen
- Persoonlijkheidspsychologie → mens als individu, verschillen tussen mensen door
persoonlijkheid.
- Sociale psychologie → gedrag van mensen in relatie tot omgeving en anderen, interactie
- Methodenleer → onderzoeksmethoden, empirisch onderzoek, valkuilen onderzoek
Deelgebieden cognitieve psychologie
1. Waarneming → presenteren van fysische prikkelbeleving (bottom-up vs. top-down)
- sensorische processen → omzetten van energievormen
- perceptuele processen → interpretatie van resultaat van sensorische processen
2. Aandacht → filter, niet alle informatie verwerken (selectieve aandacht)
3. Bewustzijn → nadenken over verloop en inhoud van cognitief proces
4. Geheugen → capaciteit om informatie op te slaan, te bewaren en op te halen. Structuur en
werking geheugen belangrijk.
- Structuren: sensorisch, kortetermijn- en langetermijngeheugen
- Baddely: fonologische lus, visuo-spatieel schetsblok, episodische buffer en centrale
verwerker.
5. Intelligentie → testen en IQ
6. Leren → verandering van gedrag
- Klassiek en operant (wet van effect, bekrachtiging)
7. Denken → transformeren van mentale representatie
- problem solving → probleem oplossen in stappen
- redeneren → conclusies vormen door argumenten
- beslissingen nemen → één optie uit alle mogelijkheden kiezen
8. Taal → systeem van symbolen en regels om te communiceren; luisteren, spreken, schrijven
Cognitieve science → interdisciplinaire studie van menselijke geest en intelligentie, zo menselijke
geest begrijpen.
- Filosofie → studie van het zijn, fundamentele problemen van bestaan, redeneren.
- Antropologie → mens in totaliteit, nadruk op cultuur en culturele uitingen.
- Computerwetenschap → theoretisch en praktische studie van computersystemen, artifical
intelligence
- Linguïstiek → taal, studie van grammatisch en semantiek taalgebruik en taalontwikkeling.
- + cognitieve psychologie + neurowetenschappen
Pseudopsychologie
- Mensenkennis → niet wetenschappelijk onderbouwd, zoals spreuken, horoscopen. Snel
uitspraken doen, onkritisch, vooroordelen.
Volkslegenden → leugens over de mensheid
- Parapsychologie → studie van paranormale verschijnselen, past niet bij westerse kijk
Psychische → helderziendheid, telepathie, in contact met overledenen (spiritisme)
en herinneringen uit vorige leven (reïncarnatie).
Fysieke → iets laten bewegen, klapgeluiden, uittredingen
, Ganzfeld: homogene omgeving, geen patronen en details, faciliteert telepathie; onderzoek is niet
consistent, veel fraude in onderzoeken.
Mind-reading → breinactiviteit scannen en dan mentale taak voorspellen; onderzoek heeft
theoretische basis.
Hoofdstuk 2: De neuropsychologische praktijk
Neuropsycholoog → clinicus met kennis over neuropsychologische testmethoden en beelden: is
bekend met breed scala van neurologische en psychiatrische ziektebeelden, die mogelijk de
cognitieve functies, emoties en het gedrag beïnvloeden; houdt zich bezig met wetenschappelijk
onderzoek om bij te dragen aan de kennis over de werking van de hersenen in relatie tot gedrag.
Sheperd Ivory Franz: belangrijk persoon in de neuropsychologie die systematisch bezig was met
hersenletselpatiënten.
- Hij gebruikte experimenteel psychological onderzoeksmethoden bij patiënten om meer
kennis op te doen over de relatie tussen hersenen en gedrag.
- Grote belangstelling voor plasticiteit → hersenen kunnen zich aanpassen. Franz richtte zich
voornamelijk op de gevolgen van laesies en kwam in eigen onderzoek en bij andere studies
tot de conclusie dat andere hersendelen tot op een bepaalde hoogte, functies kunnen
overnemen: substitutie.
- New phrenology: zijn afkeer voor lokalisatie van een functie
- (re-)educatie (in plaats van behandeling) → het afleren van ongewenste gedragingen en het
aanleren van nieuwe patronen. Hierbij maakte hij gebruik van principes van de
behavioristische theorie.
Abraham Grünbaum: eerste Nederlandse neuropsycholoog
Betto Deelman: stond in Nederland aan de basis van veel neurologische ontwikkelingen.
Neuropsychologisch onderzoek
- Er wordt hypothese-toetsend te werk gegaan.
- Diagnostische cyclus → 4 stappen waarbij bij elke stap een hypothese wordt geformuleerd
door de neuropsycholoog. Deze worden getoetst met behulp van gespreksgegevens,
observaties, tests en vragenlijsten.
1. Klachtenanalyse → anamnese en heteroanamnese
2. Probleemanalyse → testonderzoek
3. Diagnosestelling → informatie van stap 1 en 2 worden geïntegreerd
4. Indicatiestelling → er wordt gekeken naar verdere diagnostiek of mogelijkheden voor
een behandeling.
Verwijzing en vraagstelling
- Onderzoek start altijd met doorverwijzing vanuit psycholoog…
- Hierna volgt een specifieke vraagstelling (bijvoorbeeld, zijn de cognitieve stoornissen
passend bij het Korsakov syndroom?)
Anamnese
- Informatie van de patiënt verzamelen over de klachten en het beloop ervan.
- Gegevens over werk, opleiding, medicatie, relevante medische voorgeschiedenis, etc.
- Eerste indruk verkrijgen van cognitieve vermogens en het gedrag.
- Hiermee wordt ook een werkrelatie opgebouwd met de patiënt, wat handig is voor
vervolgonderzoek.