FSWBC3-030-A - Technology, Policy & Society
Hoorcollege 1
Het technologiedebat is een oud debat, dat helpt om de filosofie achter technologie te begrijpen. Er
zijn 4 posities:
1. Instrumentalisme; technologie is neutraal, alles kan als alles gebruikt worden. Technologie
krijgt de betekenis die de mens eraan koppelt
a. Een waterfles kan gebruikt worden als drinkfles, maar ook als moordwapen. Dat ligt
aan de mens, de samenleving wordt niet beïnvloed
2. Determinisme; technologie heeft waardes, technologie besluit zelf hoe het de samenleving
stuurt, en de mens heeft hier geen invloed op. Technologie zal dingen veroorzaken, of ze nu
goed of slecht zijn
a. Whatsapp is ontworpen om mensen meer te laten communiceren. Als je het
verwijdert, heb je minder communicatiemogelijkheden
3. Constructivisme; technologie heeft eerst geen betekenis. Wanneer verschillende opvattingen
bij elkaar komen, krijgt het betekenis (closure), en dan stuurt het de samenleving en hebben
mensen er geen controle meer over
a. Nucleaire energie werd eerst gebruikt voor de atoombom, nu voor het produceren van
elektriciteit
4. Informatie ecology; de wereld bestaat uit verschillende domeinen (fysiek, sociaal, internet), en
daarbinnen geven we betekenis aan technologie. Na closure wordt deze mening overgenomen
door andere domeinen. Er is sprake van co-evolutie
a. In ecosysteem 1 werd de wasmachine gemaakt met het idee van vrouwenemancipatie,
zodat ze meer tijd hebben voor andere dingen. In ecosysteem 2 wilden ze deze
betekenis niet overnemen, en werd er gezegd dat de schoonheid van de was het
belangrijkste was. Dit idee werd overgenomen door het andere ecosysteem
De link tussen informatie- en communicatietechnologie (ICT) en beleid kan op 4 manieren bekeken
worden:
1. Rationeel; voor- en nadelen kunnen worden afgewogen om het beste besluit te nemen
2. Politiek; ICT is een machtsmiddel, met data kun je je eigen belangen verdedigen
3. Cultureel; ICT helpt om symbolen te creëren, en dus om een sense-maker te zijn
4. Institutioneel; beleid wordt gemaakt door instituties, ICT past bij deze structuren en versterkt
deze
,Hoorcollege 2
Bell stelt dat de huidige postindustriële samenleving een informatiesamenleving is. Er is meer
informatie beschikbaar, die meer divers is en meer waarde heeft dan voorheen. Bell stelt dat er
veranderingen plaatsvinden door veranderingen in verschillende structuren, en niet alleen door
politieke of culturele veranderingen. Hij is een anti-holist, wat betekent dat hij de samenleving in
verschillende domeinen verdeelt die elkaar niet beïnvloeden. Volgens Bell is dit niet te bewijzen,
omdat het gewoon zo is. Bell stelt dat samenlevingen door 3 fasen gaan:
1. Agrarische samenleving, met handarbeid en fysiek contact met de natuur, iedereen zorgt voor
zijn eigen levensbehoeften
2. Industriële samenleving, met handarbeid en fysieke artefacten (bijvoorbeeld machines),
waardoor er meer geproduceerd kan worden en er uiteindelijk tijd was voor meer
dienstverlenend arbeid
3. Postindustriële samenleving, met mentaal arbeid en manipulatie van symbolen, bijna niemand
weet meer hoe handarbeid gedaan moet worden
Volgens Bell zien we nu dus:
- Samenleving gebaseerd op diensten
- White collar work in plaats van Blue collar work
- Emancipatie van de geschoolde professional
- Intelligente sociale ontwikkeling, men gaat hun eigen leven plannen
Kritiek op Bell:
- Door te claimen dat er 3 fasen zijn, krijgen samenlevingen niet de kans om op hun eigen
manier te ontwikkelen
- De vervulling van behoeften verschilt, zo wist het westen niet dat er ooit vliegtuigen zouden
komen, terwijl ontwikkelingslanden weten dat er mogelijkheden zijn doordat ze dit zien in de
westerse wereld
Schiller stelt dat we in een informatiesamenleving zitten. Hij was Marxiaan, dus hij gelooft de ideeën
van Karl Marx, maar hij heeft hier niet de voorkeur aan. Schiller stelt dat ICT alleen gebruikt wordt
vanuit winstoogmerk. Informatie is een goed, het heeft een financiële waarde. Aangezien hij Marxiaan
is, beredeneerde hij alles op een klassenstrijd. Hij geloofde in corporate capitalism, wat betekent dat
alleen bedrijven de markt kunnen betreden, individuen dus niet omdat zij de kennis en kapitaal er niet
voor hebben. Bedrijven zijn de winnaars en individuen zijn de verliezers. Media zijn op een flow van
productiviteit; het is een kracht waarmee je verbonden moet zijn om in contact te blijven met de
samenleving. Het creëert geld door het ruilen, kopen en verkopen van informatie. Marktcriteria
bepalen het medialandschap, maar het is lastig voor bedrijven om toegang te hebben tot de markt,
, aangezien 90% van alle media wordt beheerd door 12 bedrijven. Schiller stelt dat er ook sprake is van
consumentenkapitalisme; klasse bepaalt mediaconsumptie, winnaars hebben hoge
informatievaardigheden en verliezers hebben lage informatievaardigheden. Hoe hoger de klasse, hoe
diverser de media. Daarnaast sturen private organisaties de mediaoutput, en dus hebben zij een
publieke functie.
Kritiek op Schiller:
- Door zijn kijk op het kapitalisme kreeg hij ten tijde van de Koude Oorlog veel kritiek
Castells stelt dat de informatiesamenleving een netwerksamenleving is, die door globalisering tot
stand is gekomen. In de netwerksamenleving is er sprake van hyperkapitalisme; door technologie is de
verbondenheid tussen bedrijven wereldwijd toegenomen. Geld komt los te staan van geografie,
technologie maakt het mogelijk dat geld verplaatst naar plekken waar het meer wordt. Er zijn 2
zogenoemde plekken:
1. Space of Places; waar elke beweging een eigen plek heeft
2. Space of Flows; waar bewegingen de hele wereld over gaan, geld wil naar deze flows en dus
ligt daar ook de macht
De toenemende bereikbaarheid zorgt ervoor dat mensen niet meer weten wie ze zijn. Er ontstaat een
tegenbeweging om een culturele identiteit te ontwikkelen. Deze culturele identiteit is lokaal gericht,
omdat mensen authentiek willen zijn. Aan de ene kant wil men een wereldburger zijn, maar aan de
andere kant wil men verbonden zijn met hun lokale omgeving (glocalisatie). In de space of flows
speelt ruimte dus wel een rol. Doordat activiteiten niet geografisch verbonden zijn, erodeert de
natiestaat.
Hoorcollege 3
Een risicosamenleving is een samenleving die in beslag genomen wordt door risico’s en het reduceren
ervan. Tegenwoordig geloven we dat we invloed hebben op het verloop van het leven. Het draait om
menselijke actie of het gebrek eraan. In de moderniteit zijn er 2 mensen die over risico’s filosoferen:
1. Giddens; de samenleving is risico-, en dus ook, toekomstgeoriënteerd. Technologie maakt
bestaande risico’s zichtbaar, ze waren er dus al
2. Beck; de samenleving is risico-, en dus ook, toekomstgeoriënteerd. Door moderniteit en dus
technologie zijn risico’s ontstaan
Risico’s zijn gedeïndividualiseerd. Vroeger was het jouw lot, nu zijn risico’s iets collectiefs geworden.
Daarnaast is het nu technisch geworden, omdat er bijvoorbeeld modellen gemaakt worden om risico’s
te berekenen. Niet alles kan echter voorspeld worden. Deze illusie geeft men wel een veilig gevoel.
Het idee wat een risico is, ligt aan degene die de monopoliepositie hebben. Als we geloven dat risico’s