Aantekeningen straf(proces)recht II
Week 1 Hoorcollege | Inleiding, rechtvaardiging straf(recht) en legaliteit
Materieel strafrecht = bepaalt welke gedragingen en onder welke omstandigheden kan
worden gestraft, onder welke voorwaarden en welke straffen kunnen worden opgelegd. Het
belang van het materieel strafrecht: het legitimeert strafrechtelijk optreden overheid.
Formeel strafrecht = op welke manier de overheid haar recht tot straffen geldend kan
maken. Het materieel strafrecht en formeel strafrecht zijn voortdurend met elkaar in
wisselwerking.
Het strafrecht als dynamisch en problematisch rechtsgebied
Dynamisch = het veranderd met en door de tijd heen
De methode van het materieel strafrecht:
Algemene leerstukken zijn niet gedefinieerd in de wet
Criteria uit standaardarresten van de HR
Toepassing van deze criteria op casussen
Twee kanttekeningen:
o Beperkte toetsing in cassatie (enkel op begrijpelijkheid en motivering, maar
niet op de feiten)
o Sommige leerstukken spelen een beperkte rol in de rechtspraak, maar wel
een belangrijke rol in opsporing en vervolging (bijv. strafuitsluitingsgronden)
Doel en wezen van straf
Straf = vergelding = opzettelijk toebrengen van leed
Rechtvaardiging?
Vergeldingstheorieën het gaat om vergelding en de misdaad zelf vormt de grondslag
van straf. De daad staat centraal. Er moet evenredigheid bestaat tussen de misdaad en de
straf.
Klassieke richting (o.a. Beccaria, 1764)
1. Uitsluitend geschreven wetboeken
2. geen onnodige strafbaarstellingen
3. Duidelijke en heldere formuleringen
4. Proportionele bestraffing (niet straffen, voor het is gebeurd)
5. Effectieve bestraffing
6. Geen preventief optreden door de overheid
7. Openbare bestraffing
Kritiek (eind 19e eeuw) er is te veel focus op de daad en niet op de dader. Weinig
aandacht voor individu.
Preventietheorieën de straf is het middel om verschillende doelen te bereiken. De dader
staat centraal.
Moderne richting (o.a. Internationale Kriminalistische Vereinigung, 1889) preventieve
werking. Met het straffen van personen wordt voorkomen dat andere strafbare feiten zullen
plegen.
Kritiek te veel gericht op de afwijkende kenmerken van criminelen. Je legt te veel nadruk
op preventie of op de beveiliging van de maatschappij.
Verenigingstheorie compromis tussen klassieke en moderne richting. Dit kennen we in
NL. Invloed van de moderne richting (Kinderwetten, Jeugdstrafrechten, voorwaardelijke
veroordeling, alternatieve straffen, TBS).
Pompe (1959): het wezen van straf = vergelding van schuld (de straf moet in verhouding
,staan tot de ernst van het delict, niet meer en niet minder);
het doel van straf = behartiging algemeen welzijn;
Werking van straf = speciale en generale preventie
Van ultimum remedium naar optimum remedium
Ultimum remedium
Modderman (1886): Het strafrecht moet vanwege haar ingrijpende en pijnlijke karakter alleen
worden toegepast als uiterst redmiddel en alleen datgene mag worden gestraft wat als
onrecht kan worden gezien.
Optimum remedium
Maatschappelijke ontwikkelingen: toename zware criminaliteit, terrorisme, mede onder
invloed van internationalisering en digitalisering. Het veiligheidsdenken komt op (Boutellier
2002). Misdaad is geen uitzondering maar een normaal sociaal probleem dat de overheid
behoort te managen (buruma 2002/2005).
Juridische ontwikkelingen: strafbaarstelling voorbereidingshandelingen, versterking positie
slachtoffer, internationale invloeden zoals harmonisatie materieel strafrecht via EU. Bijv.
seksueel getint chatten met kinderen is strafbaar, wat voorheen ondenkbaar was. De
beschermende reikwijdte van het strafrecht wordt steeds verder uitgebreid.
Ultimum remedium nu: stemt tot terughoudendheid, bezinning. Dus denk na voordat je iets
strafbaar stelt. We kunnen dit dus nog steeds.
Legaliteitsbeginsel
Art. 1 lid 1 Sr geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane
wettelijke strafbepaling. Zie ook art. 16 Gw, 6 EVRM, 15 IVBPR en 29 EU-Handvest.
Het is door Von Feuerbach (1801) geintroduceerd als beginsel dat de straffen en
strafbaarstelling in de wet moeten zijn opgenomen.
Het beginsel beschermd de waarden van rechtszekerheid en rechtsstaatgedachte te
beschermen (voorzienbaarheid voor de burger en begrenzing macht van de
overheid).
Er worden uitgangspunten uit het beginsel afgeleid:
o Verbod van terugwerkende kracht dus strafbaarstellingen voorafgaand in
de wet opgenomen en strafbedreigingen achteraf ten nadele van verdachte
(art. 1 lid 2 Sr)
o Lex scripta het moet gaan om geschreven recht. Gewoonte recht is geen
grondslag. Ons strafrecht is strikter, dan hetgeen het EHRM hanteert.
o Lex certa toegankelijke en scherpe normen in strafbaarstellingen.
o Grenzen aan interpretatieruimte voor de strafrechter verbod op analogische
toepassing van een norm. De uitleg moet in overeenstemming zijn met de
essentie van het strafbaar feit. De rechter gebruikt interpretatiemethode.
Extensieve interpretatie wel mogelijk.
Week 1 Werkgroep | Causaal verband
Materieel strafrecht = normatief kader, dus regels/normen om naar het strafrechtelijk kader
te kijken. Er zijn verschillende keuzes mogelijk (eenvoudig en moeilijk). Het is dus niet zwart-
wit en er is ook een grijs gebied.
Causaliteit = wanneer kan worden gezegd dat een delictsgevolg, zoals dood of letsel, door
een bepaalde gedraging is veroorzaakt. Er zijn in de loop der tijd verschillende theorieën en
criteria ontwikkeld.
- Één lange causale keten = naast de gedraging van de verdachte zijn er ook andere
mogelijk relevante oorzaken
, - Alternatieve causaliteit = Als los van de strafrechtelijke relevante gedraging ook een
andere gedraging de mogelijke oorzaak van het gevolg kan zijn geweest. Er is dan
sprake van twee ketens van gebeurtenissen die los van elkaar bestaan, maar beide
kunnen hebben geleid tot hetzelfde gevolg.
Stappenplan causaliteit
Sinds 1978 is de redelijke toerekening in Nederland de heersende causaliteitsleer. Deze
theorie werd voor het eerst gebruikt in HR letale Longembolie de longembolie werd in dit
geval niet van zodanige aard gevonden dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijze
niet meer als gevolg van de botsing aan de dader zou kunnen worden toegerekend. Zo kan
er ook sprake zijn van causaliteit bij eigen invloed van het slachtoffer op het gevolg.
1. Conditio sine qua non de ondergrens van strafrechtelijke causaliteit. Het gedrag
in kwestie moet redelijkerwijs een onmisbare, noodzakelijke voorwaarde voor het
gevolg zijn geweest. Als het gevolg ook zonder de gedraging van de verdachte zou
zijn ingetreden, is hier geen sprake van.
2. Zijn er redenen waarom toerekening niet redelijk is?
Beoordelen aan de hand van de oude theorieën. Deze kunnen leiden tot een
positieve of negatieve indicatie. Daarbij kijken naar de omstandigheden van het
geval.
Causa proxima theorie dichtstbijzijnde oorzaak is de juridisch relevante
oorzaak, dus kijken of het gedrag te ver verwijderd van het gevolg. De laatste
belangrijke schakel staat centraal. Hoe groter de afstand is tussen gedraging en
gevolg, hoe moeilijker een verband tussen beide is aan te nemen.
Relevantietheorie de oorzaken die volgens de wetgever het meest relevant zijn
voor het intreden van het gevolg. Van belang zijn vooral de ‘typische’ oorzaken en
de manier waarop het gevolg intreedt.
Adequatietheorie Het gevolg dat voor de verdachte naar algemene
ervaringsregels redelijkerwijze is te voorzien. Voor de huidige leer, stond dit
criterium op de voorgrond. Speelt nog steeds een belangrijke rol.
Gedraging van derde kunnen in de weg staan aan redelijke toerekening
Arrest niet-behandelde longinfectie de verdachte had de omstandigheden in het leven
geroepen die het slachtoffer ertoe hebben gebracht de beslissing te nemen af te zien van
medische behandeling en die beslissing is in het keten van gebeurtenissen niet een
zodanige invloed dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs niet meer als gevolg van het
handelen aan de verdachte zou kunnen worden toegerekend. De verschillende criteria
kunnen tot verschillende uitkomsten leiden.
Causa-proxima de meest nabije oorzaak is de eigen beslissing van het slachtoffer
Relevantietheorie niet uit te sluiten
Adequatietheorie het overlijden is voorzienbaar wanneer je iemand neerschiet.
Conditio sine qua non het handelen van de verdachte is een onmisbare voorwaarde
Stappenplan alternatieve causaliteit
- Aanweizigheid van c.s.q.n. is onzeker, omdat er ook een andere oorzaak is die tot het
ingetreden gevolg kan hebben geleid. Dus zonder die gedraging, kan het gevolg ook
ingetreden zijn.
- Redelijke toerekening moet worden ingevuld volgens HR Groninger HIV. Onzekerheid
over csqn hoeft niet per se te leiden dat het ingetreden gevolg niet meer redelijkerwijs
aan de verdachte kan worden toegerekend. Er gelden 2 eisen voor redelijke
toerekening:
o De gedraging kan een onmisbare schakel hebben gevormd in de
gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid
o Aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid
door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt (hangt af van concrete
omstandigheden van het geval). Hulpmiddelen zijn:
, Of de gedraging van de verdachte naar haar aard geschikt is om het
ingetreden gevolg teweeg te brengen
Of de gedraging van de verdachte naar ervaringsregels van dien aard is dat zij
het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van het gevolg
In hoeverre is aannemelijk geworden dat andere, niet aan de gedraging van de
verdachte gerelateerde oorzaken hoogstwaarschijnlijk niet tot dat gevolg
hebben geleid.
Week 2 Hoorcollege | Strafbaar feit en wederrechtelijkheid
Strafbaar feit
Een menselijke gedraging (1) die valt binnen een wettelijke delictsomschrijving (2), die
wederrechtelijk (3) en aan schuld is te wijten (4) is.
Alle strafbare feiten staan in de wet (legaliteit)
Strafwaarding
Normaal immoreel
Rechtsdelicten (malum in se) gedragingen die in ieder geval strafbaar moeten zijn.
Bescherming van de integriteit van het leven, lichaam, eigendom etc. Denk aan misdrijven.
Wetsdelicten gedragingen die op zichzelf niet moreel verwerpelijk zijn, maar voor de
openbare orde. De wet zegt dat deze bepalingen fout zijn. Denk aan overtredingen.
Wat moreel verwerpelijk is, staat niet vast maar wordt bepaald door tijd, plaats en cultuur.
Vroeger stonden er op vreemdgaan zware straffen. In sommige landen kun je hiervoor nog
steeds een boete krijgen of stokslagen. Ook voorbeelden van ontwikkelingen: abortus,
homoseksualiteit, godslastering (bijv. verbod op het dragen van een boerka).
Wanneer strafbaar stellen?
- Negatieve criteria van Hulsman (1972) hij was voorstander van zo min mogelijk
strafbaarstelling, omdat ingrijpen schadelijk is. Als absolute criteria dienen te gelden
dat gedrag niet strafbaar mag worden gesteld om:
o Een bepaalde morele opvatting op te leggen
o Om potentiële strafbare personen hulp te verlenen
o Als daarmee de capaciteit van het strafrechtsapparaat wordt overschreden
o Als schijnoplossing van problemen
Ook kwam hij met relatieve criteria, zoals de frequentie van het gedrag, het gedrag
moeilijk kan worden omschreven (dus probleem met legaliteit), het gedrag doet zich
voor in de privésfeer.
- Positieve criteria van Van Bemmelen (1973)
- Gezichtspunten van de Roos (1987) als het hele schema kan worden doorlopen, is
de gedraging strafbaar.
- Beginselen:
o Schadebeginsel risico op schade van belangrijk rechtsgoed
o Wederrechtelijkheidsbeginsel het gedrag moet strijdig zijn met geschreven en
ongeschreven normen
o Subsidiariteitsbeginsel ultimum remedium, er zijn geen minder ingrijpende
middelen dan strafbaarstelling.
o Proportionaliteitsbeginsel strafbaarstelling is evenredig aan de schade aan
het rechtsgoed. Ook de straf zelf moet evenredig zijn.
o Daadstrafrechtbeginsel alleen gedragingen zijn strafbaar en niet de gedachte
of intentie
o Strafrecht mag niet in strijd zijn met fundamentele rechten
o Effectiviteitsbeginsel het moet daadwerkelijk effect hebben
o Legaliteitsbeginsel duidelijke en voorzienbare normen