Huwelijksvermogensrecht
A. Opbouw samenvatting
In deze samenvatting treft men voor het vak Huwelijksvermogensrecht het volgende aan:
- Overzicht van voorgeschreven literatuur en rechtspraak (onderdeel B);
- Samenvatting literatuur met rechtspraak (onderdeel C);
- Aantekeningen hoorcollege 1-A (onderdeel D) en
- Aantekeningen hoorcollege 1-B (onderdeel E).
B. Voorgeschreven literatuur
Voor week 1, bestaande uit twee hoorcolleges, is de volgende stof voorgeschreven:
Literatuur: De Bruijn/Huijgen/Reinhartz, Het Nederlandse
Huwelijksvermogensrecht
Stof: Hoofdstuk I, alleen doorlezen.
Hoofdstuk II, paragraaf 1 t/m 4 m.u.v. paragraaf 3A.
Hoofdstuk VI, paragraaf 1 t/m 3.
Rechtspraak: De Hoog/Huijgen/Kolkman/Verstappen, Rechtspraak Personen- en
familierecht
Nummers: 93, 94, 140 en 141
Overig: Conclusie A-G Lückers 13 mei 2022 ECLI:NL:PHR:2022
C. Samenvatting literatuur
Disclaimer In verband met auteursrechtelijke bescherming kunnen de
rechtsoverwegingen niet (maar wel de rechtsregels) in het document
worden vermeld.
I. Inleiding tot het huwelijksvermogensrecht
1.1 Het huwelijksvermogensrecht
Het huwelijksvermogensrecht maakt onderdeel uit van het personen- en
familierecht, welk in boek 1 BW is vastgelegd. Het heeft betrekking op het geheel van
wettelijke rechten en plichten voor de bezittingen en schulden van echtgenoten en
geregistreerd partners.
1.1.1 De rechten en plichten
De regels (rechten en plichten) van het huwelijksvermogensrecht kunnen zowel
van interne als externe aard zijn:
- Intern: de regels omtrent de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen de
echtgenoten of geregistreerd partners. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om
de draagplicht, vergoedingsrechten die partners jegens elkaar hebben en
verrekenplichten.
1
, - Extern: de regels die de verhouding van de echtgenoten of geregistreerd
partners jegens derden bepalen. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om de
vraag wie (van de partners/echtgenoten) aansprakelijk is en op welke
goederen een schuldeiser zich kan verhalen.
1.1.2 Verschillende huwelijksvermogensregimes
Binnen het huwelijksvermogensrecht zijn er drie regimes waaronder een huwelijk
dan wel geregistreerd partnerschap kan worden aangegaan. Dit zijn:
- Beperkte gemeenschap van goederen;
- Algehele gemeenschap van goederen; en
- Huwelijkse voorwaarden/geen gemeenschap van goederen
1.1.2.1 Beperkte gemeenschap van goederen
Sinds 1 januari 2018 geldt als (hoofd)regel dat voor zover partijen zelf niks
regelen, partijen in beperkte gemeenschap van goederen huwen. De
beperkte gemeenschap van goederen houdt (grofweg) in dat alle schulden en
bezittingen vóór het huwelijk privé blijven en alle schulden en bezittingen die
tijdens het huwelijk ontstaan zullen behoren tot de gemeenschap; d.w.z. dat de
bezittingen en schulden aan beide echtgenoten/partners toebehoren.
1.1.2.2 Algehele gemeenschap van goederen
Indien men voor 1 januari 2018 is gehuwd, geldt als (hoofd)regel dat voor
zover partijen zelf niks hebben geregeld, partijen in algehele gemeenschap
van goederen zijn gehuwd. De algehele gemeenschap van goederen houdt
(grofweg) in dat alle bezittingen en schulden die zowel voor én tijdens het
huwelijk zijn ontstaan, toebehoren tot de gemeenschap. Indien partijen na
2018 zijn gehuwd/huwen en een algehele gemeenschap van goederen wensen,
zal dit dus door partijen zelf geregeld moeten worden.
1.1.2.3 Huwelijkse voorwaarden/geen gemeenschap van goederen
Naast de gemeenschap van goederen is het mogelijk dat partijen omtrent de
gemeenschap andere afspraken overeen kunnen komen; dit kan bij huwelijkse
voorwaarden. Hierin kan onder anderen worden bepaald dat er helemaal geen
gemeenschap van goederen is en dus alle schulden en bezittingen zowel
voorafgaand als tijdens het huwelijk privé blijven. Ook is het mogelijk dat
wordt afgesproken dat slechts bepaalde goederen of schulden tot de
gemeenschap zullen behoren. Meer over de huwelijkse voorwaarden volgt in
latere onderwijsweken.
1.1.3 Het systeem van boek 1
De regels omtrent het huwelijksvermogensrecht treft men met name in boek 1
BW. De structuur van dit boek, voor zover van belang voor het
huwelijksvermogensrecht, is grofweg opgedeeld in drie delen:
- Bepalingen die betrekking hebben op de rechten en plichten van
echtgenoten jegens elkaar (titel 1.6). Deze bepalingen hebben
betrekking op elk huwelijksvermogensregime (beperkt, algeheel of geen
gemeenschap).
- Bepalingen over de wettelijke gemeenschap van goederen (titel 1.7).
Deze bepalingen gelden voor zover zelf niks anders wordt afgesproken.
- Bepalingen over het huwelijkse voorwaarden (titel 1.8).
2
, 1.2 Het geregistreerd partnerschap
Sinds 1 januari 1998 is ook het aangaan van een geregistreerd partnerschap in
Nederland mogelijk. De titels 1.6-1.8 BW zijn voor het geregistreerd partnerschap van
overeenkomstige toepassing verklaard (art. 1:80b BW). Dat betekent kortgezegd dat
bij geregistreerd partners een gemeenschap van goederen ontstaat (titel 1.7), tenzij
anders wordt overeengekomen bij partnerschapsvoorwaarden (zie titel 1.8).
II. Een overzicht van een aantal van de belangrijkste rechten en plichten
2.1 Titel 1.6
Titel 1.6 (art. 1:81 BW e.v.) geeft de bepalingen omtrent de rechten en plichten die
tussen echtgenoten of geregistreerd partners gelden. Deze titel vindt altijd toepassing,
ongeacht het regime waaronder de echtgenoten of partners zijn gehuwd. In beginsel
zijn deze bepalingen van dwingend recht, tenzij uitdrukkelijk in de bepalingen zelf
staat aangegeven dat hiervan kan worden afgeweken.
2.2 Art. 1:81 BW
Art. 1.81 BW legt de echtgenoten of geregistreerd partners de plicht tot getrouwheid,
hulp en bijstand op en voorts de plicht om elkaar het nodige te verschaffen. Art. 1:81
BW bevat zowel een materieel als een immaterieel aspect.
2.2.1 Het immateriële aspect
Het immateriële aspect ziet toe op de getrouwheid, hulp en bijstand. Deze
verplichtingen die geldt voor de echtgenoten/partners is geen afdwingbare
verplichting in de zin van het vermogensrecht. Tekortkoming zal slechts
echtscheiding of scheiding van tafel en bed ten gevolge hebben (= sanctie).
2.2.2 Het materiële aspect
Het materiële aspect ziet toe op het nodige te verschaffen. Het komt hier op
de kern neer dat echtgenoten/partners elkaar vermogensrechtelijk (lees met
name financieel) moeten bijstaan. Hoe en in welke mate de
echtgenoten/partners elkaar moeten bijstaan, wordt uitgewerkt in art. 1:84 BW
(zie onderdeel III). In het bijzonder rijst hier de vraag of ook voorafgaand het
huwelijk afspraken kunnen worden gemaakt over eventuele vergoedingen na
het huwelijk. In het arrest Afstand van alimentatie is dit ontkennend
beantwoord. Een dergelijk beding, inhoudende uitsluiting van
partneralimentatie, kan alleen voor (wanneer je gehuwd bent) of na de
echtscheiding worden overeengekomen.1In haar conclusie betoogt A-G
Lückers dat dit wel mogelijk zou moeten zijn, gezien de plaats die de
contractsvrijheid inneemt bij het opstellen van dergelijke overeenkomsten.
HR 12 januari 1996 (Afstand van alimentatie)
Feiten
Man en vrouw waren gehuwd onder het maken van huwelijkse
voorwaarden. In de voorwaarden was overeengekomen dat bij
echtscheiding of scheiding van bed en tafel, partijen niet gehouden waren
tot een aanspraak op uitkering van levensonderhoud. De vrouw wordt in
eind 1990 ontslagen als gevolg van reorganisatie op werk. Tijdens het
geding beweert de man de vrouw geen alimentatie schuldig te zijn,
verwijzend naar het overeengekomene in de huwelijkse voorwaarden. De
1Let op: dit betekent dat je een beding niet kan opnemen bij voorhuwelijkse voorwaarden (d.w.z. huwelijkse voorwaarden die zijn
opgesteld voor het huwelijk). Indien tijdens het huwelijk de gemeenschap wordt omgezet naar huwelijkse voorwaarden, dan kan
een dergelijk beding wel worden opgenomen. Immers, in dat geval wordt het beding overeengekomen ‘voor’ echtscheiding.
3