o Openbaarheid over geschenken die parlementariërs hebben ontvangen.
o Een register over geregistreerde lobbyisten.
o Openbare hoorzittingen in het parlement, waarbij verschillende belangengroepen
uitgenodigd worden.
Voorwaarden van succesvol lobbyen is afhankelijk van 6 factoren:
o Consistent zijn -> de standpunten die de belangengroep inneemt moeten logisch zijn en
niet steeds veranderen.
o Autoriteit hebben -> de lobbyisten moeten gelden als gezaghebbend. Als een keer
verkeerde informatie wordt gegeven, dan kan dat de vertrouwensbasis voor volgende
gesprekken schaden.
o Sympathie uitstralen -> het helpt als de lobbyist oprecht aardig overkomt en zich kan
inleven in de positie van de beleidsvormer.
o Schaarste -> als er minder lobbyisten op één thema actief zijn, is de kans op een
succesvolle beïnvloeding groter, omdat er dan eerder naar de lobbyende organisatie
geluisterd wordt. Daarnaast is binnen een grote groep lobbyisten die voor hetzelfde
belang opkomen de kans op collectieve actieproblemen groter.
o Sociale bewijskracht -> als meer partijen dan alleen de belangengroep waarde aan het
belang hechten, dan is de kans op beïnvloeding groter.
o Reciprociteit -> als de belangen van de beleidsvormer ook gediend worden, dan is de
kans groter dat het belang waar de lobbyist voor opkomt wordt ingelost.
Hoofdstuk 8 I Macht, invloed en legitimiteit
8.1 Macht en invloed gedefinieerd
Macht kan volgens de discussies gedefinieerd worden in termen van:
o Doel en middel -> tegenwoordig wordt macht beschouwd als een middel. Macht is dan
een betaalmiddel, een ruilmiddel of een dwangmiddel om bepaalde doeleinden te
bereiken.
o Conflict en harmonie -> macht hoeft niet uitgeoefend te worden als er sprake is van
harmonie. Macht zou alleen betrekking hebben op conflicten. De machtige wint, de
machteloze verliest. Machtsuitoefeningen kunnen ook plaatsvinden bij harmonie,
bijvoorbeeld om de harmonie in stand te houden.
o Individuen en groepen -> volgens het methodologisch individualisme kunnen sociale
verschijnselen verklaard worden door denken en doen van individuen. In het kader van
deze wetenschapstheorie is gediscussieerd over de vraag of organisaties hun macht
ontlenen aan zichzelf of aan personen die de organisatie vormen. Organisaties kunnen
wel machtig zijn, maar die macht wordt gevormd door aanwijsbare personen in een
organisatie.
o Relatie en vermogen -> niemand heeft macht in zijn eentje. Er zal altijd een ander
moeten zijn over wie macht kan worden uitgeoefend. Bij macht is dan sprake van een
relatie. Macht kan ook worden beschouwd als een vermogen, je hebt het of hebt het
niet.
Macht = De mogelijkheid het gedrag van anderen te beïnvloeden in overeenstemming met
de eigen doeleinden van de actor.
, Invloed = feitelijke machtsuitoefening.
8.2 Legitimiteit, dwang en geweld
De overheid heeft verschillende soorten machtsmiddelen:
o Formele en informele machtsmiddelen -> formele machtsmiddelen zijn wettelijk
verankerd, zoals wettelijke verboden. Informele machtsmiddelen betreffen
ongeschreven gedragsnormen, zoals bepaalde vormen van beleefdheid.
o Directe en indirecte machtsmiddelen -> bij directe machtsmiddelen ontvangen burgers
een opdracht zich te conformeren. Bij indirecte machtsmiddelen ontvangen burgers
een aanmoediging om zich te conformeren, zoals verkeersdrempels.
Er zijn 5 vormen van macht:
o Dwingende macht -> gaat hierbij om de inzet van negatieve gesanctioneerde
machtsmiddelen, zoals boetes of geweld.
o Belonende macht -> dit betreft de inzet van positief gesanctioneerde machtsmiddelen,
zoals subsidies.
o Legitieme macht -> is macht die is gebaseerd op iemands maatschappelijke rol of plaats
in de hiërarchie. Een politieagent heeft meer macht over burgers als hij in zijn politie rol
is, maar niet als hij vrij is.
o Referentiemacht -> hiervan is sprake als aan iemand macht toekomt, omdat hij of zij
bepaalde eigenschappen of vaardigheden bezit, zoals charisma.
o Expertmacht -> dit is macht gebaseerd op inhoudelijke expertise of kennis.
Legitimiteit is een basis voor macht. Als de burgers de politieke instellingen als legitiem
ervaren, accepteren zij hun maatregelen, ook al zijn ze het niet met iedere maatregel eens.
Bij de legitimiteit van politieke instellingen moet een onderscheid worden gemaakt tussen:
het politiek regime en gezagsdragers. Het politieke regime is het geheel van wettelijk en
informele gedragsregels, waaraan gezagsdragers moeten voldoen.
De beïnvloeding van het gedrag van anderen door dreiging met of toepassing van straffen
kan gezien worden als een beperking van de vrijheid. Dwang kost de overheid doorgaans
meer dan vrijwillige gehoorzaamheid van burgers. Deze kosten zijn niet alleen materieel
zoals de kosten van politie en justitie, maar ook immaterieel, zoals een groter risico van
verlies van legitimiteit. Dwang kan geschieden door middel van allerlei straffen zoals boetes
en gevangenisstraf. De meest extreme vorm van dwang is geweld. Geweld is opzettelijke
beschadiging of vernietiging van personen of goederen, met als doel de invloed uit te
oefenen. Terrorisme is het nastreven van politieke doelen door plegen van of dreigen met
op mensenlevens gericht geweld.
8.3 Macht, waarden en belangen
Er zijn grofweg 3 mogelijke oorzaken van machtsuitoefening:
1) Het streven naar macht -> macht is dan een doel. De meeste auteurs beschouwen
macht echter als een middel. Actoren gebruiken dan hun macht om iets te bereiken.
2) Het nastreven van waarden -> het nastreven van het belang kan betekenen dat de
actor er zelf financieel beter van wordt.