Kernthema’s van de bestuurskunde Week 1 Introductie
- Basiscollege 1
- Gastcollege 1
- Openbaar Bestuur hfdst 1
- Tjeenk Willink Thema 1, het belang van het publieke debat
Openbaar Bestuur hfdst 1
Leerdoelen:
- Het openbaar bestuur definiëren en beargumenterend afbakenen.
- Een beeld schetsen van hoe het openbaar bestuur in Nederland opgebouwd is.
- Aangeven waarom het openbaar bestuur veelvormig en vaak complex is.
- Uitleggen welke uitdagingen de veelvormigheid en complexiteit van het openbaar bestuur met
zich meebrengen.
- Benoemen welke criteria gehanteerd worden om de kwaliteit van het openbaar bestuur te
beoordelen en uitleggen wat die criteria inhouden.
- Aangeven op welke manier die verschillende criteria onderling strijdig kunnen zijn.
- Een overzicht geven van de historische ontwikkeling van het openbaar bestuur en aangeven
hoe die ontwikkeling het huidige openbaar bestuur gevormd heeft.
Openbaar bestuur = het geheel van organisaties en activiteiten die primair gericht zijn op de
besturing van de maatschappij.
- Ruime opvatting: organisaties die niet tot de overheid behoren, maar wel een publieke taak
vervullen of op een andere manier sturing geven aan de maatschappij, horen hier dus ook bij.
Sturing in de maatschappij:
- Staat
Dienen van algemenen belang
- Middenveld
Gericht op doelstellingen die niet op winst gericht zijn, maar vallen ook niet binnen de
sfeer van de overheid.
1. Private organisaties met een publieke taak (zoals ziekenhuizen en schoolbesturen)
2. Organisaties die een bepaald belang behartigen (zoals vakbonden) geen winstoogmerk!
- Markt
Producten en diensten op commerciële grond leveren
Privatisering/Liberalisering/Vermarkting = Organisaties/Activiteiten gaan van staat naar markt.
Nationalisering/Verstatelijking= Organisaties/Activiteiten gaan van markt naar staat.
De mate van publiekheid kent drie dimensies
1. Eigendom
- Van wie is de organisatie? Publiekrechtelijk of privaatrechtelijk
2. Bekostiging
- Wie bekostigt de organisatie?
3. Controle
- Politieke controle
,Het openbaar bestuur is veelvormig en complex omdat, de betrokken actoren en organisaties
veelvormig zijn, en dat de scheidslijnen tussen de staat, het middenveld en de markt soms moeilijk te
trekken zijn en ook nog in de tijd veranderen.
Openbaar bestuur in Nederland
Verticale dimensie: het openbare bestuur kan op meerdere niveaus van omvattendheid gestalte
krijgen (wijk, gemeente, regio, provincie, natiestaat, internationale regio, wereld)
Verticale dimensie in Nederland
- De huidige inrichting van het Nederlandse binnenlands bestuur is grotendeels gesteld door
Thorbecke
- Staatsvorm: gedecentraliseerde eenheidsstaat = uniform bestuursstelsel met een duidelijk
primaat van de landelijke overheid, maar gemeenten en provincies hebben een belangrijke
stem en soms zelfstandige bevoegdheden.
- Ambiguïteit (dubbelzinnigheid)
- Klassieke denken: de nationale regering bepaalt, de decentrale overheden volgen. Niet
accuraat meer!
- Werkelijkheid: nationale regering is vaak sterk afhankelijk van de decentrale overheden.
Steeds meer taken zijn van nationaal niveau naar decentrale bestuurslagen overgedragen.
(uitholling van de nationale staat)
Horizontale dimensie: het openbaar bestuur bestaat niet alleen uit de overheid zelf, maar ook uit tal
van maatschappelijke organisaties.
Horizontale dimensie in Nederland
- Voor sturing is de inzet van veel maatschappelijke partijen nodig (bijvoorbeeld zorg,
onderwijs, volkshuisvesting)
MULTI-LEVEL-GOVERNANCE = Besturen vindt plaats op meerdere schaalniveaus en
gebeurt zowel door overheden als andere partijen
Criteria openbaar bestuur (onderling strijdig)
Elke criteria weerspiegelt een deel van de unieke positie van het openbaar bestuur in de samenleving.
In combinatie creëren zij spanningsvelden.
1. Democratie
- Volkssoevereiniteit
- Responsiviteit
- Burgers participeren en hebben inspraak
2. Rechtmatigheid
- Macht van de overheid moet ingeperkt en gecontroleerd zijn
- De wet biedt de burger bescherming, legt de overheid grenzen op
3. Doeltreffendheid en doelmatigheid
- Doeltreffendheid: effectiviteit, doelstellingen worden gehaald
- Doelmatigheid: efficiency, met zo min mogelijk middelen doelen bereiken.
4. Integriteit
- Geen machtsmisbruik
- Ethisch verantwoord
Voorbeelden spanningsvelden
,Doelmatigheid versus rechtmatigheid: burgers, organisaties en bedrijven kunnen bezwaarschriften
indienen (rechtmatigheid), maar dit kan de besluitvorming over bijvoorbeeld projecten vertragen, wat
leidt tot hogere kosten (doelmatigheid)
Democratie versus rechtmatigheid: Veel burgers hebben geen bezwaar tegen het gebruik van
criminele informaten (democratie), dit komt echter in botsing met een aantal beginselen van het
strafrecht. (rechtmatigheid)
Integriteit versus democratie: De wethouder van Milieuzaken knijpt een oogje toe bij een fabriek die
niet aan de eisen voldoet (integriteit), dit is wel gunstig voor de lokale werkgelegenheidsbelangen.
(democratie)
Historische ontwikkelingen openbaar bestuur
Republiek der Verenigde Nederlanden (1648-1795)
- Ontbreken ambtelijk apparaat
- Geen centrale overheid, onafhankelijke staten
Bataafse Republiek (1795)
- Eenheidsstaat: macht provincies en steden ingeperkt, centraal overheidsapparaat
- Nachtwakersstaat: overheid heeft minimum aantal taken
Verzorgingsstaat
- Industrialisatie
- Meer overheidsingrijpen
- Crisis jaren ‘30
1973 – heden
- Kritiek op verzorgingsstaat
- New Public Management : overheid moet alleen sturen, niet zelf roeien, voorbeeld nemen aan
bedrijfsleven
- Voorwaardenscheppende staat: minder actieve rol overheid en meer samenwerking met,
initiatief door en verantwoordelijkheid voor burgers en de markt.
Basiscollege 1: Introductie
Hester Paanakker & Gijs Jan Brandsma
Goed bestuur is gebaseerd op een aantal leidende publieke waarden, deze waarden moeten niet alleen
geborgd worden, maar ook in balans/evenwicht met elkaar zijn.
Voorbeeld Cora van Nieuwenhuizen belangenverstrengeling
Beoordelingskader: Goed Bestuur
Democratie en responsiviteit
- Beleid moet passen bij voorkeuren van burgers (verkiezingen, inspraak)
, - Transparantie en verantwoording (roep om verantwoording steeds sterker van)
- Volkssoevereiniteit
- Inspraak en participatie
Doelmatigheid en doeltreffendheid
- Overheid moet presteren
- Overheid moet geld efficiënt besteden
Integriteit
- Morele principes eerbiedigen, geen machtsmisbruik, belangenverstrengeling of discriminatie
Rechtmatigheid
- Overheid handelt op wettelijke grondslag
- Controle op overheidsmacht: checks&balances (machtsevenwicht), bezwaar/beroep, etc.
- Burgers beschermen tegen overheid
- Naleving kan afgedwongen door geweldsmonopolie van de overheid
Botsen vaak met elkaar en hebben nooit een objectieve weging. Altijd verschillende elementen
meewegen. Afweging en ambivalentie.
Openbaar bestuur = het geheel van activiteiten en organisaties die primair gericht zijn op de
besturing van de maatschappij.
De formele overheid is niet meer de enige partij die zich buigt over de oplossingen van
maatschappelijke problemen.
Complicerende factor: ‘De Overheid’ bestaat niet
Takenpakket van de overheid is enorm gegroeid
- Nachtwakersstaat
- Verzorgingsstaat
- Nu
Enorme variëteit aan organisaties
- Verschillende niveaus
- Verschillende taken
- Overlap en afstemming
MULTI-LEVEL GOVERNANCE = het fenomeen dat we overheidsorganisaties,
maatschappelijke middenvelden en private partijen hebben die gezamenlijk gaan over beleid
en over publieke dienstverlening, maar wel op andere territoriale niveaus die deels
overlappend zijn en soms niet.
- Mate van publiekheid (je kan meer publiekelijk of minder publiekelijk zijn)
Voorbeeld variëteit: Covid-vaccinaties welke organisaties zijn daarbij betrokken?
GGD (publieke sfeer, maar minder publiek dan bijv. gemeenten), rijksoverheid, gemeenten (publiek),
RIVM (publiek), farmaceutsindustrie, uitzendbureaus (privaat)
Conclusie: sprake van multi-level governance
Delegatieketen parlementair politiek systeem