Soorten weefsels – hoofdstuk 1 vanaf blz 48
1. Dekweefsel
• locaties: lichaamsoppervlak (huid), spijsverteringskanaal, binnenkanten van
holle organen (darmen, maag en luchtwegen), darmen, blaaswand, longen,
buikorganen en hartzakje
2. Steunweefsel
• locaties:
• Bindweefsel: Pezen, gewrichtsbanen, aderen, organen, beenmerg,
onderhuids bindweefsel en vetweefsel
• Kraakbeen: ademhalingsstelsel, zintuigen, bekleding gewrichten, tussen
botten
• Beenweefsel: Botten, rode beenmerg, in de lymfe knopen, in de holte van
pijpbeenderen.
3. Spierweefsel
• locatie
• Glad spierweefsel: holle organen en bloedvaten
• Dwarsgestreept: skeletspieren
• Hartspierweefsel: hart
4. Zenuwweefsel:
• locaties
• Overal in het lichaam
Functies van cortisol en wat de factoren die bijdragen aan de productie
– hoofdstuk 7
• Cortisol: een groep hormonen uit de bijnierschors.
• Cortisol is vrijwel in elke cel van het lichaam nodig.
• Het wordt gebruikt om de normale werking van het lichaam te handhaven en
speelt een belangrijke rol bij het waarborgen van duurzame prestaties onder
stress (fight or flight reactie)
• Cortisol remt zijn eigen en de ACTH (dit is een stimulans voor cortisol)
• Cortisol is een hormoon dat reguleert met stress: fel licht, hard geluid, hoge
temperatuur, zware inspanning, verwondingen etc. maar ook psychische
factoren: angst en spanning
- Alle effecten zijn erop gericht om de hersenen ten tijde van stress adequaat te
laten functioneren omdat deze volledig afhankelijk zijn van glucose in
bloedplasma,
• Vrijmaken van glucose uit voorraden
• Remming opname glucose in lichaamscellen
• stimulering van lipolyse: alternatief energiebron
• Remmen van processen die energie en aminozuren gebruiken
• Ontstekingsremmende effect: afweer wordt onderdrukt – minder pijn en ziek in
de ochtend.
• Osteoclasten – bot afbreken en mineralen gebruiken
• Bepaald ons dag- en nachtritme – in de ochtend veel cortisol, ’s avonds/’s
nachts weinig
• zorgt ervoor dat de bloedsuiker verhoogd wordt in stressvolle situaties
• Maakt ons stressbestendig
• Remt ontstekingen
, Leptine, ghreline en PYY– hoofdstuk 7
Leptine: hormoon geproduceerd in het vetweefsel.
Functie:
• De energie/voedselinname te verlagen en daarmee het lichaamsgewicht en
vetmassa te doen dalen. Als het hormoon in de bloedbaan komt wordt het
verzadigingscentrum in de hypothalamus geprikkeld.
• Het is een belangrijke factor in het handhaven van de energiebalans op lange
termijn.
• Mensen met obesitas hebben veel leptine in hun lichaam maar het blijkt dat ze
niet gevoelig zijn voor dit hormoon.
Ghreline: hormoon dat wordt geproduceerd in de maagwand en werkt via de
hypothalamus.
Functie:
• Stimuleert het hongergevoel. Na een maaltijd dalen de ghreline gehaltes weer.
Na afvallen neemt deze hormoon toe. Dit zou een verklaring kunnen zijn van
waarom mensen die afvallen moeite hebben met niet nogmaals aankomen.
• Het is een belangrijke factor in het handhaven van de energiebalans op korte
termijn
PYY- peptide YY: hormoon wordt in de dunne darm geproduceerd na
voedselinname.
Functie:
• het remt in tegenstelling tot ghreline de eetlust (energiewaarde van de
ingenomen voeding speelt een rol).
• Mensen met obesitas hebben minder PYY na een maaltijd langer en meer
dooreten.
Metabole factoren die de kans op het risico op overgewicht en obesitas
vergroten
Metabool syndroom – 3 van de 5 symptomen:
- Verhoogde triglyceridengehalte
- Verlaagde HDL-cholesterol en verhoogde LDL-cholesterol
- Verhoogde bloeddruk
- Verhoogde nuchtere glucose waarden
- Abdominale obesitas – te grote buikomvang.
Metabole factoren obesitas:
- Lage BMR
- Lage spontane fysieke activiteit