Psychologie van arbeid en organisatie
Volledige samenvatting Hoofdstuk 1 t/m 12
Hoofdstuk 1 – arbeids- en organisatiepsychologie – een inleiding
Diversiteit: een algemeen begrip voor de manieren waarop mensen op een werkplek of in hun
werknemersbestand van elkaar verschillen.
Diversiteitsmanagement: het garanderen dat alle mensen in hun personeelsbestand worden
behandeld op een manier die hun individualiteit, groepslidmaatschap en vermogen om een bijdrage te
leveren respecteert.
De diversiteit op de werkvloer zal de komende jaren alleen maar groter worden.
Diversiteitmanagement moet erkennen dat er meer talen, meer etniciteit en grotere culturele
verschillen aanwezig zijn dan vroeger, en daarmee ook meer talenten.
1.1 theoretische psychologie In de arbeidspsychologie
Psychologie (Miller): vakgebied dat soms wordt gedefinieerd als de wetenschap van het mentaal
leven; houdt zich bezig met systematisch bestuderen van gedrag, gedachtes en emoties.
Het doel van de psychologie is het beschrijven, verklaren en voorspellen van gedrag, gedachtes en
emoties.
Niet iedereen is het erover eens dat je gedrag, gedachtes en emoties op wetenschappelijke wijze
moet bestuderen. Sommigen stellen dat menselijk gedrag te gecompliceerd is en sowieso verandert
als mensen geobserveerd of onderzocht worden.
De psychologie kan in diverse aandachtsgebieden worden onderverdeeld, elk met een geheel eigen
focus. Gezamenlijk kunnen deze disciplines onder de noemer van de theoretische psychologie worden
geschaard. De meest behulpzame onderverdeling is wellicht de volgende:
- biopsychologie: heeft te maken met de relatie tussen lichaam en geest. Zij onderzoeken
onder andere de bij bepaalde gedragingen, gedachtes en emoties horende activiteiten in de
hersenen. Ook zijn ze geïnteresseerd in de lichamelijke veranderingen die zich voordoen bij
stress op het werk.
- Cognitieve psychologie: gericht op cognitieve functioneren, onze gedachteprocessen. Het
omvat onder andere hoe goed we in bepaalde omstandigheden informatie onthouden, hoe we
informatie afwegen om tot een besluit te komen en hoe snel we in psychometrische
onderzoek vragen verwerken.
- Ontwikkelingspsychologie: handelt over de manieren waarop mensen in psychologische
opzicht groeien en veranderen. Deze discipline omvat zaken als hoe en wanneer kinderen
bepaalde concepten beginnen te begrijpen hoe ze hun moedertaal leren.
- Sociale psychologie: stelt zich de vraag hoe onze gedragingen, gedachtes en emoties
invloed uitoefenen op en beïnvloed worden door andere mensen.
- Persoonlijkheidsleer: handelt over de neiging van mensen om zich op een kenmerkende
manier te gedragen.
Arbeids- en organisatiepsychologie is op zichzelf geen deeldiscipline van de theoretische psychologie.
Ze is toepassingsgericht en daarom onderdeel van de toegepaste psychologie.
,1.2 Vijf tradities In de psychologie
1.2.1 psychoanalyse
De traditie dat ook wel psychodynamiek genoemd kan worden, is ontwikkeld door Sigmund Freud en
later uitgebreid door Carl Gustav Jung.
De psychoanalyse stelt dat onze psychologische functioneren bepaald wordt door instinctieve
drijfveren. Veel van deze drijfveren bevinden zich in ons onderbewuste.
De psychoanalytische traditie: legt de nadruk op onbewuste psychologische conflicten die onder
andere de persoonlijke effectiviteit op het werk kunnen verminderen. Deze traditie zoekt de verklaring
voor deze conflicten vaak in vroege kinderervaringen.
1.2.2 Persoonlijkheidsleer
De persoonlijkheidsleer richt zich op het meten van iemands persoonlijkheidskenmerken, waaronder
intellectueel functioneren. Deze kenmerken zouden over het algemeen redelijk stabiel zijn.
De meeste aanhangers van de persoonlijkheidsleer stellen dat kenmerken in ieder geval deels
genetisch zijn bepaald, wat een reden is dat ze stabiel zijn. Dit is echter wel een ietwat controversieel
onderwerp. Bouchard en McGue betoogde bijvoorbeeld dat slechts 1/4 van de variaties in
persoonlijkheid het gevolg is van erffactoren.
1.2.3 Fenomenologie (de humanistische benadering)
Fenomenologische benadering van persoonlijkheid: Gericht op hoe mensen de wereld om hun
heen ervaren. De focus ligt op ons vermogen om onze ervaring te interpreteren.
Ze stellen dat onze ervaringen bestaan uit de interactie tussen de ‘ruwe’ materiaal (objecten) en onze
mentale vermogens.
Humanistische benadering van persoonlijkheid: optimistische variant van de fenomenologie
waarbij het individu streeft naar persoonlijke groei of zelfrealisatie.
Volgens enkele van deze zienswijze streeft het individu naar persoonlijke groei of zelfrealisatie: na het
vervullen van zijn potentieel.
1.2.4 Behaviorisme (de gedragsbenadering)
Behaviorisme: is uitsluitend gericht op observeerbaar gedrag en de condities (situaties) die bepaalde
gedragingen ontlokken. Een persoon bestaat in deze traditie uit een verzameling gedragingen, niets
meer en niets minder. Het is volgens het behaviorisme onnodig om onzichtbare concepten zoals
persoonlijkheidskenmerken of verdedigingsmechanismen te gebruiken als we datgene waarin we
geïnteresseerd zijn (gedrag) gewoon kunnen observeren.
Skinner wordt gezien als de grondlegger van de traditionele leertheorie, operant conditionering. Hij
gebruikte daarbij het begrip bekrachtiging om te verwijzen naar een gunstige uitkomst van gedrag:
de uitkomst vergroot de kans dat we dat gedrag in dezelfde situatie opnieuw vertonen. Bestraffing
vindt plaats als gedrag een onrustig uitkomst heeft: bestraffing verkleint juist de kans dat we gedrag in
dezelfde situatie opnieuw vertonen.
Een belangrijke ontwikkeling in het behaviorisme is sociaal leren (Bandura). Deze theorie verschillen
in diverse opzichten van de traditionele leertheorie en vormt de basis van de sociaal-cognitieve
traditie. Kort gezegd benadrukken de aanhangers van deze theorie ons vermogen om te leren van
bestraffingen en bekrachtigingen die door anderen worden ervaren in plaats van door onszelf.
Sommige bedrijven werken in hun loopbaan ontwikkelingstrajecten veel met mentoring, deels
gebaseerd op het idee dat de minder ervaren werknemer wenselijk gedrag van de mentor overneemt.
1.2.5 de sociaal-cognitieve theorie
De sociaal-cognitieve theorie: gericht op hoe onze gedachten processen worden gebruikt om
sociale interactie en andere sociaal psychologische fenomenen te interpreteren.
Ook wordt verondersteld dat onze gedachten processen een weerspiegeling zijn van de wereld om
ons heen en formele logica.
Sociaal-cognitieve traditie: de traditie in de psychologie die de nadruk legt op hoe mensen in de
sociale context informatie verwerken.
,Aanhangers van sociale cognitie zien de mens als iemand die gemotiveerd is om zichzelf en zijn
sociale omgeving te begrijpen, met als doel een bepaalde orde of mate van voorspelbaarheid te
creëren. Het bestaan van andere mensen beïnvloedt de aard van onze gedachten processen. Deze
anderen hoeven niet per se fysiek aanwezig te zijn.
Wederkerig determinisme: de complexe interactie tussen situationele, persoonlijke en
gedragsvariabelen.
Bandura stelt dat de mens weliswaar deels het product is van zijn omgeving, maar dat hij die
omgeving ook kan beïnvloeden.
Aanhangers van de sociaal-cognitieve theorie besteden ook veel aandacht aan informatieverwerking.
Hierbij ligt de focus op het geheugen. Hoewel we nieuwe informatie kunnen opnemen, zijn we over het
algemeen niet bereid om onze huidige kijk op dingen te veranderen. Zo zijn wij eerder geneigd
informatie over onszelf te verwerken die consistent is met ons zelfbeeld dan informatie die dat niet is.
We onthouden consistente informatie over onszelf ook beter.
Zelfwerkzaamheid (self-efficacy): de mate waarin iemand van mening is dat hij het gedrag kan
vertonen dat in een bepaalde situatie is vereist. Self-efficacy is vaak een goede voorspeller van
gedrag.
Schema: In de sociaal-cognitieve traditie is een schema iemands gestructureerde verzameling
overtuigingen en verwachtingen.
Scripts: In de sociaal-cognitieve de traditie is een script een verwachte opeenvolging van
gebeurtenissen die iemand met een bepaalde type situatie in verband brengt.
In de arbeids- en organisatiepsychologie vind je vooral het idee terug dat iemand interpretaties van
gebeurtenissen belangrijk zijn. Zo zijn er talloze vragenlijsten over de ervaringen van werknemers
ontwikkeld. Deze worden echter wel gezien als benaderingen van een objectieve realiteit en niet als
het product van individuele interpretatie.
1.3 arbeids- en organisatiepsychologie vandaag de dag
In Nederland wordt vaak voor individuele problematiek de term arbeidspsychologie gebruikt en voor
groeps- en organisatie gerichte problematiek de term organisatiepsychologie. Veel psychologen
hanteren deze termen echter ook door elkaar.
Negen gebieden waarop arbeidspsychologen actief zijn:
- Selectie en assessments van het personeel
- Training
- Evaluatie en loopbaanontwikkeling
- Organisatiegroei en -verandering
- De interactie tussen mens en machine
- Consultatie en persoonlijke ontwikkeling
- Ontwerp van de werkomgeving, gezondheid en veiligheid
- Werknemersrelaties en motivatie
- Strategiewijzigingen en herstructurering
Het is belangrijk om je te realiseren dat arbeidspsychologen invloed hebben op de organisatie die van
hun diensten gebruik maakt. Veel arbeidspsychologen zien zichzelf als technische experts, in staat om
adviezen te geven over specifieke procedures - bijvoorbeeld psychometrische tests, stress
managementtraining, ergonomie enzovoort.
Effectiviteit en efficiëntie (begrippen die verband houden met winstgevendheid) worden vaak gezien
als de belangrijkste producten die een arbeidspsycholoog moet leveren (in plaats van bijvoorbeeld
werknemerstevredenheid). Dit betekent in de praktijk dat het takenpakket van de arbeidspsycholoog
vaak vooral bepaald wordt door managementvraagstukken.
, 1.4 de oorsprong van arbeidspsychologie
Arbeidspsychologie is geworteld in de toegepaste psychologie, op twee manieren.
- De eerste manier heeft te maken met een tweetal tradities vaak omschreven als ‘fitting the
man to the job (FMJ)’ en ‘fitting the job to the man (FJM)’.
Voorbeelden van de FMJ-traditie zie je bij werving en selectie, training en loopbaanbegeleiding. De
FJM-traditie probeert daarentegen een goede match tussen een baan en een persoon te vinden door
te concentreren op het werk dat bij de fysieke en psychologische kenmerken van de persoon past.
- De tweede manier waarop arbeidspsychologie in de toegepaste psychologie is geworteld
heeft te maken met Human relations (hr): de complexe wisselwerking tussen individuen,
groepen, organisaties en werk. De nadruk ligt hier, meer dan bij FMJ en FJM op sociale
factoren.
Hawthrone-experiment: een reeks onderzoeken naar arbeidsgedrag uitgevoerd in de fabriek van
Western Electric Company in Hawthrone, in de jaren twintig.
Hawthrone-effect: het effect van een interventie op een onderzocht persoon, of personen, dat
uitsluitend te wijten is aan het feit dat deze aan een onderzoek meedoet (meedoen).
Enkele algemene lessen die uit dit experiment kunnen worden getrokken zijn:
- Het is moeilijk om te experimenteren met mensen zonder onbedoeld enkele condities te
veranderen.
- Het gedrag van mensen wordt beïnvloed door hun interpretatie van wat er gaande is.
1.5 Veranderingen op de werkvloer die arbeidspsychologie beïnvloeden
Veel van deze veranderingen komen voort uit een combinatie van technologische ontwikkelingen en
demografische en economische trends - zaken die in zeker opzicht hand in hand gaan.
Het psychologische contract (de subjectieve overtuigingen over een op uitwisseling gebaseerde
overeenkomst) dat bedrijven met hun werknemers hebben, is als gevolg van sommige van deze
ontwikkelingen sterk veranderd.
Recent onderzoek over nieuwe technologie op het werk ondersteunt eerdere conclusie dat de
invoering van nieuwe technologie niet in alle gevallen een diskwalificatie vormt voor het werk. De
invloed van nieuwe technologie op het succes van de organisatie is echter vaak minder positief dan
verwacht, doordat de technologie niet goed is afgestemd op de psychologische eigenschappen van
individuen, en evenmin op de patronen van sociale interactie op de werkplek.
1.5.2 Diversiteit en cultuur
Etniciteit: een gevoel van eenheid en verbondenheid op grond van (vermeende) gemeenschappelijke
afstamming, cultuur of geschiedenis.