KINDERMISHANDELING EN VERWAARLOZING OVER DE LEVENSLOOP
Samenvatting van de Kleine Gids Kindermishandeling
COLLEGE 1 – GESCHIEDENIS EN DEFINITIES
HOOFDSTUK 1 – DE GESCHIEDENIS VAN KINDERMISHANDELING
1.1 Opkomst kinderbescherming
Kinderen werden vroeger gezien als een bezit van de ouders.
➔ Kinderen zorgden voor inkomen en verzorging van de ouders als zij ouder werden.
- Kindermishandeling leek niet te bestaan in die tijd.
- Eén van de eerst mishandeling zaken die bekend werd, is de zaak van Mary Ellen. Zij werd
ernstig verwaarloosd en mishandeld door haar pleegouders, een maatschappelijk werkster
stapte naar de stichter van de dierenbescherming en legde de situatie aan hem uit. De man
nam de zaak op zich, de moeder kreeg een jaar celstraf en het kind ging naar een weeshuis.
➔ De zaak van Mary Ellen leidde tot een storm van publiciteit in de VS en tot de oprichting
van de New York Society for the Prevention of Cruelty to Children (1875).
- Een andere mishandeling zaak is de zaak van Marietje Kessels (1900). Het lichaam van het
meisje werd verminkt, verkracht en vermoord gevonden.
➔ Deze zaak zorgde ervoor dat er een preventieproject voor machtsmisbruik, intimidatie,
grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik van kinderen werd opgezet.
In Nederland werd Cort van der Linden (1896), hoogleraar staathuishoudkunde, gevraagd als adviseur van
de regering om een nieuwe wetgeving voor verwaarloosde en criminele jongeren te bedenken.
➔ In 1898 kwam zijn advies uit onder de naam ‘Het vraagstuk van de verzorging der verwaarloosde
kinderen’ en bestond uit drie onderdelen:
1. Een overzicht van alle instellingen en verenigingen die zich met kinderbescherming
bezighielden.
2. Een inventarisatie van de maatregelen die in andere landen getroffen waren om kinderen te
beschermen.
3. Aanbevelingen voor Nederland, waaronder de oprichting van een overkoepelend orgaan voor
alle jeugdinstanties.
➔ De aanbevelingen leidde tot de Nederlandsche Bond tot Kinderbescherming (1899).
- Een voordeel was dat hij minister van Justitie werd, hij kon de plannen dus zelf uitvoeren.
- Het woord ‘kindermishandeling’ werd niet gebruikt, er werd alleen gesproken van ‘verwaarlozing’.
- Verwaarlozing werd gezien als iets dat in zogenoemde asociale gezinnen, die door de
industrialisatie, verstedelijking en immigratie arm waren geworden, gebeurde.
➔ Kindermishandeling was dus vooral een bedreiging voor de samenleving: het
mishandelde kind was een ‘crimineel in de dop’.
1.2 Kinderwetten 1905
Tot het begin van de twintigste eeuw bestond er nog geen wetgeving over ingrijpen in een gezin als het mis
ging in de opvoeding.
➔ Er waren wel drie andere wetten die leidde tot mogelijkheden om in te grijpen in een gezin:
1. In het Burgerlijk Wetboek (1838) stond dat ouders de plicht hadden om hun kinderen op te
voeden en te onderhouden maar als zij dit niet deden werden zij niet gestraft.
2. Het Kinderwetje van Van Houten (1874) was de eerste poging om het welzijn van het kind te
verbeteren, hierin stond dat kinderen onder de 12 jaar niet in een fabriek mochten werken.
, - Het kinderwetje werd echter nauwelijks nageleefd en de situatie van de kinderen
veranderde niet.
3. De Leerplichtwet (1901) verplichtte dat alle kinderen van 6 tot 12 jaar naar school moesten.
- De wet bracht verandering voor veel kinderen.
Men vond dat de overheid mogelijkheden moest krijgen om in te grijpen in de opvoeding: als ouders hun
plichten niet nakwamen, moesten zij hun recht op de ouderlijke macht kunnen verliezen.
➔ Deze verantwoordelijkheid van de overheid werd vastgelegd in de Kinderwetten (1905).
- De kinderwetten bestonden uit drie delen:
1. Burgerlijke Kinderwet over de ouderlijke macht en de eventuele instelling van voogdij.
2. Strafrechtelijke Kinderwet over de aanpak van kinderen die een misdrijf hadden
gepleegd.
3. Kinderbeginselenwet over de oprichting van instanties die de praktische uitvoering van
de andere twee wetten op zich moesten nemen.
- De kinderwetten zorgde ervoor dat kinderen niet langer gezien werden als bezit van hun
ouders, opvoeden werd een plicht.
1.3 Jaren zestig: Omslag in het denken, de ‘ontdekking’ van kindermishandeling en de eerste cijfers over de
omvang in Nederland
Er was tot in de jaren zestig geen belangstelling voor kindermishandeling, wel werd gezien dat ouders van
asociale gezinnen niet in staat waren om hun kinderen op te voeden tot nette burgers.
➔ Deze kinderen liepen het risico om op het criminele pad te raken.
- Mishandeling werd als een onderdeel van ouderlijke verwaarlozing gezien.
➔ Pas in 1965 kwam er expliciet aandacht voor mishandeling door het proefschrift ‘Psychische
kindermishandeling’ van Berthe Clemens Schröner
- Henry Kempe (1962) legde het verband tussen onverklaarbare ziekten en botbreuken en het
verschijnsel kindermishandeling.
- Kempe bewees aan de hand van röntgenfoto’s dat sommige breuken bij kinderen toegebracht
waren.
➔ Door de publicatie van Kempe kwam het besef, de ‘ontdekking’, dat ouders geweld uit
kunnen oefenen op hun kinderen.
In 1967 verscheen er een artikel over dat in Nederland 120 kinderen per jaar overleden aan de gevolgen van
kindermishandeling.
➔ De overheid werd wakker geschud door deze cijfers en in 1970 werd de Vereniging tegen
Kindermishandeling opgericht die ervoor zorgde dat er Bureaus Vertrouwensartsen opgericht
werden door de overheid.
- De vertrouwensartsen behielden hun hoofdtaak als (kinder)arts en waren daarnaast
vertrouwensarts waar mensen terecht konden die vermoedens van kindermishandeling
hadden.
➔ De Bureaus ontwikkelden zich tot Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK).
1.4 Jaren zeventig en tachtig: Betuttelende aanpak kindermishandeling
Door het beroepsgeheim werd kindermishandeling in de jaren zeventig en tachtig in het geheim opgelost.
- Hulpverleners namen beslissingen die zij goed achtten voor het gezin.
- Er was veel kritiek op de aanpak van kindermishandeling, deze kritiek kwam eerst vooral van boze
ouders die de kinderbescherming beschouwden als kinderdief en paternalistische organisatie.
, - Een voorbeeld van een organisatie die kritiek had op de kinderbescherming is de Vereniging
Kinderen-Ouders-Grootouders (KOG).
1.5 Eind vorige eeuw: Wetgeving verbetert rechtspositie ouder en kind
De Wet op de Jeugdhulpverlening werd in 1992 ingevoerd en moest de jeugdhulpverlening verbeteren.
- De wet had twee doelen:
1. De wet moest een oplossing geven voor de slechte hulpverlening in tehuizen en instellingen.
2. De wet verlegde de verantwoordelijkheid voor jeugdhulpverlening van de overheid naar de
provincies.
- Met ingang van de wet werd het ‘zo-zo-zo-beleid’ ingevoerd waarbij hulpverlening zo tijdig mogelijk,
in een zo licht mogelijke vorm, zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis gegeven moest worden.
- Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) werd ingesteld dat zich richtte op de signalering
van kindermishandeling.
- In de jaren negentig wordt ‘huiselijk geweld’ geïntroduceerd wat al het geweld van ouders tegen
kinderen, van kinderen tegen ouders en ouders onderling omvat.
- In 2001 wordt het eerste Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) opgericht.
- In 1994 werd de Wet op de Jeugdhulpverlening aangepast, dit zorgde voor de oprichten van Bureau
Jeugdzorg waardoor gezinnen sneller en beter naar jeugdzorgvoorzieningen doorverwezen werden.
➔ De oprichting van Bureau Jeugdzorg zorgde ervoor dat de Wet op de Jeugdhulpverlening niet
meer voldeed en er in 2005 een nieuwe Wet op de Jeugdzorg werd ingevoerd.
➔ In 2015 werd de nieuwe Jeugdwet ingevoerd waarmee de verantwoordelijkheid en regie over
de jeugdzorg bij de gemeenten ligt.
1.6 Begin deze eeuw: Roep om preventieve aanpak
In Nederland ontstond een roep voor preventieve aanpak aan de hand van twee voorbeeldzaken:
1. Het meisje van Nulde (2001): Mensen hebben lichaamsdelen van een meisje van 4 jaar gevonden.
Het meisje is overleden aan de gevolgen van mishandeling, haar lichaam is vervolgens in stukken
gesneden en verspreid over het land.
2. Savanna (2004): Een meisje van 3 jaar werd dood gevonden in de kofferbak van de ouders aan de
gevolgen van kindermishandeling. Savanna en haar ouders stonden onder toezicht, na vijf maanden
uit huis geplaatst te zijn, kwam zij terug bij haar moeder met een gezinsvoogd.
In 2000 werd de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK) opgericht die grote invloed
heeft gehad op het beleid in Nederland over het voorkomen en aanpakken van kindermishandeling.
- RAAK introduceerde tien stellingen over kindermishandeling
1. Geweld tegen kinderen is ontoelaatbaar.
2. Het is verplicht om kindermishandeling te melden.
3. De aanpak van kindermishandeling gaat boven de privacy van ouders.
4. Er wordt steun geboden bij opvoeding voor elke ouder.
5. Er worden maatregelen genomen bij een bedreigde ontwikkeling.
6. Werken met kinderen wordt als beroep gezien waarbij mensen beter opgeleid worden en
goed betaald worden.
7. Op school is het kind persoon, burger en leerling.
8. De rechten van het kind worden vastgelegd in de grondwet.
9. Het kind heeft recht op een eigen verantwoordelijkheid.
10. Er wordt een aparte minister voor jeugdbeleid aangesteld.