Geschiedenis van het openbaar bestuur: college-
aantekeningen
Hoorcollege 1 (06-09)
- Het openbaar bestuur veranderd en ontwikkeld. De verhouding tussen publiek-privaat,
politiek-bestuur en staat-samenleving verschuift vaak.
- Er ontstaat gemeenschap, er word gehandeld omwille van het gemeenschappelijke belang.
(Civic duty)
-> Gemeenschap voor het individu
-> Publieke dienstverlening als burgerplicht
- Staat en samenleving erg nauw verweven, er wordt veel privaat gedaan (makelaardij), maar
dat word steeds ‘publieker’. Ook geen onderscheid tussen politiek en bestuur.
- Bij BSG onderscheid tussen empirische en normatieve fenomenen
- Empirische fenomenen
- Structuur (organisatie)
-> bv. Geschiedenis van het parlement
- Functioneren (processen)
-> bv. Geschiedenis van wetgeving
- Functionarissen (mensen)
-> bv. Geschiedenis van burgemeester
- Normatieve fenomenen
- Ideeën (wat kan of moet?) bv. Representatie
- Verwachtingen (wat wil men?) bv. Eerlijk bestuur
- Taakverdeling (wie moet wat doen?)
- In de (bestuur)geschiedenis bestaan verschillende in interpretatie, verbonden met
standplaatsgebondenheid, politieke voorkeur e.d.
- Mogelijkheden van geschiedenis
1. Universele wetten (Altijd en overal geldig)
2. Wetmatigheden (niet overal, wel vaak als bepaalde zaken zich voordoen) -> patronen,
mechanismen
3. Toevalligheden (niet overal, niet altijd)
Staatscommissies en advies van de Nederlandse regering
- Staatscommissies zijn groepen mensen, vaak buiten het ambtelijk apparaat, die gevraagd
wordt hun bijdrage te leveren aan de aanpak van bestuurlijke kwesties m.b.v onderzoek,
advies uitbrengen, bemiddeling, uitvoering stimuleren:
-> (vaak) tijdelijk
-> ‘zware’, complexe zaken
-> Door Kroon (kan dus zonder parlement) ingesteld
- Ongeveer 300 staatscommissies in de periode 1814-1970.
-> Piek tussen 1910-1930 (Eerste Wereldoorlog, mentaliteitsverandering, heropbouw,
oorlog).
-> Meeste staatscommissies gingen over Recht en wetsontwerp, Organisatie & Bezuinigingen
Overheid, Sociale zekerheid.
, Hoorcollege 2 (13-09)
De Republiek (1588-1795)
- De Republiek is opgebouwd uit een lappendeken van een unie van autonome gewesten.
-> grote variatie in wetten, regels, geloof, taal e.d.
- Door buitenlandse mogendheden wel erkend als een staat, ondanks deze variatie.
- Externe en interne constante spanningen in het openbaar bestuur in de Republiek
-> Oranjegezinden vs staatsgezinden, katholicisme vs protestantisme, centralisatie vs
decentralisatie, oorlog, motor van de economie (landbouw vs handel) e.d.
- Extern:
1. Spanje / Engeland / Frankrijk / Duitse landen
2. Beginnende ‘wereldeconomie’ (expansie, kolonialisme)
- Intern:
1. Groepen / actoren (maatschappelijke strijd)
- stadhouder (opperbevelhebber van leger en vloot, plaatsvervanger van vorst (Spaanse
tijd), publieke functionaris in dienst van Gewestelijke Staten (na oorlog), later erfelijk
principe) / regenten (lokale bestuurder, allerlei functies, met enige vorm van welvaart (te
danken aan handel)) / adel / kerk / burgers
2. Niveaus (bestuurlijke macht)
- steden / gewesten / Generaliteit (Unie)
- Kenmerkende karakteristieken van het bestuur van de Republiek:
1. Soevereiniteitsvraag (waar ligt de macht? Regenten, stadhouder, gewesten, steden,
Staten-Generaal?)
-> formeel bij de Gewestelijke Staten
-> informeel bij het gewest Holland
2. Particularisme (elke instantie wilt eigen autonomie behouden)
3. Publieke taken door private instanties (kleine overheid) (makelaardij)
4. Decentrale niveau is het belangrijkste niveau (bottom-up)
5. Begin differentiatie
- Territoriaal
-> Over niveaus en gebieden: periferie en kern en lagen van bestuur
- Functioneel
-> Specifiek op één taak
6. Collegiaal bestuur
- Makelaardij: gebruik maken van private partijen voor publieke dienstverlening, deze zaken
zijn nooit van de overheid geweest (huurlegers e.d.)
-> waar heeft de burger vooral mee te maken? Van binnen naar buiten:
-> Maatschappelijke omgeving (familie, kerk)
-> Publieke omgeving (buurtbesturen, gilden)
-> Openbaar bestuur in ruime zin (belastingpachters, schutterijen)
-> Openbaar bestuur in enge zin (staatsinstellingen, overheden)
-> Makelaardij is geen uitbesteding of privatisering
-> Het gold voor veel, maar zeker niet alle publieke dienstverlening
-> Lokaal, gewestelijk centraal van toepassing
-> Bestuur zat wel achter de knoppen -> indirect bestuur
- Collegiaal bestuur
-> Collectieve verantwoordelijkheid op basis van een college
-> Consensus en overeenstemming
-> Gedeelde macht en gelijkwaardige beslissingsbevoegdheid