H5
1: Hoe kan het proces van sensatie omgeschreven worden als een ketting van drie
verschillende soorten gebeurtenissen?
- 1. Physical stimulus: hoeveelheid energie vd fysieke wereld die binnenkomt in
zintuigen
2. Physiological response: patroon van chemische en elektrische activiteit die
plaatsvindt in in zintuigen, zenuwen en hersenen als reactie op stimulus.
3. Sensory experience: subjectieve, psychologische sensatie of perceptie.
2: Hoe produceren fysieke stimuli actiepotentialen in sensorische neuronen?
- Transductie: sensorische receptoren reageren op fysieke stimuli met elektrische
veranderingen
3: Hoe coderen sensorische systemen info over het aantal en soort stimulus energie?
- Sterkere stimuli produceren grotere receptorpotentialen; hogere snelheid van
actiepotentialen in sensorische neuronen.
4: Wat is de waarde van sensorische adaptatie? Hoe kun je demonstreren dat adaptatie kan
voorkomen in de hersenen, niet alleen in de receptoren?
- Het gevoeliger of ongevoeliger maken van sensorische systemen waar nodig is
- Voor langere periode zelfde stimulus->ongevoelig over lange tijd
- Gebeurt niet alleen in neuronen, maar ook in zenuwstelsel en zelfs in brein.
H6
1: Hoe vullen drives en stimulansen elkaar aan en hoe beïnvloeden ze elkaar bij motivatie?
- Als de 1 zwak is, moet de ander sterk zijn om de doelgerichte actie te motiveren (bv
als je weet dat de broodjes van school vies zijn-zwakke stimulans-ga je alleen in de
rij staan als je heel erg trek hebt-sterke drive-, maar als het lekkere broodjes
zijn-sterke stimulans-, ga je sneller in de rij staan, ook al heb je niet zoveel
trek-zwakke honger drive-.)
- Een sterke drive kan ook de aantrekkelijkheid van iets vergroten (bv als je erg trek
hebt, kan een vies broodje er nog aantrekkelijk uitzien. Maar een geur van iets kan
ook juist de honger drive vergroten als je in de rij staat en kan er ook voor zorgen dat
je iets wilt gaan eten, waar je eerst niet geïnteresseerd in was als je bv aan de beurt
bent en je die lekkere broodjes op zijn.)
2: Hoe is het concept van homeostasis gerelateerd tot drive en hoe is deze relatie
gedemonstreerd in het geval van het kleine jongetje dat naar zout snakte?
- Wanneer je homeostasis niet in stand wordt gehouden, krijg je een drive voor het bv
zoeken en consumeren van voedsel, zout en water en je lichaam op goede
temperatuur houden (door onderdak), om zo het onbalans te corrigeren.
- Het verlangen naar zout kwam door een fysiologische behoefte. Zijn sterke drive
naar zout en zijn vermogen zijn ouders (die niet wisten dat hij het nodig had) te
manipuleren in het voorzien ervan, hielden hem langer dan 2 jaar in leven na het
“begin” van het tekort van de bijnieren.
,3: Wat is het onderscheid tussen regelgevende (regulerende) en niet-regulerende drives en
hoe kunnen zoogdier-drives geclassificeerd worden in vijf categorieën gebaseerd op functie?
- Regulerende drive is een drive die helpt homeostasis op peil te houden (honger) en
een niet-regulerende drive is een drive die een ander doel heeft (sex)
- 1. Regulatory/Regulerende drives: drives die overleving bevorderen door het in stand
houden vd homeostasis (bv. honger en dorst)
2. Safety/Veiligheids drives: drives die het dier motiveren om iets te vermijden,
vluchten, afweren van gevaar (roofdieren/vijanden). Meest voorkomende is angst;
motiveert individueel om te vluchten. Maar ook woede of slaap.
3. Reproductive/Voortplantings drives: seksuele drive en de drive om voor jongen te
zorgen; kunnen krachtig zijn op hoogtepunt, kunnen ervoor zorgen dat ze hun leven
riskeren om hun jongen en nageslacht te beschermen.
4. Social/sociale drives: veel zoogdieren vereisen samenwerking van anderen om te
overleven. Drives voor vriendschap, acceptatie en goedkeuring vd. sociale groepen.
Men riskeert zo hun leven voor vriendschap en sociale goedkeuring; krachtig als
regulerende.
5. Educative/educatieve drives: bestaan voornamelijk uit drives om te spelen en
verkennen (nieuwsgierigheid). Nuttige info verkrijgen uit omgeving.
4: Wat zijn 2 mogelijke verklaringen van de universele menselijke drives voor kunst, muziek
en literatuur?
- Dat de bezigheden van die dingen natuurlijke extensies zijn van onze drives voor
spelen en verkenning; zorgen voor oefenen van perceptuele en motorische skills en
creatief denken wat handig is voor toekomstige situaties
- Dat die dingen aantrekkelijk zijn voor ons niet omdat we speciale drives voor ze
hebben, maar omdat ze onze bestaande drives en neigingen exploiteren, zo
ontwikkeld voor andere doelen (bv boek of film waarin je mooie landschappen,
mensen en doelen ziet en het drives zijn voor sex, liefde, sociale waardering). Deze
verrijken onze levens immens en breiden het uit voorbij alleen het overleven en
reproduceren.
5: In theorie, welke kenmerken moet een groep neuronen hebben om te functioneren als
een centraal drive systeem? Welke kenmerken vd hypothalamus lijken te passen om een
centrum (hub) te zijn van zo’n systeem?
- De groep neuronen moet, eerst, de verschillende signalen, die de drive toestand
kunnen verhogen of verlagen, ontvangen en verenigen. Ten tweede moet een
centraal drive systeem handelen op alle neurale processen, die betrokken zijn in het
uitvoeren vh gemotiveerde gedrag.
- De hypothalamus bevat alle inputs en outputs die een centraal drive systeem zou
moeten hebben.
6: Wat zijn 3 onderling verbonden componenten vh concept van beloning?
- Liking: subjectieve gevoel van genoegen en voldoening, wanneer je een beloning
ontvangt.
- Wanting: het verlangen om een beloning te verkrijgen. Gemotiveerd om iets te krijgen
wat je graag wilt.
- Reinforcement: de effecten die beloningen hebben in het bevorderen van leren
,7: Hoe identificeerden Olds en Milner beloningspaden in het brein?
- Door elektroden in bepaalde delen vd hersenen te plaatsen en te stimuleren (medial
forebrain bundle), werd dit deel actief wanneer beloningen werden ontvangen.
8: Wat is enig bewijs dat de mediale voorhersenen bundel en nucleus accumbens essentiële
paden zijn voor de effecten van een brede verscheidenheid van beloningen?
- schade aan 1 van deze breinstructuren vernietigt allerlei ‘motiverend gedrag’. Zonder
een functionerend mediale voorhersenen bundel of nucleus accumbens, zullen
dieren niet beloningen vinden of verkrijgen en zullen sterven, tenzij ze zijn voorzien
van voedsel en water via een maagbuis.
9: Wat is enig bewijs dat er bij de “wanting”en “liking” componenten van beloning
neurotransmitters betrokken zijn?
- Dopamine(neurotransmitter) helpt bij het motiveren om een beloning te verkrijgen,
maar niet bij de pleasure (“liking”) vh verkrijgen vd beloning.
Endorfine (neurotransmitter/ook wel gelukshormoon genoemd) zorgt voor de “liking”
van een beloning. Vermindert ook pijn en angst en is vaak “verslavend”; sex, drugs.
Na elke gelukservaring steeds meer moeite doen om zelfde gevoel te ervaren
(drugs)
10: Welk bewijs suggereert dat dopamine cruciaal is bij de capaciteit van beloningen om
nieuw leren te promoten - en te dienen als bekrachtigers?
- Wanneer een beloning onverwacht is, zal een dopamine release direct na de
beloning helpen om een associatie tussen de beloning en enige prikkel of response,
voorafgaand, te versterken.
11: Hoe helpt het begrijpen van het beloningssysteem vd hersenen ons om drugsverslaving
en gokverslaving te begrijpen?
- Deze “drugs” bootsen het effect van dopamine en endorfine na in de nucleus
accumbens en zo dus de “liking”(enjoyment) en “wanting”(craving). Bij
drugsverslaafden blijft de release van dopamine (wanting), maar niet meer de
bevordering van endorfine (liking). Gokverslaafden weten vaak wel dat het spel op
een onvoorspelbare manier loont, maar het beloningssysteem gedraagt zich alsof het
constant leert om de beloning te voorspellen en produceren.
Compulsief gokken wordt versterkt door de dopamine respons bij onvoorspelbare
beloningen.
12: Wat wordt er bedoeld met feedback controle, en hoe dient de arcuate nucleus vd
hypothalamus als een controle centrum voor eetlust?
- Het stofje of eigenschap dat wordt gereguleerd feeds back op het besturend
systeem, waardoor het systeem stopt met de productie van dat stofje wanneer het
passend level is bereikt.
- De arcuate nucleus bevat twee klassen neuronen die tegenovergestelde effecten
hebben op eetlust.
1. appetite-stimulating neurons verbinden verschillende delen vh brein en bevorderen
alle effecten die geassocieerd zijn met toenemende honger.
2. appetite-suppressing neurons hebben effecten op verschillende delen vh brein die
tegenovergesteld zijn van de appetite-stimulating neurons
, 13: Wat is het bewijs dat het hormoon PYY helpt om eetlust na een maaltijd te reduceren en
dat onderproductie van PYY bijdraagt aan obesitas?
- Het hormoon PYY neemt na een maaltijd toe in de bloedstroom na 15 min, piekt na
60 min en kunnen zelfs wel 6 uur in het bloed blijven na een grote maaltijd.
- Bij onderproductie van PYY zagen onderzoekers een correlatie tussen het weinig
hebben van PYY en obesitas en het veel hebben van PYY en magere studenten.
14: Hoe draagt het hormoon leptine bij aan gewichtsregulatie, en waarom is leptine niet een
goed anti-obesitas medicijn?
- Leptine is een hormoon dat wordt uitgescheiden door vetcellen en in t brein gebracht
waar het effect uitoefent op de arcuate nucleus en hypothalamus om eetlust te
verminderen.
- Mensen met obesitas (constant hongergevoel) hebben al een te grote hoeveelheid
leptine in hun bloed, waardoor het toevoegen van leptine geen effect heeft.
15: Hoe dragen geconditioneerde stimuli en beschikbaarheid van veel voedsel, met
verschillende smaken, bij aan eetlust en obesitas.
- Geconditioneerde stimuli (zoals geur of het zien van nieuw eten) zorgen voor nieuwe
eetlust en bij een grote beschikbaarheid aan eten, eet je vaak ook meer. Deze twee
concepten zorgen ervoor dat men meer eetlust heeft dan nodig is.
16: Wat bewijst dat binnen een cultuur, verschillen in lichaamsgewicht, meestal resulteren uit
verschillen in genen, maar dat over culturen heen, omgeving een grotere rol speelt?
- Verschillen in gewicht binnen een cultuur hebben meestal te maken met verschillen
in genen, omdat er dezelfde omgevingsfactoren gelden.
- Over culturen heen speelt omgeving een grotere rol, want dan gelden er
verschillende omgevingen (wanneer ze verwant zijn aan elkaar) en speelt de
omgeving dus een grotere rol in lichaamsgewicht.
17: Gebaseerd op de berichten van succesvolle lijners en het advies van
eetlust-onderzoekers, wat kunnen mensen doen om gezond gewicht in stand te houden?
- veel-vet voedsel vermijden en meer sporten. Combinatie van sporten en diëten is
effectiever op lange termijn gewichtsverlies dan alleen diëten.
18: Hoe verandert het EEG van een persoon van alert naar relaxed in verschillende
slaapstadia?
- Relaxed: alpha waves, grote reguliere golven (wakker, ogen dicht, maar nergens aan
denkend).
Alert: beta waves, snelle onregelmatige golven (geconcentreerd).
Bij diepere slaap->beta golven
19: Hoe verschillen REM en niet-REM slaap van elkaar en hoe “cyclen” ze door de nacht?
- In REM slaap komen meeste dromen voor (en heb je rapid eye movement). De
andere fasen(2,3&4) worden gedefinieerd als niet-REM slaap.
- Met elke succesvolle cyclus, wordt er minder tijd gespendeerd in de diepe stadia van
niet-REM slaap(3&4) en meer in lichte niet-REM slaap(2) en REM slaap.