Leertheorieën en onderwijs aan het oudere kind
LOGO – kwartaal 5, semester 3
, Wat is leren?
Proces H1
Wat is leren? Leerconceptie: opvattingen die leerlingen hebben over leren op het moment dat ze
• Een blijvende gedragsverandering in je een leertaak te lijf gaan. Deze opvattingen bepalen in hoge mate de aanpak van de
handelen leerlingen en zijn dus ook van invloed zijn op de leerresultaten.
• Je weet pas of leren heeft plaatsgevonden als • De leertaak (bijvoorbeeld een som)
de lerende het demonstreert. Je moet het • Deze leertaak moet aangepakt worden.
kunnen laten zien/uitleggen • Leerconceptie: hoe pakt het kind de leertaak aan.
• Leren moet het resultaat zijn van interactie en Hoe leert het kind volgens hem?
ervaring met de wereld om je heen • Interpretatie van de leertaak: Wat wordt er van mij
• Na een leerproces weet de lerende iets nieuws, verwacht, hoe ga ik dit aanpakken?
beheerst hij een vaardigheid beter of bezit hij • Keuze van de leeractiviteit: het kind gaat de taak
een nieuwe overtuiging of attitude. oplossen, dus handelen
• Het leerresultaat: na het is er een resultaat
Vormen van leren: (de opgeloste som)
• Formeel leren: georganiseerd leren via het
onderwijs, leren vanuit leerdoelen. Beperkte leerconceptie: de leerlingen hebben een nog geen goede opvatting over
Intentioneel. hun eigen leren, ze vertonen ongericht leergedrag. Willen graag dat de leerkracht het
• Informeel leren: natuurlijk/spontaan leren, niet leerproces bepaalt door het geven van aanwijzingen, correcties etc.
georganiseerd, zonder doelen. Incidenteel.
• Non-formeel leren: georganiseerd leren, met Functionele leerconceptie: de leerlingen zijn gericht op het behalen van goede
doelen, maar buiten de onderwijssetting resultaten.
Ontwikkelingsgerichte leerconceptie: de leerlingen zijn gericht op het leerproces. Ze
zijn zelfstandiger en intrinsiek gemotiveerd.
Leren en rijping:
• Rijping = gedragsverandering onder invloed Factoren naast leeropvattingen die van invloed zijn op het leren: intelligentie,
van biologische factoren. Voorwaarde voor
interesse, motivatie, zelfbeeld en epistemologische opvatting = Hoe kinderen
leren (o.a. hersenontwikkeling) aankijken tegen de aard van kennis
• Leren = waarneembare, blijvende
• Kennis is absoluut = Waar/niet waar: leerlingen denken dat kennis vooral feiten
gedragsverandering zij, ze kiezen voor enkelvoudige oplossingen en antwoorden
• Ontwikkeling = opeenstapeling van • Kennis is subjectief en onzeker: leerlingen denken dat kennis een
leerervaringen waarbij rijping de voorwaarde samenhangend geheel is van feiten, begrippen of ideeën. Deze leerlingen zijn
creëert die het leren mogelijk maakt. beter in staat om complexe kennis te verwerven en zelfstandig informatie uit
bronnen te halen.
Veel gedragsveranderingen komen niet spontaan tot
stand, maar vereisen een stimulerende omgeving →
Genie of de wilde van Averyron.
Connectivisme: begin 21e eeuw Leerconcepties van Vermunt:
• Technologie speelt een belangrijke rol. • De opnameconceptie: leren is het opnemen van kant-en-klare beschikbare
Hoeveelheid informatie neemt toe en informatie (memoriseren en reproduceren van informatie)
verworven kennis veroudert snel • De constructieconceptie: de nieuwe informatie koppelen aan de aanwezige
• Het enkel opslaan van kennis is niet het kennis in het langetermijngeheugen.
belangrijkste, maar het leren zien en • De toepassingsconceptie: zijn gericht op de gebruikswaarde of het nut van
leggen van verbanden om met de grote kennis. Ze zien het leren als het kunnen toepassen of gebruiken van kennis en
hoeveelheid kennis om te gaan wordt vaardigheden.
belangrijker.
• Weten waar je kennis kunt vinden is dus
• De stimuleringsconceptie: ze zijn gericht op het ontvangen van stimulansen. Ze
moeten geprikkeld worden om te blijven leren.
waardevoller dan het bezitten van kennis.
• Je legt nieuwe verbindingen, zodat je weet • De samenwerkingsconceptie: gericht op het samenwerken en verdelen van de
hoe je kennis kunt vinden, delen en leertaken.
opslaan. Het opbouwen van een netwerk.
Algemene aspecten van leren:
• Leerinhoud: informatie, vaardigheden, houdingen, competenties, gevoelens, ervaringen, bewegingen.
• Leeromgeving: speelt zich altijd af in een bepaalde omgeving, situatie of context
• Activiteit van de lerende: leren kun je alleen zelf doen.
• Leeractiviteiten: Het resultaat van de leeractiviteit is blijvend en is op een later tijdstip herhaalbaar of reproduceerbaar.
• Ook dieren kunnen leren
• Onderwijzen: het verleiden tot leren en het begeleiden en vergemakkelijken van het leerproces.
,
, Wat is leren?
Leersoorten, leerstijlen H2
Soorten kennis Hoofdsoorten van leren
• Declaratieve kennis (knowing what/why): kennis van feiten, begrippen, • Cognitief leren: memoriseren en het verwerven of opdoen van
regels, etc. In taal uitgedrukt - opgeslagen in langetermijngeheugen. Bijv. feitenkennis, letterlijk reproduceren en het automatiseren van
leren van Engelse woordjes, natuurverschijnselen. Vakkennis! cognitieve handelingen (zodat je snel tot een oplossing komt bij een
taak/probleem). Tafels leren, rijtjes leren, jaartallen.
• Procedurele kennis (knowing how): (Mentale) handelingen of
(cognitieve) vaardigheden die we volgens bepaalde regels moeten • Sociaal-affectief leren: gevoelsleven, houding/attitude, sociale en
verrichten om iets eigen te maken (bijv. een taal leren). communicatieve vaardigheden.
Stappenplannen, strategieën, als… dan … regels. ▪ Reactieve vaardigheden = op de persoon zelf
▪ Interactieve vaardigheden = relatie met de ander
• Situationele kennis (tactit knowlegde): toepassing van declaratieve en o Attituden: (verworven of aangeleerde) oordelen of opvattingen
procedurele kennis in een bepaalde context/situatie. Gebruikskennis = die invloed hebben op het gedrag van individuen. Gerelateerd
door ervaring verworven kennis (met mes en vork eten). aan waarden en normen. Attituden kunnen veranderen
(situatie, identificatie, informatie)
1. Algemeen menselijke aard = sociaal verkeer: respect,
empathie, zorgzaamheid etc.
Er zijn verschillende leerstijlen, niet iedereen gaat hetzelfde te werk.
Leerstijl was eerst → cognitieve stijl: 2. Voorkeur bepaalde zaken of activiteiten = plezier aan
sport, graag leiding willen nemen, graag reizen.
• Veldafhankelijke personen: benaderen problemen globaal (globaal
3. Maatschappelijk = burgerschap, vaderlandsliefde,
waarnemen), gevoeliger voor de context, steun bij anderen, meer
maatschappelijke verantwoordelijkheid.
feedback en sociale bevestiging
• Veldonafhankelijke personen: zelf structuur in diffuus of ongeordend
• Psychomotorisch leren: het verwerven van een automatisme bij
leermateriaal aan brengen (structureringstendentie), analytisch
motorische vaardigheden. Door veel oefenen, na een tijdje,
waarnemen (details)
handelingen (fysieke of instrumentele vaardigheden) kunnen
uitvoeren zonder erbij na te denken → automatisme / routine
Cognitieve stijl is vervangen door het begrip leerstijlen.
geworden.
o Cognitieve gecontroleerde uitvoering naar autonome
uitvoering.
Leerstijlen van Kolb: o Geautomatiseerde, reproductieve vaardigheden.
Kolb onderscheidt vier gedragingen en vier bijhorende leerstijlen. o Besturen van een auto, bespelen van instrument, fietsen,
De leerstijlen van Kolb zijn gebaseerd op een theoretisch model van vier handstand.
denkstappen
Kolb zegt dat je je de hele cyclus moet doorlopen om tot duurzaam leren te • Competentieleren: Competent voelen in het leren van je beroep:
komen. Juist door andere leerstijlen te oefenen, versterk je deze en kun je die vaardigheid, attitude en kennis moeten samen komen (integratie).
beter toepassen. Daarmee voorkom je dat je je beperkt tot één leerstijl. Vaak een kloof tussen theorie en praktijk → competenties zijn er om
die kloof te overbruggen.
• Divergente leerstijl = dromer/beschouwer - reflectieaanpak o Vereist authentieke leeromgeving (nagebootste werkplekken
o Concreet ervaren en reflectief observeren MBO)
o Veel doen op gevoel, creatief, veel fantasie, visueel ingesteld. o Vb. timmerman:
o Van alle kanten bekijken, daardoor voorzichtig in het nemen van ▪ cognitief/kennis over de gereedschappen, over de te
beslissingen. ontwerpen materialen, over technieken…
o Werken in groepen, maar wel ruimte voor eigen ideeën ▪ Vaardigheden leren: hoe om te gaan met verschillende
• Assimilerende leerstijl = denker - zelfstudieaanpak gereedschappen, dit afzonderlijk oefenen…
o reflectief observeren en abstract conceptualiseren. ▪ sociaal affectief: je houding in je beroep, communicatie
o Gericht op een logische samenhang en het ontwikkelen van met collega’s/klanten… motorisch: het kunnen uitvoeren
theorieën en modellen (perfectionisme) eerst doordenken dan van handelingen….
doen ▪ Maar pas in de praktijk, waar alles samen komt, waar je
o Rationele benadering: eerst zelf uitzoeken dan toetsen competent moet zijn om alle vaardigheden om te zetten
• Convergente leerstijl = beslisser - instructieaanpak tot het uitoefenen van een beroep… dat is
o abstract conceptualiseren en actief experimenteren. competentieleren.
o Praktisch kunnen toepassen van ideeën en planmatig te werk
gaan, theorieën uitproberen in de praktijk en experimenten. • (R) reproductieve vaardigheden, zoals eenvoudige activiteiten en
o Initiatiefrijk. Legt relaties tussen leeromgeving en eigen standaardprocedures (Staartdeling, werkwoordsvormen leren)
ervaringen. Bij het hanteren van een probleem deductief en • (P) productieve vaardigheden, het geleerde toepassen in nieuwe
probleemoplossend te werk. Hakt knopen door. situaties (verhaal schrijven)
• Uitvoerende leerstijl = doener - oefenaanpak
o actief experimenteren en concreet ervaren.
o Zo snel mogelijk aan de slag kunnen.
Leerstijlen Vermunt:
o Leerprocessen: gissen en missen. Vooral gericht op info van
Vermunt heeft op basis van zijn onderzoek vier leerstijlen geformuleerd.
anderen.
Iedere leerstijl beschrijft met welke motieven een student leert, en hoe
o Resultaatgericht, intuïtief, praktisch
het leergedrag van de student eruit ziet.
• Betekenisgericht: inzicht, iets nieuws bedenken, ontwerpen,
kennis vergroten. Vanuit de leerling, persoonlijke interesse
Vermunt versus Kolb • Toepassingsgericht: doen, gebruiken wat een ander bedacht heeft,
• Kolb doet geen uitspraken over de kennis vergroten om het te kunnen toepassen in nieuwe situaties.
motieven van een cursist, terwijl Concreet, vanuit de leerling en de leerkracht, beroepsgericht.
Vermunt juist motieven en gedrag • Reproductiegericht: voor- en nadoen, platte kennis, stamp-rijtjes.
met elkaar verbindt. Stapsgewijs (oppervlakkig), vanuit de leerkracht, opname en
reproductie van kennis, diploma en toets gericht.
• Vermunt beschrijft geen stappen in • Ongericht: toevallige leerervaring. Stuurloos, samen leren,
een leercyclus, zoals Kolb doet met
ambivalent
zijn leerfasen. De leerstijlen van
Vermunt zijn op zichzelf staande
stijlen, zonder onderling verband