Samenvatting H3 Verkrijging en verlies van goederen
Uit: Zwaartepunten van het vermogensrecht – Brahn/Reehuis
3.1 Inleiding
Een vermogen is geen statisch gegeven. Onder gewone omstandigheden ondergaat het met grote
regelmaat grotere of kleinere wijzigingen door verkrijging en verlies van goederen.
Titel 3.4; Afdeling 3.4.1 kent een aantal algemene bepalingen met betrekking tot de wijzen
van verkrijging en verlies van goederen.
o Artikel 3:80 BW
De afdelingen 3.4.2 en 3.4.3 regelen de verkrijging door overdracht en die door verjaring.
3.2 Verkrijging onder algemene titel tegenover verkrijging onder bijzondere titel
Artikel 3:80 lid 1 BW onderscheidt twee wijzen van verkrijging van goederen: ‘onder
algemene titel’ en ‘onder bijzondere titel’.
Verkrijging onder algemene titel:
Opvolging in een vermogen. De verkrijger volgt een ander op in een geheel of (evenredig) deel van
een vermogen: het is doorgaans een verkrijging van zowel een actief (het totaal van de
vermogensrechten) als een passief (het totaal van de schulden), dan wel een (evenredig) aandeel
daarvan.
Artikel 3:80 lid 2 BW noemt vier gevallen van verkrijging onder algemene titel: erfopvolging,
boedelmenging, fusie en splitsing.
Erfopvolging vormt het bekendste voorbeeld van verkrijging onder algemene titel. Dat zij
één onder algemene titel is, volgt uit artikel 4:182 BW: ‘Met het overlijden van de erflater
volgen zijn erfgenamen van rechtswege op in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn
bezit en houderschap (…). Zij worden van rechtswege schuldenaar van de schulden van de
erflater die niet met zijn dood tenietgaan’.
Erfgenaam heeft de bevoegdheid om de erfenis te verwerpen, zie artikel 4:190 BW.
Meerdere erfgenamen? Ieder een evenredig deel.
Verkrijgen onder algemene titel door boedelmenging komt tot stand bij het sluiten van een
huwelijk of het aangaan van een geregistreerd partnerschap.
o Van het ogenblijk der voltrekking van het huwelijk bestaat er krachtens artikel 1:94
lid 1 BW van rechtswege een gemeenschap van goederen, voor zover daarvan niet is
afgeweken bij huwelijkse voorwaarden (artikel 1:93 BW).
o Artikel 1:80b BW verklaart artikel 1:94 BW overeenkomstige toepassing op een
geregistreerd partnerschap. In beginsel omvat de gemeenschap ex artikel 1:94 lid 2
BW wat haar baten betreft, alle tegenwoordige en toekomstige goederen der
echtgenoten/partners, en ex lid 5, wat haar lasten betreft, alle schulden van ieder
der echtgenoten/partners. Er zijn echter belangrijke uitzonderingen, zie artikel 1:94
en 1:95 BW.
Fusie en splitsing doen zich alleen bij rechtspersonen voor. Het rechtspersonenrecht valt
buiten het bestek van dit boek.
Verkrijging onder bijzondere titel:
Verwerving van één of meer bepaalde goederen. Bij verkrijging onder bijzondere titel is geen sprake
van opvolging in een geheel of evenredig deel van een vermogen. Het is de verwerving van een
bepaald goed, een actief vermogensbestanddeel dus. Dit goed kan daarvoor onderdeel van een
ander vermogen hebben uitgemaakt, maar dit hoeft niet. Iedere verkrijging die niet onder algemene
titel plaatsvindt, is – zo volgt uit artikel 3:80 lid 3 BW – een verkrijging onder bijzondere titel:
overdracht, verjaring en onteigening.
, Verkrijging door overdracht; door partijhandeling gaat een daarbij bepaald fgoed uit het
vermogen van de een in dat van een ander over. Denk aan de overdracht van een bij een
fietsenmaker gekochte fiets door de koper. De eigendom van de fiets gaat dan van de
fietsenmaker over naar de koper.
Bij verkrijgende verjaring verwerft iemand door tijdsverloop een goed, waarvan hij voorheen
nog geen rechthebbende maar slechts bezitter was. De verkrijgende verjaring is geregeld in
artikel 3:99 e.v.
De onteigening is een verkrijging met een publiekrechtelijke karakter. Zij heeft tot gevolg dat
een goed tegen de zin van de rechthebbende overgaat naar een overheidsorgaan,
bijvoorbeeld de staat of een gemeente. De onteigening is geregeld in de Onteigeningswet.
Tot slot verwijst artikel 3:80 lid 1 BW naar de door de wet voor iedere soort van goederen
aangegeven wijzen van verkrijging. Het is ondoenlijk ze hier allemaal op te sommen.
Bij roerende zaken kan men onder andere denken aan toe-eigening van een aan niemand
toebehorende zaak, schatvinding, natrekking, vermenging en zaaksvorming. Bij
vorderingsrechten valt in het bijzonder te denken aan de bronnen van de verbintenis (artikel
6:1 BW), zoals de overeenkomst en de onrechtmatige daad.
3.3 Gesloten stelsel van verkrijging en verlies van goederen
De bepalingen die de verkrijging van goederen regelen -> gesloten systeem.
Er zijn niet meer wijzen van verkrijging van goederen dan zij die uit de wet voortvloeien.
Zie artikel 3:80 lid 2 jo. lid 3 BW.
Artikel 3:80 lid 2 BW geeft een limitatieve opsomming van verkrijgingen onder algemene
titel.
Artikel 3:80 lid 3 BW beperkt de verkrijgingen onder bijzondere titel tot de overige in de wet
voor iedere soort aangegeven wijzen van verkrijging na eerst overdracht, verjaring en
onteigening als zodanig te hebben aangemerkt.
Men kan niet zelf een wijze van verkrijging van goederen in het leven roepen.
Van een stuk grond kan men bijvoorbeeld eigenaar worden door overdracht of door erfopvolging,
maar niet door toe-eigening omdat de wet daarin niet voorziet. Eigendomsverkrijging door toe-
eigening is wel mogelijk bij roerende zaken, zoals een stoel die bij het grofvuil staat. Zij is geregeld in
artikel 5:4 BW. Voorwaarde is dat de stoel geen eigenaar (meer) had, bijvoorbeeld omdat de
eigenaar daarvan afstand heeft gedaan als bedoeld in artikel 5:18 BW.
Men verliest goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen, aldus artikel 3:80 lid 4
BW. De bepaling ziet niet op ‘feitelijk’, maar ‘juridisch verlies’. Voor dat verlies moet een wettelijke
grondslag bestaan.
Het verlies kan absoluut zijn. Dat is het geval wanneer het goed tenietgaat; de voorraad
brandhout gaat in vuur en vlam op in de open haard of de schuldenaar voldoet de
geldvordering.
Relatief verlies; het goed gaat niet teniet, maar een ander wordt rechthebbende op het
goed, bijvoorbeeld door overdracht of verjaring.
Voorbeeld:
Door diefstal van een fiets, verliest men de eigendom niet. Door de feitelijke toe-eigening
verwerft de dief het bezit van de fiets, maar niet de eigendom. Toe-eigening is krachtens
artikel 5:4 BW immers alleen dan een wijze van eigendomsverkrijging van een roerende
zaak, indien deze niet aan een ander toebehoorde. Afstand doen van een stuk grond is niet
mogelijk. Artikel 5:18 BW beperkt de figuur van de afstand tot roerende zaken.