preventieve tandheelkunde: op weg naar
een doelmatige aanpak
hoofdstuk 2: epidemiologie
epidemiologie
o kennis over de verbreiding van ziekten in de bevolking
o epidemiologisch onderzoek heeft niet alleen betrekking op besmettelijke
ziekten. ook de frequentie van ziekten als kanker zijn onderwerp van
epidemiologisch onderzoek.
o doel: vaststellen hoe vaak een ziekte voorkomt en waarom sommige mensen
wel/niet ziek worden en wat de kenmerken van de ziektes zijn.
determinanten- factoren die samenhangen met het optreden/voorkomen van een ziekte.
ses- sociaaleconomische status
typen epidemiologisch onderzoek
o beschrijvend- verzamelt gegevens over de prevalentie, de incidentie,
verschillen tussen bevolkingsgroepen en de determinanten.
o analystisch- is gericht op samenhang ontdekken tussen de prevalentie of
incidentie van een ziekte en andere kenmerken van mensen in de
desbetreffende populatie.
o experimenteel- wordt uitgevoerd om te kijken of een bepaalde interventie
(ingreep) wel of geen effect heeft. een belangrijke voorwaarde bij een
experiment is dat de onderzoeksgroepen voor de interventie gelijke scores
hebben voor het te beïnvloeden kenmerk.
epidemiologie van tandcariës
in de tandheelkunde wordt met het woord cariës zowel het ziekteproces aangeduid als de
afwijkingen die daarvan een gevolg zijn. bij epidemiologisch onderzoek gaat het om
registreren van de zichtbare gevolgen: laesies in het glazuur, laesies tot in de dentine
(caviteiten), vullingen en extracties.
dmfs/dmft
D- caviteit
F- gevuld
M-verdwenen
s: gebitsvlakken die zijn aangetast
t: gebitselementen
, cariës bij kinderen
eind jaren 60 had 10% van de 5/6-jarige een gave dentitie. nu stijgt dat naar de 50-
60%
cariës bij volwassenen
cariës nemen toe bij het ouder worden.
epidemiologie van paradontale aandoeningen
paradontale aandoeningen waar onderzoek naar wordt uitgevoerd zijn gingivitis en
parodontitis. ook wordt het voorkomen van tandplaque en tandsteen onderzocht.
om onderscheid te maken tussen een gezonde/ongezonde gingvia wordt gebruikgemaakt van
het feit dat bij gingivitis bloeding optreedt.
bij aanwezigheid van een verdiepte pocket (dieper dan 3mm) kan worden afgeleid of er
sprake is/was van parodontitis.
paradontale aandoeningen bij kinderen
onderzoek naar de prevalentie van paradontale aandoeningen bij kinderen wordt
zelden uitgevoerd. er wordt wel onderzocht in hoeverre het gebit door tandplaque is
verontreinigd.
paradontale aandoeningen bij volwassenen
aanhechtingsverlies van paradontale weefsels komt door verdiepte pockets, uiting in
gingviarecessie en expositie van worteloppervlak.
gebitsverlies
hoewel gebitsverlies niet als ziekte gezien kan worden maar als gevolg van cariës of
parodontitis, wordt er toch aandacht aan besteed.
tandloosheid kan op 2 manieren worden vastgesteld: klinisch en een enquête. het blikt dat hoe
ouder de persoon hoe minder gebitselementen.
determinanten van gebitsaandoeningen
cariës- suiker bevattende voeding, gebruik van fluoride, mondhygiëne, professionele
zorg, tandplaque, speeksel, de vorm/structuur van gebitselementen, ses,
paradontale aandoeningen- tandplaque, tandsteen, mondhygiënisch gedrag, SES,
gebitsverlies- voorkomen van cariës en paradontale aandoeningen, financiële
factoren, tandartsbezoek
hoofdstuk 8: voeding en gebitsziekten
, voeding als oorzaak van tandcariës
sommige groepen eten meer als de westerse cultuur dan anderen, bij deze culturen komen dan
ook meer cariësleasies voor.
vipeholm
bij het vipeholm-onderzoek werd suiker gedurende een aantal jaren in verschillende
vormen aangeboden. alle groepen kregen een weinig cariogeen basis dieet en er werd
geen fluoride gebruikt. de 2 groepen met suiker in de hoofdmaaltijden hadden
nauwelijks verschil met de controlegroep. in de andere 4 groepen (de tussendoortjes)
was de toename van cariës groot.
suiker is schadelijker als het in een klefferige vorm wordt genuttigd, zoals bij toffees. een
verhoogde speekselsecretie zorgt voor meer buffer en spoelt ook de mond schoon.
speekselsectretie na consumptie neemt cariogeniteit van voeding af. gebruik van suiker wordt
schadelijker naarmate de frequentie toeneemt.
suikervervangers
in een onderzoeksgroep waar suikers werden vervangen door xylitol ontstonden
nauwelijks cariës. in de fructose groep ontstonden minder cariës.
hereditaire fructose-intolerantie (HFI)
bij deze zeldzame afwijking ontbreekt een aldolase die essentieel is voor de afbraak
van fructose. HFI-patiënten worden als ze fructose consumeren misselijk, moeten
overgeven en gaan extreem zweten. het gebruik van sacharose en fructose wordt dus
vermeden. ze consumeren dus minder suikers en hebben minder last van cariës.
onderzoek laat zien dan de samenstelling van plaque beïnvloed wordt door voeding en
dat sacharose een cariogene flora bevordert.
de frequentie van snoepgebruik is een belangrijke determinant voor de hoeveelheid cariës.
andere cariës bevorderende voedingsbestanden
sommige frisdranken en snoepjes bevatten zuren als smaakstof, deze zuren kunnen bij en lage
PH tandglazuur oplossen en de oorzaak zijn van erosie. ook binden sommige stoffen calcium
uit het tandglazuur.
beschermende voedingsbestanddelen
speekselsecretie heeft gevolg op de cariogeniteit van voeding. ook is er verondersteld dat
vezelachtige voeding het gebit reinigt, echter laat onderzoek zien dat eten als appels geen
invloed heeft op de tandplaque. spoorelementen kunnen ook een beschermende werking
hebben. zo kan fosfaat demineralisatie remmen, remineralisatie bevorderen, bufferend en de
vorming van tandplaque kunnen remmen.
vetten