Week 1 – Fiscaal straf- en boeterecht ............................................................................................................. 2
Hoofdstuk 2 – Historische ontwikkeling van het bijzonder strafrecht ................................................................. 3
Hoofdstuk 3.5.1 – De bestuurlijke boete ............................................................................................................. 4
Hoofdstuk 8 – De Algemene wet inzake rijksbelastingen.................................................................................... 4
Hoofdstuk 9 Fiscale delicten................................................................................................................................ 8
Week 2 – WED en Wft .................................................................................................................................. 10
Hoofdstuk 6 – De Wet op de Economische Delicten.......................................................................................... 12
Hoofdstuk 10 – De Wet op het financieel toezicht ............................................................................................ 15
Hoofdstuk 12 – Het materieelstrafrechtelijk legaliteitsbeginsel in het bijzonder strafrecht ............................. 18
Week 3 – Doorwerking van Uniestrafrecht en witwassen ............................................................................. 21
Hoofdstuk 5 – Witwassen ................................................................................................................................. 21
F.G.H. Kristen – Hoofdstuk 2 Europese aanpak van marktmisbruik .................................................................. 28
Week 4 - De relatie tussen bijzonder en commuun strafrecht; bestuurlijk boeterecht................................... 30
Hoofdstuk 3 – Algemeen ................................................................................................................................... 30
Hoofdstuk 13 Wederrechtelijkheid in het bijzonder strafrecht ......................................................................... 33
Hoofdstuk 14 Subjectieve bestanddelen ........................................................................................................... 33
Week 7 - Vervolging en berechting: samenloop van straf- en beboetbare feiten; samenloop van sancties .... 40
Hoofdstuk 15 Sancties ....................................................................................................................................... 40
Hoofdstuk 17 Vervolging en berechting ............................................................................................................ 44
1
, WEEK 1 – FISCAAL STRAF- EN BOETERECHT
Werkgroep aantekeningen
Art. 16 AWR is navordering en art. 20 AWR naheffing
Aangifte = de burger stelt zelf het bedrag vast, door middel van de aangifte. De burger doet ook meteen
betalen
Aanslag = hierbij stelt de inspecteur het bedrag vast en nodigt de burger uit tot betalen.
Bij allebei heb je te maken met een aangifte.
Art. 6 AWR staat in het algemene deel is dus van toepassing op aangifte en aanslagen.
à Je bent verplicht na uitnodiging om aangifte
Waarom is het voor de overheid handiger om alleen aangiftebelastingen te hebben?
Minder onderzoek zelf doen, ze hebben ook gelijk het geld.
Keerzijde: Fraudegevoelig, burger heeft niet altijd verstand van het belastingsysteem, het is namelijk
erg ingewikkeld.
Alle bestuurlijke boetes: (dus niet strafrechtelijk!!!)
Verzuimboetes:
Art. 67a: niet (tijdig) doen van aangifte, ziet specifiek op aanslagbelasting.
Art. 67b: Niet(tijdig) doen van aangifte, ziet specifiek op de aangiftebelasting
Art. 67c: ziet specifiek op het niet betalen van de aangiftebelasting
Art. 67ca: overtreding bij bijkomende fiscale verplichtingen
Onderscheid tussen aangifte doen & niet betalen. Zijn twee losse handelingen die apart beboet kunnen
worden.
Invorderingswet à het niet betalen van de aanslagbelasting staat in deze wet, niet in de AWR!
Je moet ook om een uitnodiging vragen als deze niet komt! à art. 6 lid 3 AWR
Doe je dit niet dan is de sanctie 67ca lid 1 sub a AWR
Vergrijpboetes:
Art. 67d: opzettelijk niet (tijdig) doen van aangifte, ziet specifiek op aanslagenbelasting (meteen bij de
eerste aanslag
Art. 67e: opzettelijk of met grove schuld onjuiste aangifte doen, als er kan worden nageheven (dan blijkt
pas later dat het onjuist is, naheffing art. 16 vereisten en daar komt deze boete dan bij)
Art. 67f: aangiftebelasting. Opzettelijk of met grove schuld Niet betalen of te laat betalen van de
aangifte.
Belastingadviseur wordt vervolgd als pleger. HR zegt in arrest 2020 (Aangifte doen door ander dan
belastingplichtige), pleger is alleen de belastingplichtige zelf. Je kan de belastingadviseur niet vervolgen
als pleger. Hij kan alleen als doen plegen worden vervolgd.
Een kwaliteitsdelict is een delict dat zich slechts tot personen richt met een bepaalde kwaliteit of
hoedanigheid. Wat betreft belastingdelicten gaat het dan om de kwaliteit van belastingplichtige of
inhoudingsplichtige. Dit blijkt bijvoorbeeld expliciet uit artikel 68 AWR. Enkel “degene die ingevolge de
belastingwet verplicht is tot” bepaalde handelingen kan artikel 68 AWR zelfstandig overtreden.
Hetzelfde geldt voor de boetebepalingen van artikel 67a e.v. AWR, die zich steevast richten tot ‘de
2
,belastingplichtige’. Dat betekent overigens niet dat derden nooit strafrechtelijk aansprakelijk kunnen
worden gesteld voor overtredingen van deze kwaliteitsdelicten. Als deze derden als deelnemer
(medepleger, medeplichtige, uitlokker of doen pleger) kunnen worden aangemerkt, zijn zij op die grond
strafbaar.
Daar waar de wettekst van artikel 68 AWR zich duidelijk enkel richt tot belastingplichtigen, is de redactie
van artikel 69 AWR wat algemener. Artikel 69 AWR richt zich immers tot degene die opzettelijk een bij
de belastingwet voorziene aangifte niet (tijdig), onjuist of onvolledig doet.
HOOFDSTUK 2 – HISTORISCHE ONTWIKKELING VAN HET BIJZONDER STRAFRECHT
Het codificatieproces aan het begin van de 19e eeuw is om drie redenen interessant voor de
ontwikkeling van het bijzonder strafrecht:
Formeelrechtelijk onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht
à Het codificatieproces resulteert in een formeelrechtelijk onderscheid tussen commuun en bijzonder
strafrecht. Het bijzonder strafrecht is vanuit die optiek dat deel van het strafrecht dat niet in het
Wetboek van Strafrecht is opgenomen. Die aanpak is in geactualiseerde vorm nog steeds terug te vinden
in art. 107 Gw.
Inhoudelijk onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht
à Er was een substantieel onderscheid tussen strafbaarstellingen die essentiële rechtsgoederen
schending (misdrijven) en strafbaarstellingen die de publieke orde moeten beschermen
(overtredingen). Rechtsdelicten zouden betrekking hebben op gedragingen waarvan eenieder de
onrechtmatigheid beseft ook al zou de wet hebben gezwegen. Wetsdelicten betreffen gedragingen die
pas onrechtmatig zijn geworden door de strafbaarstelling.
Geen totale censuur tussen commuun en bijzonder strafrecht
Aan het einde van de 19de eeuw gaat het klassieke liberalisme door een diepe sociaal-economische en
politieke crisis.
1951: Inwerktreding van de Wet op de economische delicten (WED)
De keuze van de wetgever is duidelijk, namelijk die voor het primaat van de strafrechtelijke handhaving
en gebundeld in een deelcodificatie. Die keuze is neergelegd in art. 5 WED:
“Tenzij bij de wet anders bepaald is, kunnen ter zake van economische delicten geen andere
voorzieningen met de strekking van straf of tuchtmaatregel worden getroffen dan de straffen en
maatregelen, overeenkomstig deze wet op te leggen.”
Hoofdredenen voor de keuze voor bijzonder strafrecht en de deelcodificatie in de WED zijn:
Verruimde opsporingsbevoegdheden
Streng economisch strafrecht met bijzondere sancties
Een stelsel van ingrijpende voorlopige maatregelen
Gespecialiseerde deskundigheid bij de rechterlijke macht
Tevens zijn de algemene beginselen van strafrecht en van strafprocesrecht van toepassing op de WED,
tenzij daar in de WED van wordt afgeweken à Art. 91 Sr + art. 25 WED
3
, Samenvattend: na de Tweede Wereldoorlog is Nederland erin geslaagd om een groot deel van het
bijzonder strafrecht te codificeren in een deelcodificatie en vorm te geven aan het bijzonder karakter
van dit straf(proces)recht.
Het kabinet is voorstander van een duaal model. Om die reden ontwikkelt zich ook in Nederland een
duaal handhavingssysteem en ontstaat er, naast het bijzonder strafrecht, een straffend bestuur, ook
wel aangeduid als bestuursstrafrecht.
De afgelopen decennia is duidelijk sprake geweest van het versterken van de rechtswaarborgen in het
bijzonder strafrecht en het aanpalend punitief bestuursrecht.
Sinds de mijluitspraak van het EHRM in 1976 in de zaak Engel e.a./Nederland staat het vast dat de
waarborgen van art. 6 lid 1-2 EVRM niet alleen van toepassing zijn op het strafrecht, maar ook op het
punitief bestuursrecht.
HOOFDSTUK 3.5.1 – DE BESTUURLIJKE BOETE
De bestuurlijke boete vervult een belangrijke rol in de handhaving van het financiële en/ of sociaal-
economische recht. Weliswaar is de bestuurlijke boete een punitieve sanctie in de zin van art. 6 EVRM,
toch is de toepassing ervan geen strafrecht sensu stricto.
Art. 5:40 Awb definieert de bestuurlijke boete als de ‘bestraffende sanctie, inhoudende een
onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom’. Een bestuurlijke sanctie is een door een
bestuursorgaan wegen een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak (art. 5:2 lid 1
sub a Awb).
Kortom, de bestuurlijke boete is de wegens een overtreding door een bestuursorgaan opgelegde
onvoorwaardelijke verplichting aan de overtreder tot betaling van een geldsom, met als oogmerk
leedtoevoeging aan de overtreder.
De bestuurlijke boete is een beschikking waartegen bezwaar en beroep openstaat. Toegang tot de
rechter en andere procedurele waarborgen zijn op die manier verzekerd.
De artikelen 5:44 lid 1 Awb en 243 lid 2 Sv beletten een cumulatie tussen oplegging van een bestuurlijke
boete en een strafrechtelijke vervolging wegens hetzelfde feit. Recente uitspraak van het EHRM laat
echter zien dat het in bepaalde gevallen mogelijk is dat wegens hetzelfde feit cumulatie plaatsvindt
tussen een procedure waarin een bestuurlijke bestraffende sanctie wordt opgelegd en een
strafrechtelijke procedure. De huidige Nederlandse regeling lijkt in dit opzicht vooralsnog dus meer
bescherming te bieden dan het EHRM.
HOOFDSTUK 8 – DE ALGEMENE WET INZAKE RIJKSBELASTINGEN
§1 Inleiding
De Belastingdienst heeft als taak om ervoor te zorgen dat belastingen geheven worden. De
Belastingdienst kan bestuurlijke boetes opleggen aan belastingplichtigen. Het Openbaar Ministerie kan
een belastingplichtige die zijn fiscale verplichtingen opzettelijk niet of onjuist nakomt strafrechtelijk
vervolgen.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nienke3. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.