FINANCIEEL-ECONOMISCH STRAFRECHT 2023-2024
Financieel-economisch strafrecht samenvatting literatuur
Financieel-economisch strafrecht samenvatting literatuur..............................................................................1
Thema 1: De financiële sector, regulering en handhaving...................................................................................2
DEEL l: Inleiding op het financieel strafrecht...................................................................................................2
Hoofdstuk 6.................................................................................................................................................2
Hoofdstuk 10...............................................................................................................................................4
M. Nelemans: verantwoord financieel strafrecht (niet uitgewerkt)...........................................................6
DEEL ll: Voorwetenschap.................................................................................................................................7
Hoofdstuk 11...............................................................................................................................................7
P.J. Engelen: An Ethical Analysis of Regulation Insider Trading...................................................................9
M. Nelemans: Takeover bids and insider trading (niet uitgewerkt).........................................................10
Jurisprudentie...........................................................................................................................................10
DEEL lll: Marktmanipulatie............................................................................................................................13
Hoofdstuk 11.............................................................................................................................................13
M. Nelemans: Redefinging Trade-Based Market Manipulation................................................................14
Schikking FSA en UBS m.b.t. LIBOR-manipulatie......................................................................................14
Schikking FSA en Citibank mb.t. FOREX-manipulatie................................................................................14
Jurisprudentie...........................................................................................................................................15
DEEL IV: Effectenfraude en cryptocrimes......................................................................................................16
Hoofdstuk 4...............................................................................................................................................16
M. Nelemans: mondkapjesdeal: de fraudeur ontmaskerd?.....................................................................17
M. Dabrowski: Virtual currenceis and central banks monetray policy: Challanges ahead (par. 2.1, 2.2.,
2.4, en 2.6)................................................................................................................................................17
R. van Wegberg: Bitcoin money laudering: mixed results (niet uitgewerkt)............................................19
Jurisprudentie...........................................................................................................................................19
Thema 2: Economisch strafrecht, sancties en handhaving................................................................................21
DEEL l: WED, aansprakelijkheid en handhaving.............................................................................................21
M.J. Hornman: Feitelijk leidinggeven: arrest............................................................................................21
M.J. Hornman: Feitelijk leidinggeven: aansprakelijkheidsfiguur..............................................................21
Jurisprudentie deel l..................................................................................................................................21
Hoofdstuk 17, paragraaf 3: buitengerechtelijke afdoening in het straf- en bestuursrecht......................23
F. van Tulder: van schikking naar strafbeschikking...................................................................................24
Verschaeren: strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of duale of dubbele handhaving?.............................24
R.T. de Jong: het transigeren in grote fraudezaken: een blik op de toekomst..........................................24
Hoofdstuk 17, paragraaf 4-8: strafrechtelijke berechting en de bestuursrechtelijke procedure.............25
R. Stijnen: een vergelijking tussen de rol van de straf- en bestuursrechter bij boeteoplegging..............27
DEEL ll: (internationale) sanctiemaatregelen................................................................................................28
J. Pauwelussen: de werking van internationale sancties in Nederland....................................................28
Y. Amar: de handhaving van het Amerikaans sanctierecht.......................................................................28
Leidraad financiële Sanctieregelgeving + addendum daarvan (niet uitgewerkt).....................................29
Thema 3: De financiële kant van criminaliteit: witwassen en ontneming.........................................................30
DEEL l: Witwassen..........................................................................................................................................30
Hoofdstuk 5: witwassen............................................................................................................................30
T. Kooijmans: witwassen...........................................................................................................................32
T. Kooijmans: Witwassen van voorwerpen uit eigen misdrijf...................................................................33
F.C.W. de Graaf: de witwasgedragingen van de a-grond nader beschouwd.............................................34
T.J. van der Rijst: zwijgen als bewijs in witwaszaken.................................................................................34
Jurisprudentie...........................................................................................................................................34
DEEL ll: Vermogenssancties, in het bijzonder voordeelontneming...............................................................38
M.J. Bogers: Verruiming, vereenvoudiging en verbetering......................................................................38
Jurisprudentie...........................................................................................................................................40
1
, FINANCIEEL-ECONOMISCH STRAFRECHT 2023-2024
Thema 1: De financiële sector, regulering en handhaving
DEEL l: Inleiding op het financieel strafrecht
Hoofdstuk 6
In artikelen 1 en 1a WED wordt de overtreding van tal van voorschriften als
economisch delict aangemerkt. Art 2 WED maakt duidelijk in welke gevallen deze
overtredingen misdrijven zijn, en in welke gevallen overtredingen. Uit art 6 WED volgt
welke hoofdstraffen op deze misdrijven en overtredingen gesteld zijn. De artikelen 7
en 8 WED bevatten een aantal bijkomende straffen en maatregelen die in het geval
van economische delicten kunnen worden opgelegd.
Het systeem van de WED. Stappenplan:
1. Economisch delict? -> Art 1 (economische delicten) en 1a (milieuvoorschriften)
WED.
1. In de eerste categorie van beide artikelen vindt men de ernstige
economische delicten.
Dat blijkt uit art 2 en 6 WED. In art 1 sub 4 en art 1a sub 3 WED de
lichtste.
2. De middengroep is te vinden in art 1 sub 2 en 3, en art 1a sub 2 WED.
3. In art 1 sub 5 WED zijn de drie delictsomschrijvingen (d.o.) genoemd
waarvan de inhoud volledig in de WED zelf staat: de artt 26, 33 en 34
WED.
2. Misdrijf of overtreding? -> art 2 WED
1. Lid 1: hoofdregel -> art 1(1&2) en 1a (1&2): misdrijf indien met opzet,
anders overtreding Opzet op de bestanddelen volstaat, opzettelijk
handelen in strijd met het wettelijk verbod is niet vereist.
2. Lid 3: art 1(3): kijken naar wet zelf Art 1a kent dus geen wetten die zelf
aangeven of het om een misdrijf of overtreding gaat
3. Lid 4: art 1(4) en 1a(3): overtredingen
4. Lid 5: art 1(5): misdrijven
3.
1. Hoofdstraf? -> art 6 WED
2. Art 7 -> bijkomende straffen
3. Art 8 -> maatregelen
In gevallen waarin het voorschrift is gebaseerd op een hogere regelgeving, spreekt
men wel van een gelede normstelling. Dat de normstelling geleed is, brengt nog niet
mee dat ook de d.o. geleed is. De bestanddelen van het voorschrift zijn in beginsel
terug te vinden in het voorschrift dat bij of krachtens het in art 1/1a WED genoemde
artikel is gesteld. Een grammaticale interpretatie voert de boventoon bij het
beantwoorden van de vraag of een omstandigheid een bestanddeel is.
Art 5 WED: tenzij bij de wet anders is bepaald, kunnen ter zake van economische
delicten geen andere voorzieningen met de strekking van straf of tuchtmaatregel
worden getroffen dan de straffen en maatregelen, overeenkomstig de WED op te
leggen.
Praktisch gesproken is van de hoofdstraffen de geldboete bij economische delicten
verreweg het belangrijkst. Art 6 lid 1 WED, laatste volzin, biedt een bijzondere
2
, FINANCIEEL-ECONOMISCH STRAFRECHT 2023-2024
voorziening door de mogelijkheid te bieden dat een geldboete van de naast hogere
categorie wordt opgelegd.
Artikel 7 WED: bijkomende straffen
De meest ingrijpende bijkomende straf is de gehele of gedeeltelijke stillegging van de
onderneming van de veroordeelde, waarin het economisch delict is begaan (art 7 sub
c WED).: kan ten aanzien van elk economisch delict. Termijn: maximaal 1 jaar.
‘Onderneming’: economische (bedrijf), juridische (rechtspersoon) of
technische eenheid (bv. productielocatie)? -> economische opvatting het
meest geschikt.
Twee verbanden:
o Het delict moet in (het verband van) de onderneming zijn begaan
Voldoende is dat het delict past binnen of voortvloeit uit de
werkzaamheden die binnen de onderneming worden verricht.
o Er moet een verband bestaan tussen de onderneming en de
veroordeelde. Voldoende maar ook vereist is dat de veroordeelde de
onderneming ‘drijft’. - Stillegging is slechts mogelijk voor een jaar.
Artikel 7 sub f WED: gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde rechten: kan
ook gaan om vergunningen, ontheffingen, maar bijvoorbeeld ook een contract met de
overheid. Zelden opgelegd.
Artikel 8 WED: maatregelen
- Onderbewindstelling van de onderneming van de veroordeelde, waarin het
economische delict is begaan
- Het opleggen van de verplichting tot verrichting van hetgeen wederrechtelijk is
nagelaten, tenietdoening van hetgeen wederrechtelijk is verricht en verrichting
van prestaties tot het goedmaken van het een en ander.
Cumulatieregels inzake het opleggen van hoofdstraffen ontbreken in de WED. In
cumulatieregels voor bijkomende straffen en maatregelen is wel voorzien. Art 6 lid 2
WED bepaalt dat ‘bovendien’ bijkomende straffen en de maatregelen vermeld in art 8
WED kunnen worden opgelegd. En art 9 WED bepaalt dat beide specifiek
economische maatregelen tezamen met straffen en met andere maatregelen kunnen
worden opgelegd
Art 17 lid 1 WED geeft aan welke ambtenaren met de opsporing van economische
delicten zijn belast. De belangrijkste categorie betreft de bij of krachtens art 141 Sv
aangewezen ambtenaren (politie, maar ook bijzondere opsporingsdiensten, zoals de
Belastingdienst/FIOD-ECD). Verder: aangewezen ambtenaren. Zij zijn enkel belast
met de opsporing van (nader gespecificeerde) economische delicten en hebben dus
geen algemene opsporingsbevoegdheid.
In art. 18 e.v. WED zijn bevoegdheden aan de in art 17 WED genoemde
opsporingsambtenaren gegeven. Deze zijn aan twee voorwaarden gekoppeld.
Opsporingsambtenaren zijn tot toepassing bevoegd als dat - In het belang van de
opsporing is, - En voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig
is
3
, FINANCIEEL-ECONOMISCH STRAFRECHT 2023-2024
Aan de officier van justitie (art 28 WED) respectievelijk de rechter (art 29 WED) komt
de bevoegdheid toe om aan de verdachte voorlopige maatregelen op te leggen. - Er
moet sprake zijn van een verdachte (art 27 Sv) van een economisch delict (kan ook
een overtreding zijn) - Tegen de verdachte moeten ernstige bezwaren zijn gerezen -
De voorwaarde kan alleen worden opgelegd als ‘de belangen, welke door het
vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, een onmiddellijk ingrijpen
vereisen.’
In de praktijk worden deze voorlopige maatregelen zelfden opgelegd. De OvJ mag
zijn bevoegdheid niet misbruiken: als het mogelijk is de verboden handeling zo te
omschrijven dat stillegging niet noodzakelijk is, ligt dat gelet op het
subsidiariteitsbeginsel in de rede.
De voorlopige maatregelen kunnen worden gewijzigd of ingetrokken; als dat laatste
niet gebeurt verliezen zij hun kracht door een tijdsverloop van zes maanden
(artikelen 28 en 29 lid 3 WED). Alleen de door de rechter opgelegde maatregelen
kunnen nog met zes maanden worden verlengd (art 29 lid 3 WED). Alle voorlopige
maatregelen verliezen hun kracht ook wanneer de rechterlijke uitspraak in de zaak
waarin zij zijn gegeven onherroepelijk is geworden
Hoofdstuk 10
De Wft is de belangrijkste Nederlandse wet op het terrein van toezicht op de
financiële sector. Het behoort niet tot het strafrecht, al is het wel van groot belang
voor het financieel strafrecht. De Wft is een toezichtwet.
De Wft richt zich vooral op het prudentieel toezicht en gedragstoezicht. Het
prudentieel toezicht heeft als doel het bevorderen van de financiële soliditeit van
financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector.
Het gedragstoezicht is gericht op het bevorderen van ordelijke en transparante
financiële marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en
zorgvuldige behandeling van cliënten. DNB heeft tot taak het prudentieel toezicht uit
te oefenen en de AFM het gedragstoezicht
De normadressanten in de Wft zijn ten eerste financiële ondernemingen, zoals
gedefinieerd in art 1:1 Wft. Een specifieke financiële entiteit kan verschillende
financiële ondernemingen zijn. Ten tweede geldt ‘eenieder’ als normadressant voor
bepaalde regels in de Wft. Bepaalde regels (vooral verboden) gelden voor iedereen.
De Wft is een raamwet. De wet bevat normen die vaak in algemene bewoordingen
zijn geformuleerd en nadere uitwerking behoeven. Dit vindt plaats onder de Wft op
drie niveaus. Het eerste niveau bestaat uit Amvb’s. Het tweede niveau bestaat uit
wettelijke regels van de minister van Financiën, DNB en de AFM. Het derde niveau
wordt gevormd door zogenaamde beleidsregels.
Bij het werken met de Wft is het van groot belang nauwgezet de definities van de
begrippen te hanteren. In de Wft wordt namelijk op grootschalige wijze gebruik
gemaakt van definities. Zie hiervoor vooral artikel 1:1 Wft.
Via de artikelen 1:79 Wft, resp. 1:80 en 1:81 Wft en de Bijlagen bij die artikelen kan
worden bepaald voor welke overtredingen een last onder dwangsom, resp. een
bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
4