,Thema 1 – Hoofdstuk 2 Individuele verschillen
o Definitie intelligentie problematisch -> tot op heden geen algemeen geaccepteerde
definitie.
o Definitie van Edwin Boring aangehouden: “intelligentie is wat door intelligentietests
wordt gemeten”
o Algemene intelligentie gebruikt door Spearman
o Intelligentie = general factor, g-factor of GMA (general mental ability)
Tests die algemene intelligentie meten zijn allemaal aan elkaar gerelateerd aka
mensen halen ongeveer vergelijkbare scores.
G-factor hiermee betrouwbaar en nauwkeurig, voorspelt beroepsniveau, prestaties
binnen het beroep en voorspeller voor training prestaties
G-factor betrouwbaarder dan werkervaring
2.1
Verschillen in cognitieve vermogens gedeeltelijk door situatie/omgeving
o Binet & Simon: ontwikkeling intelligentie test rond 1900
o Speciaal voor kinderen met leerproblemen ontwikkeld
o Test vormt nog steeds basis voor intelligentietests van nu
o In kaart brengen van gedrag bij uitvoering van uitgekozen taken
o Antwoorden gerelateerd aan normgroep
o Standaardisatie van test houdt in dat iedereen even veel kans heeft om te
presteren
Sternberg: praktische intelligentie
o M.b.t. het vermogen om problemen uit de praktijk op te lossen a.d.h.v.
informatie die niet in de formulering van het probleem is vervat
o Veel mogelijke oplossingen i.p.v. 1 goed antwoord
o Correlatie is slecht met traditionele IQ tests, wel een voorspellende factor
voor hoeveelheid variantie in beroepsprestaties
o Vloeibare intelligentie: het vermogen om na te denken, hierin beweeglijk zijn
(oplossen van puzzels) en vermogen om abstract te redeneren.
o Piek rond. 30-40jr.
o Onderzoek toont dat deze vorm van intelligentie getraind kan worden ->
afname vertragen
o Gekristalliseerde intelligentie: het vermogen om te leren van ervaringen, tekstbegrip
en woordenschat. Genetische component van intelligentie.
o Neemt toe naarmate leeftijd toe neemt
Kritiek intelligentie tests:
o Het meet niet de zuivere, onderliggende intelligentie maar een mix van aangeleerde
kennis
o Geen bewijs voor geslachtsverschillen
2
, o Weinig onderzoek naar verschillen in motivatie bij afleggen intelligentietests
(motivatie hoger bij meer belang van omgeving).
o Stress kan ook een rol spelen bij prestatie en maken van test
o Tests mogelijk niet voor elke etnische groep een eerlijke beoordeling ondanks
gestandaardiseerd.
2.2
Gardner: Meervoudige intelligentietheorie
o Er is meer dan 1 algemene ‘g’ factor
o Functioneren tegelijk en vullen elkaar aan
o Kritiek: geen bewijs voor het bestaan ervan, te subjectief, niet genoeg in
overeenstemming met g-concept
In totaal 9:
1. Linguïstisch: jezelf effectief uitdrukken met taal
2. Ruimtelijk: vermogen om mentale beelden te creëren om bepaalde problemen op te
lossen in ruimtes
3. Muzikaal: vermogen om toonhoogtes, ritmes te herkennen/toe te passen
4. Logisch – mathematisch: vermogen om patronen waar te nemen uit gegevens en
logisch redeneren
5. Kinesthetisch: vermogen om mentale vermogens te gebruiken bij bewegen, sport
6. Interpersoonlijk: vermogen om gevoelens en bedoelingen van anderen te begrijpen
7. Intrapersoonlijk: vermogen om te reflecteren op eigen gevoelens
8. Natuurgerichtheid: vermogen om objecten in natuurlijke wereld te herkennen
9. Existentieel: vermogen om eigen positie in menselijk bestaan te bepalen
Sternberch: Triarchische intelligentietheorie
o Analytische deeltheorie:
o Abstracte probleemoplossing (puzzels), denk strategieën die je daarbij
gebruikt
o Processen bij opslaan, verzamelen van nieuwe kennis -> lerend vermogen
o Creatieve deeltheorie:
o Ook wel experimentele intelligentie
o Inzichten, vermogen om te synthetiseren (op nieuwe ideeën komen), reactie
op nieuwe omgeving, aanpassen in nieuwe omgeving
o Gericht op ervaringen -> weerspiegeling van iemands interne wereld aan
externe wereld
o Praktische deeltheorie:
o Vermogen om alledaagse taken te begrijpen en uit te voeren
o Contextgericht
o Hoe iemand in externe wereld staat en omgang met mensen en
gebeurtenissen
o Op basis van deze deeltheorie -> praktische managementintelligentie (meten
van vermogen om mensen te motiveren, taken te delegeren)
o Betrekking tot attitude en emotionele factoren
3
, Caroll: drielagen theorie van cognitieve vermogens
o 1 laag = een strata
o Stratum 3
o Lijkt het meest op de ‘g’ vorm
o Algemene intelligentie
o Stratum 2
o Brede vermogens zoals vloeiende intelligentie, visuele perceptie
o Stratum 1
o Specificeert de brede vermogens in nauwe/specifieke vermogens zoals
taalbeheersing
o Een verbindend model van andere geaccepteerde theorieën en breidt deze uit
CHC - model:
o Samenvoeging van theorie van vloeiende/gekristalliseerde intelligentie met Carolls
drielagen theorie
o Gezien als een van de beste manieren om algemene intelligentie te beschrijven
Emotionele intelligentie: EI
Goleman het vermogen om jezelf te motiveren en vol te houden in het geval van
tegenslag; om impulsen te beheersen en niet direct toe te geven aan bevrediging; om
je stemmingen te beheersen en te voorkomen dat je vermogen tot denken door
hevige emoties wordt verstoord; om je in te leven in anderen en hoopvol te blijven’.
Marshmallow test laat zien dat kinderen die het vermogen hadden om beloning uit te
stellen later succesvoller bleken (sceptici vonden geen verband)
Goleman noemt vier domeinen waarin de competenties waargenomen kunnen worden:
1. Zelfbewustzijn; mate waarin je je sterke en zwakke punten kan beoordelen
2. Zelfmanagement
3. Sociaal bewustzijn
4. Relatiemanagement
Joseph en Newman stellen dat er sprake is van emotieperceptie, emotie-inzicht en
emotieregulatie enerzijds en arbeidsprestaties anderzijds. Het is uiteindelijk de
emotieregulatie (het beïnvloeden welke emoties iemand heeft, wanneer deze emoties
voorkomen en hoe deze emoties worden ervaren en geuit) die van invloed is op de
arbeidsprestaties. In theorie is dit gerelateerd via het genereren van een affectieve toestand
(stemming) die gunstig is voor de arbeidsprestaties (zoals plezier of enthousiasme).
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper wurstudent99. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €11,39. Je zit daarna nergens aan vast.