Samenvatting van leertheorie naar onderwijspraktijk
Hoofdstuk 1
1.1
Formeel/intentioneel leren = doelgericht en georganiseerd leren (in school uitleg woordenschat,
goed opletten bij Nederlands gebruiken bij geschiedenis)
Informeel leren = leren als bijproduct zonder diploma (netwerken, samenwerken met klasgenoten,
lezen, musical Nederlandse soldaat oranje)
Non-formeel leren = doelgericht en georganiseerd zonder diploma (studiereis, cursus of training,
lezing Nederlandse spreker)
1.3
Duurzaam leerproces = gedragsverandering door iets (door programma vertel je maand later andere
mening)
Black box = leren gebeurt onzichtbaar , kun je niet direct waarnemen
Hypothetisch proces = leren is iets waartoe men concludeert op grond van gedragingen die men
constateert
Handeling en gedragsindicatoren = waarneembaar
Constructivistische visie
- Leren is (inter)actief proces
- Leren is een proces van kennisconstructie en betekenisverlenging
- Leren bouwt voort op al aanwezige kennis
- Leren is situatie- of contextgebonden
,Hoofdstuk 2
2.1 inhoudsdimensie van het leren
Declaratieve kennis / knowing what and why -> tennisbal is van rubber, maar je weet niet hoe je
moet tennissen. Je weet de afmetingen van een voetbalveld, maar je kunt niet uitvoeren, dit vraag
om oefeningen. (lln weten lidwoord, maar kunnen niet toepassen) het kennis hebben van theorie,
concreet en semantisch -> lvf theorie van lezen en luisteren of woord kennen
Procedurele kennis / knowing how -> vaardigheid, (mentale) handelingen of (cognitieve)
vaardigheden, die we volgens bepaalde regels moeten kennen om het gewenste leerresultaat te
bereiken. Drie typen:
1. Algoritmes (in Word 2010 de plaats van een alinea veranderen)
2. Tactieken (grafiek voor kunnen lezen) (schema voor Nederlands lezen)
3. Strategieën (algemene regels voor probleemaanpak) (d en t schema)
Situationele kennis -> verbonden met situatie of context waarin de bovenstaande kennis worden
toegepast. Situationele kennis is dus gebruikskennis (weten in welk milieu je welke taal gebruikt)
Cognitieve vaardigheden, psychomotorische vaardigheden, reactieve vaardigheden, interactieve
vaardigheden
2.3 leerstijlen
Analytisch en globaal waarnemen
Veldafhankelijk en veldonafhankelijk
Leerstrategieën Vermunt
Vier leerstijlen: de betekenisgerichte, de toepassingsgerichte, de reproductiegerichte en de
ongerichte leerstijl
Vier dimensies blz. 61 (schema)
1. Cognitieve verwerking
Op welke wijze verwerken leerlingen leerinhouden en of ervaringen, oppervlakkig, diepgaand
of toepassingsgericht
2. Regulatievoorkeur
Wie stuurt het leerproces en neemt de leerbeslissingen? Wie voert de verschillende
leerfuncties uit?
3. Leermodel of leerconceptie
Wat verstaat de lerende onder leren?
4. Leeroriëntatie
Het geheel van verwachtingen, motieven, houdingen en persoonlijke doelstellingen omtrent
het eigen leren
Deep learning / functionele kennis = kennis van hogere orde is: De leerling benadert een probleem
actief en met een kritische blik en gebruikt het vaak ook in een andere context. Dus kan bij andere
vakken Nederlands toepassen
, Surface learning / parate kennis = leert de leerling alleen wat nodig is omdat het van hem wordt
verwacht. Het is taakgericht en passief. De inhoud van kennis is belangrijk om de toetsen te halen,
vaak wordt deze kennis niet gebruikt in nieuwe contexten. Toets kan je maken (woordenschat
woordjes stampen)
Leerstijlopvatting Kolb
Fase wordt een beroep gedaan op de volgende cognitieve vaardigheden en leeractiviteiten
1. Het opdoen van en openstaan voor nieuwe activiteiten
2. Reflectief observeren
3. Abstraheren en conceptualiseren
4. Actief experimenteren
Vier leerstijlen blz. 62 schema
1. Divergente leerstijl
2. Assimilerende leerstijl
3. Convergente leerstijl
4. Uitvoerende leerstijl
In het onderwijs wordt de leerstijltheorie van Kolb relatief vaak gebruikt. Zo zijn er leerlingen die
differentiëren op basis van een leerstijlentest. Is dit wel effectief? Stel dat een student goed is in het
leggen van theoretische verbanden, maar minder goed in het maken van de vertaalslag naar de
onderwijspraktijk. Volgens de leerstijltheorie van Kolb zou ik hier waarschijnlijk te maken hebben
met een denker. De kans is groot dat deze student het prettig vindt om op een theoretische manier
les te krijgen, terwijl het waarschijnlijk effectiever is om tijdens lessen niet alleen theorie te
bespreken, maar ook uitgebreid aandacht te hebben voor de vertaling naar de praktijk en het
uitwisselen van concrete ervaringen. Er moet dus variatie zijn voor alle studenten. Volgens Kolb is
leren immers een cyclisch proces (van der Veen en van der Wal, 2016).
Twee vooraanstaande wetenschappers op dit gebied, Kirschner en van Merriënboer (2013)
gebruiken eten als analogie. Wat je lekker vindt is vaak niet wat ook goed voor je is. Je denkt wellicht
dat je op een bepaalde manier het beste leert omdat je dit het prettigst vindt, maar dit blijkt lang niet
altijd het meest effectief te zijn.