Tentamen leren & veranderen
Periode 2.
Leerdoelen studiehandleiding
1. De kenmerken van leerprocessen benoemen.
2. De verschillende vormen van leren gebruiken.
3. Leerprocessen in een botsing van culturen herkennen.
4. beïnvloeding van leren vanuit verschillende culturele contexten
beschrijven.
5. verschillen in subculturen benoemen.
6. leren in educatief verband vergelijken met andere vormen van leren.
7. de aspecten van het leervermogen en verschillende leercompetenties
benoemen.
8. de rol van aanleg en ontwikkeling bij het leren benoemen.
9. leertheorieën reproduceren.
10. Je eigen leerproces beschrijven.
11. Een ontwikkelplan voor een ander ontwerpen dat rekening houdt
met diens leerstijl, cultuuraspecten, leeftijd en emoties.
12. Opvattingen en overtuigingen van diverse culturen herkennen in
betekenisgevingsprocessen van leren.
13. Verschillen in leerprocessen tussen diverse culturen benoemen.
14. Leerprocessen, cultuuraspecten en leeromstandigheden van een
ander in kaart brengen.
15. Eigen emoties en emoties van anderen benoemen en het effect op
leerprocessen herkennen.
16. Een eigen standpunt ontwikkelen rondom leren en veranderen.
17. Eigen standpunten ten aanzien van cultuur, cultuurverschillen en de
relatie met leren onder woorden brengen.
18. Een bestaand ontwikkelprogramma/- instrument aanpassen aan
inzichten in leren en veranderen.
19. Leerconcepten toepasbaar maken voor verschillende doelgroepen.
Hoorcollege 1: inleiding
Leren is betekenisgeving
Leren leidt tot verandering
Referentiekader = het geheel van betekenisgeving, waarvan de betrokkene zich
meer of minder bewust van is = dat creëert de bril waardoor je de wereld bekijkt.
Dit verschilt van persoon tot persoon.
En dit verandert door de tijd heen.
Georganiseerde leerprocessen. Bijv. school
Spontane leerprocessen. 5 vormen
- Alledaags leren
- Leren uit eigen beweging
- Transformatief leren
, - Noodgedwongen leren
- Leren in een botsing van culturen
Leeractiviteiten.
Verschil tussen leerproces en leeractiviteit.
Leeractiviteiten zijn activiteiten waardoor we op persoonlijke wijze gaan dleen in
en bijdragen aan die gezamenlijke betekenisgeving.
Door: interactie, directe ervaring, verwerking van theorie, nadenken.
Door interactie:
- De mens is een sociaal wezen
- Mensen vormen groepen die hun eigen interpretaties, benaderingen,
oplossingen en werkelijkheden creëren en doorgeven aan elkaar
- Dat is het (gezamenlijke) referentiekader
- Dat is sociaal-cultureel en historisch bepaald
- Hoe minder interactie met de omgeving, hoe afwijkender en harder
meestal de standpunten
- Uitwisseling van informartie
Discussie, dialoog, brainstorm
- Belang van taal (en lichaamstaal en intonatie)
- Participeren in sociaal gedrag
Hoe gedraag je je in een winkel, kerk, school
- Observeren en nadoen (ook onbewust)
Model-leren (bijv. ouders en leidinggevende)
Conflicthantering
Kinderen kopiëren volwassenen
Volwassenen kopiëren elkaar
Door directe ervaring:
- Just do it
- Trail and error
- Oefening baart kunst
- Leren door onderdompeling
Door verwerken van theorie:
- Wat is theorie: abstracte, gegeneraliseerde en gesystematiseerde
informatie die d.m.v. taal of symbolen wordt gepresenteerd
- Uitleg geven over hoe iets werkt
- Is niet altijd motiverend
- Vereist wel vertaling naar de praktijk
- Vereist ook goede aansluiting
- Risico 1: geen transfer
- Risico 2: misconcepties/versimpeling
- Theorieën en modellen gaan uit van wetmatigheid, maar de werkelijkheid
is altijd divers!
Door reflectie (na te denken):
, - Hoe gebeurde het precies?
- Welke gedachte ging er door mij heen?
- Hoe voelde dit?
- Niet alleen achteraf maar ook tijdens de handeling ‘reflection in action’
- Heen en weer tussen gedachte en realiteit
- Stel jezelf en anderen goede vragen
- Story telling
Niveau van leren, leerprocessen verschillen van elkaar.
Verschillen per individu, per proces
Dit wordt veroorzaakt door:
- De mate van bewustzijn van leren en leerresultaten
- De interactie tussen individu en omgeving
- De aansluiting tussen referentiekader en nieuwe info
- De ‘status van het onderwerp’, algemeen geaccepteerd of taboe?
Aansluiting tussen referentiekader en nieuwe info
Referentiekader is het ‘eerder geleerde’
• De ogen waarmee we de wereld zien • Dit ordent, structureert en geeft rust
• Nieuw bouwen (leren autorijden)
• Voortbouwen (een crossauto leren besturen)
• Afbreken (verkeerd gedrag afleren, bijvoorbeeld te hard rijden)
• Cultuur: ‘zo doen we dat’ • Basisidee van veranderen in organisaties is
‘unfreeze- move- refreeze’
Wat doen we met niet passende info?
- Nieuwe info verdraaien
- Niet passende info wordt apart gezet
- Wordt ernaast gezet om bewust de verschillen te zoeken
- Referentiekader wordt aangepast
- Risico op miscommunicatie, onbegrip en falende samenwerking
Hoorcollege 2: spontane leerprocessen
5 spontane leerprocessen:
1. Alledaags leren:
- Een sluipend proces: heel regelmatig een beetje ervaring erbij. Je raakt
daardoor gewend aan handelingen of een omgeving.
- Relaties (omgang met mensen)
- Nieuwe stad leren kennen
- Leerresultaten zijn over het algemeen onbewust
- Stimulus- respons leren: belonen/straffen, er komt een prikkel en daar
reageer je op, gedrag wordt geconditioneerd, de koppeling tussen
gebeurtenis en reactie wordt versterkt.
- Competentie gaat niet persé samen met verbaliseren niet precies
uitleggen maar je ziet het wel.
- De kennis schuilt in de handeling.
- Veel gaat onbewust
- Het belang van het referentiekader
- Nieuwe info wordt selectief bekeken
, - Verhaal wat in het referentiekader past wordt opgeslagen als extra bewijs.
- Wanneer het niet past cognitieve dissonantie, dingen bedenken om het
goed te praten ‘vandaag mag het, nu ben ik jarig’
- Het belang van de sociale omgeving
- Uitwisseling van info leidt tot creëren van een norm.
- Die (sociale) norm is belangrijker dan de formele regel. ( ga koffie halen
voor elkaar, betrek gezin bij gedrag)
Belangrijkste elementen:
Bewustzijn? Is beperkt
Sociale omgeving? Heel belangrijk
Referentiekader? Dient als uitgangspunt
Consensus? (overeenstemming?) Veel, meestal niet
meer kritisch. Zo gaat het
nu eenmaal
2. Leren uit eigen beweging
- Bijv. sport, grote problemen, klussen, opvoeden, als je ziek bent,
solliciteren, hobby, religie..
- Als je jezelf actief inzet om verandering in kennis en inzicht, vaardigheden
en houdingen te bewerkstelligen
- Als je van te voren kunt aangeven wat je wilt leren
- Bron ligt vaak in interesse of probleem
- Nieuwsgierigheid of directe toeppassing
- Leidt tot duurzame aanpassing
- Dus niet een incidenteel probleem oplossen
- Er gaat veel tijd overheen
- Het gaat om ‘leerprojecten’: samenhangende activiteiten die
weloverwogen worden ondernomen met het doel iets te leren.
- Mensen zoeken steun bij anderen: ‘community of practice’
- Vaak niet lineair, maar complex en onvoorspelbaar
- Leerproces wordt gestimuleerd doordat anderen:
Enthousiasme overbrengen
Vertrouwen
Belangrijkste geven
elementen:
De lerende door lastige fasen heen helpen
Bewustzijn? Hoog, gericht op probleemoplossing
Sociale omgeving? Accent ligt op het individu
Referentiekader? Actief voortbouwen en uitbouwen
Consensus? Meestal consensus met anderen over
aanpak
3. Transformatief leren
- Bijv. scheiding van ouders, erge ziekte krijgen, ontslagen worden.