De mens voedingsleer periode 1
Week 1 Koolhydraten
Belangrijkste functie: energieleverancier
Hersencellen, rode bloedlichaampjes, niermergcellen, centraal zenuwstelsel, foetaal weefsel
en melkklieren zijn afhankelijk van glucose.
Hersencellen kunnen ook terugvallen op ketonlichamen.
Overige delen van het lichaam kunnen ook aminozuren of vetzuren gebruiken als brandstof.
Koolhydraten zijn opgebouwd uit verschillende moleculen, de kleinste moleculen uit
koolhydraten zijn monosachariden (C6H12O6). Voorbeelden van monosachariden zijn
fructose, glucose en galactose. Suikers zijn de mono- en disachariden.
De koolhydraten familie omvat:
- Monosachariden: enkelvoudige suikers
- Disachariden: suikers samengesteld uit paren monosachariden
- Polysachariden: grote moleculen bestaan uit ketens van monosachariden
De belangrijkste suikers in voeding:
3 zijn monosachariden:
- Glucose
- Fructose
- Galactose
3 zijn disachariden:
- Maltose (glucose + glucose)
- Sucrose (glucose + fructose)
- Lactose (glucose + galactose)
Voorbeeld van condensatie (er ontstaat water): 2 moleculen glucose vormen een enkel
molecuul maltose (een disacharide). Het omgekeerde proces van condensatie heet
hydrolyseren. Hierbij wordt water toegevoegd, denk aan verteringsprocessen.
Disachariden:
, - Maltose-> glucose + glucose (moutsuiker)
- Lactose-> glucose + galactose (melksuiker)
- Sacharose oftewel sucrose-> glucose + fructose (kristalsuiker, biet/rietsuiker)
Bij 3 tot 9 aan elkaar gekoppelde suikermoleculen(monosachariden) spreekt men van
oligosachariden.
Bij 200 tot 2500 gekoppelde suikermoleculen spreekt men van polysachariden. Hier zijn
verschillende vormen van, denk aan: zetmeel en vezels in de voeding, glycogeen in ons
lichaam en cellulose in de voeding.
Zetmeel en vezels zijn allebei afkomstig van planten. Planten slaan glucose op als zetmeel
of vezels. Glycogeen is een dierlijke polysachariden wat opgeslagen zit in de spieren en
lever.
4 varianten voedingsnormen:
Gemiddelde behoefte (GB): niveau van inneming dat bij een normale verdeling van de
behoefte toereikend is voor de helft van de populatie (wat iemand gemiddeld gezoen nodig
heeft)
Aanbevolen hoeveelheid (AH): niveau van inneming dat toereikend is voor vrijwel de gehele
populatie, afgeleid van de gemiddelde behoefte.
Adequate inneming (AI): niveau van inneming dat toereikend is voor vrijwel de gehele
populatie, afgeleid van andere gegevens dan de gemiddelde behoefte
Aanvaardbare bovengrens (AB): bovengrens van inname waarbij geen bijwerkingen te
verwachten zijn.
De algemene dagelijkse hoeveelheid berekenen aan de hand van een normaalverdeling
Als je de gemiddelde behoefte + 2 σ (standaardafwijking) doet, bereken je de algemene
dagelijkse hoeveelheid. Het is de hoeveelheid van een voedingsstof die voldoende is om de
behoefte van vrijwel een hele bevolkingsgroep te dekken. 97,5% van de bevolkingsgroep
krijgt met deze waarde voldoende van de voedingsstof binnen.
Waardes omrekenen
(K)J -> (K)cal is delen door 4,2
(K)cal -> (K)J is keer 4,2
MJ x1000 = KJ x1000 = J
Kcal x1000 = cal
En andersom dus delen door 1000